width and height should be displayed here dynamically

Giuseppe Penone

Historisch gezien behoort Giuseppe Penone (°1945) tot de arte povera, ook al is hij twintig jaar jonger dan Mario Merz, het boegbeeld van deze artistieke ‘beweging’. De retrospectieve tentoonstelling Giuseppe Penone in het Centre Pompidou biedt een mooie gelegenheid om dit oeuvre op zichzelf te benaderen én in een ruimere context te situeren. Daarbij blijkt dat Penone veel dichter staat bij Joseph Beuys en tijdgenoten als Richard Long, dan bij de arte povera. Voor kunstenaars als Penone staat vooral de menselijke handeling centraal. De in de werkelijkheid gerealiseerde ingrepen krijgen in de galerie of het museum een kritische pendant.

Veel kunst van de jaren zestig is verbonden met een urbane context. Naast de populaire cultuur en de consumptiemaatschappij van de pop art en de industriële productiemethodes van de minimale sculptuur, was er voor de natuur nog weinig plaats. Een van de redenen waarom kunstenaars zich op het einde van de jaren zestig opnieuw voor de natuur gaan interesseren, niet alleen als onderwerp maar ook als materiaal en drager van hun artistieke projecten, heeft te maken met hun kritiek op het conventionele galeriesysteem. Hierbij werden ze ook gedreven door een ecologisch bewustzijn en een romantische natuurbeleving. Hun zoektocht naar elementaire ervaringen ging gepaard met een kosmische benadering van de aarde, een herontdekking van archaïsche culturen en een verlangen om opgenomen te worden in een tijdloze wereld, om één te zijn met de natuur. De natuur wordt niet meer afgebeeld maar beleefd. Kunstwerken ontstaan in ver afgelegen gebieden waar natuurlijke processen geobserveerd en gedocumenteerd worden.

Arte povera is de Italiaanse synthese van deze tendens. Deze kunstenaars hebben belangstelling voor natuurlijke processen, en trachten – net als Beuys – het contact met de natuur te herstellen via de energie van natuurlijke materialen. Germano Celant, de bekende criticus en promotor van de arte povera, zag deze ‘arme kunst’ als “het vrijwillig afleggen van de verworvenheden van de cultuur om de oorspronkelijke waarheid te bereiken van het lichaam en zijn gewaarwordingen”. In zijn eerste manifest benadrukt Celant het empirische en niet het speculatieve karakter van het onderzoek. Hij legt de klemtoon op de fysieke aanwezigheid van de objecten en de houding van het subject. De werken van de arte povera zijn gevisualiseerde denkprocessen die vooral een contemplatieve houding oproepen. Ze zijn een vorm van toegepaste conceptkunst.

Het lyrisch natuurgevoel van Penone is echter niet louter contemplatief. Zijn vroegste werken bestaan uit artistieke handelingen die sporen nalaten in de natuur. Jonge bomen worden in hun groei beïnvloed door ze samen te vlechten, om te buigen of ze met een bronzen afgietsel van zijn hand te omklemmen. Deze activiteit, waarbij ruimte en tijd belangrijke parameters zijn, wordt vervolgens fotografisch gedocumenteerd. Voor Rovesciare i propri occhi (“zijn ogen omdraaien”) uit 1970 laat Penone voor zichzelf contactlenzen maken in spiegelglas. Terwijl hij zelf niets meer ziet, weerspiegelt zijn blik de hem omringende werkelijkheid. In de geest van de conceptuele kunst ziet hij observatie en reflectie als een belangrijke taak van de kunstenaar; maar vrij snel ontgroeit Penone deze conceptuele fase om zich te ontwikkelen tot een klassieke beeldhouwer. Zijn eigen lichaam, dat veelvuldig wordt afgebeeld, afgegoten en afgedrukt, en vooral de huid die hij uitvoerig fotografeert, krijgen in zijn werk een bijzondere betekenis.

Vanaf 1969 gaat hij in houten balken op zoek naar ‘de oorspronkelijke boom’. Door als een archeoloog van de natuur de buitenste jaarringen weg te hakken gaat hij terug in de tijd, toen de natuur nog niet ten dienste stond van de cultuur. Zijn Alberi vormen niet alleen de leidraad van zijn artistieke ontwikkeling, ze fungeren ook als een intentieverklaring die op haast rituele wijze hernieuwd wordt. In plaats van iets nieuws te creëren, tracht hij de herinnering aan de oorsprong levendig te houden. De totaliteit van zijn teruggevonden bomen noemt hij een “herhaling van het woud”.

Als zoon van een landbouwer en kleinzoon van een beeldhouwer tracht Penone beide disciplines met elkaar te verzoenen. Landbouwwerktuigen en agrarische producten gebruikt hij als metafoor voor menselijke verlangens en handelingen. De natuur wordt afgedrukt in levensgrote frottages van boomschorsen, bronzen afgietsels van fijne boomblaadjes en kristallen replica’s van takken. Ook de relatie tussen de mens en de natuur laat zich lezen door afdrukken en indrukken. Zo laat hij aardappelen en pompoenen groeien in moules van zijn eigen lichaam, zodat ze de vorm aannemen van zijn ogen, zijn neus, zijn oren en zijn mond. In een berg laurierbladeren laat hij een afdruk van zijn lichaam na.

Penone maakt niet alleen afdrukken van natuurlijke vormen, maar ook van natuurlijke processen. Zo toont de tentoonstelling een indrukwekkend ensemble Soffi: de in aardewerk gestolde adem van de kunstenaar, die eruitziet als een reeks levensgrote vazen waarin de vier elementen, aarde, water, vuur en lucht op een natuurlijke manier zijn samengebracht. Ondanks de totaal verschillende esthetiek is het werk ook een rechtstreekse hommage aan de Fiato d’artista van Manzoni. Het beademen staat zowel voor het ademhalen als voor bezieling, kracht en inspiratie. Bij Penone wordt dit symbool van het leven geassocieerd met funeraire urnen. Leven en dood zijn onherroepelijk met elkaar verbonden. Penone balanceert hier op het randje van de mystiek, maar de grote tactiele kwaliteiten van dit werk, het gevolg van een weloverwogen materiaalkeuze en een ambachtelijke vaardigheid, situeren het ontegensprekelijk aan deze zijde van de realiteit.

Voor de tentoonstelling La Beauté bekleedde Penone enkele jaren geleden in het Palais des Papes in Avignon een volledige zaal met laurierbladeren. Deze indrukwekkende installatie werd hier volledig gereconstrueerd. Visuele, tactiele en olfactorische impulsen dingen er naar onze zintuiglijke overgave. De afwisselend gouden, zilveren en bronskleurige schijn van de laurier zorgt voor verfijnde schakeringen binnen het monochrome palet en transformeert deze organische materie tot veredeld metaal. In tegenstelling tot de andere kunstenaars van de arte povera is het werk van Penone minder sociaal-kritisch of politiek radicaal. Ook hun poging om de kunst via haar tautologisch karakter te herdefiniëren is niet zijn belangrijkste drijfveer. Zoals het een ‘klassieke’ beeldhouwer betaamt is Penone een kunstenaar van de metamorfose.

De retrospectieve tentoonstelling in het Centre Pompidou geeft een mooi overzicht van dit indrukwekkende oeuvre. Helaas worden de werken te veel naast en achter elkaar gezet, zodat de nadruk vooral komt te liggen op de esthetische kwaliteiten, de charmerende aspecten en minder op de eigenlijke bestaansreden van het werk. Bij gebrek aan een gedurfde opstelling, een verrassende invalshoek of een originele lezing, komen de interne spanningen binnen dit oeuvre onvoldoende tot hun recht. Maar men kan zich natuurlijk ook afvragen of dit werk zich leent tot een confronterende opstelling.

 

• De tentoonstelling Giuseppe Penone loopt nog tot 23 augustus in het Centre Pompidou, Place Georges Pompidou, 75004 Parijs (01/44.78.12.33; www.centrepompidou.fr).