width and height should be displayed here dynamically

Hans Hollein. transFORMS

Hans Hollein. transFORMS, Centre Pompidou, Parijs, 2025, foto Bertrand Prevost

Van alle architecten die met de saaie naoorlogse architectuur wensten te breken, is de Oostenrijker Hans Hollein (1934-2014) een vanzelfsprekend en dankbaar voorbeeld. Adorno’s uitspraak uit 1965 dat ‘de architectuur, en elke toegepaste kunst, opnieuw de uitgestoten esthetische reflectie’ vergt, heeft hij als geen ander ter harte genomen. Tegelijkertijd heeft hij het uitgangspunt omgedraaid: het is niet de discipline die moest verbreden, want alles wat de mens doet, kan reeds als vanzelf als architecturale en ‘ruimtelijke’ vormgeving en communicatie beschouwd worden.

Het duidelijkst komt dat naar voren in het manifest ‘Alles Ist Architektur’ uit 1968. ‘De mens schept kunstmatig situaties,’ schreef Hollein. ‘Dit is architectuur.’ Het is een plaagstoot naar een andere definitie van die eerdere Oostenrijkse architect, Adolf Loos, die in 1910 in zijn essay ‘Architektur’ een grafmonument beschreef: ‘Iets in ons zegt: hier ligt iemand begraven. Dat is architectuur.’ Voor Hollein was het te ernstig, en vooral te weinig, te elitair en te specifiek: in een democratische maatschappij moest de architectuur bredere en populaire doelen nastreven. Daarom stipuleerde hij: ‘Fysiek en psychisch herhaalt, transformeert en vergroot de mens zijn fysieke en psychische domein en bepaalt hij zijn ‘buitenwereld’ – in de ruimste zin van het woord. […] Ook die gebieden die niet direct binnen het bouwen vallen zullen een steeds grotere invloed krijgen, terwijl de architectuur en de ‘architecten’ een veel breder terrein zullen gaan bestrijken.’

De weinig avontuurlijke, chronologisch georganiseerde retrospectieve die het Centre Pompidou aan Hollein wijdt, komt bijna veertig jaar na de solo Métaphores et métamorphoses in hetzelfde instituut in 1987. De titel is dan weer ontleend aan een expo uit 1976 in het Cooper Hewitt Museum in New York: MAN transFORMS. Wat opvalt in Parijs is dat Holleins terrein bescheiden is gebleven, ondanks zijn ambitieuze beginselverklaring. Andere teksten die een tijdperk kenmerken heeft hij na ‘Alles Ist Architektur’ niet meer geschreven. Hollein heeft nooit een groot bureau vol medewerkers rond zich verzameld, en zijn gebouwproductie is beperkt. In de jaren zestig verbouwde hij een aantal winkelruimtes in Wenen. Hij heeft drie grote musea gerealiseerd: Museum Abteiberg in Mönchengladbach in 1982, het Museum für Moderne Kunst in Frankfurt in 1991, en het Landesmuseum Nierderösterreich in St. Pölten in 2002. Een ondergronds Guggenheimmuseum in Mönchsberg – een wedstrijd die Hollein in 1989 won van onder anderen Jean Nouvel – werd niet uitgevoerd.

De tentoonstelling in Centre Pompidou heeft dan ook een bescheiden omvang, zeker in vergelijking met de vloeroppervlakte waarover Holleins nog levende generatiegenoot Norman Foster in 2023 kon beschikken (zie De Witte Raaf, nr. 224). Waar die expo, eveneens door Frédéric Migayrou gecureerd, door Foster zelf werd aangestuurd, is Hans Hollein. transFORMS vooral te danken aan de kinderen van de architect, Lilli en Max, respectievelijk directeur van het Museum für angewandte Kunst in Wenen en van The Metropolitan Museum of Art in New York, die een deel van de nalatenschap van hun vader in het Centre Pompidou hebben gedeponeerd. Gebrek aan archiefmateriaal is er dus niet.

In het universum van Hollein is architectuur een bezigheid die de mensheid nog moet ontdekken, en waarvan architecten niet meer dan een paar facetten hebben geëxploreerd. Alle documenten, tekeningen, foto’s, objecten en maquettes tonen vooral dat hij een tentoonstellingsarchitect was, niet zozeer omdat hij veel scenografieën heeft gemaakt, maar wel omdat hij de architectuur onophoudelijk heeft geëxposeerd, als een zelfstandig, volwaardig en niet noodzakelijk zomaar gedienstig onderwerp, maar ook als een ruimtelijke kunstvorm die altijd minstens een beetje exhibitionistisch is.

Het is niet verwonderlijk dat zijn loopbaan zo nauw verknoopt is met de Biënnale van Venetië. Al in 1972, toen architectuur nog niet in het vizier was gekomen van de Biënnale, vertegenwoordigde hij Oostenrijk. Op en rond het nationale paviljoen realiseerde hij meubels en plekken die leven en dood symboliseerden, of gewoon, zoals een doodskist, faciliteerden, alsof hij Loos nog eens wilde corrigeren en tegelijkertijd gelijk geven. Van 1978 tot 1990 mocht hij, zeven edities op een rij, in z’n eentje beslissen welke Oostenrijkse kunstenaar het nationale paviljoen ter beschikking kreeg. In 1980, op de eerste Architectuurbiënnale, tekende hij voor een van de opvallendste van de twintig gevels in de Strada Novissima: tussen twee zuilen van het Arsenale plaatste hij vier andere zuilen, die als het ware de natuurlijke evolutie van de architectuur illustreerden. Ook hier kreeg ‘papa’ Loos weer een plaatsje, want een van die zuilen was zijn ontwerp voor de Chicago Tribune Tower uit 1922. In 1984 restaureerde Hollein het Oostenrijkse paviljoen, dat in 1913 was ontworpen door Josef Hoffmann, de architect van het Palais Stoclet in Brussel. En in 1996 was hij, als eerste niet-Italiaan, curator van de Architectuurbiënnale – een enigszins vergeten editie, waarvan ook op de tentoonstelling in het Centre Pompidou geen spoor terug te vinden is.

Aan het eind van de twintigste eeuw was niet zozeer de architectuur als wel de individuele architect belangrijk geworden, en in de titel van Holleins Biënnale kreeg die meteen visionaire gaven toegedicht: Sensing the Future. The Architect as Seismograph. In een terugblik op die editie, in nummer 88 van OASE in 2012, had Maarten Liefooghe het terecht over ‘retoriek’ en ‘een gebrekkige uitwerking van het tentoonstellingsconcept’, die maakten dat ‘de pertinent ‘aangevoelde’ problematiek van de gepersonaliseerde architectuurcultuur in deze biënnale niet scherp gesteld, maar eerder gemystificeerd werd’. Op de tentoonstelling Hans Hollein. transFORMS in Parijs verschijnt de Oostenrijkse architect niet zozeer als een mythe, maar eerder als een herinnering aan de vele speelse reflecties waar architectuur de bron van kan zijn.

 

Hans Hollein. transFORMS, tot 2 juni, Centre Pompidou, Place Georges-Pompidou, Parijs.