width and height should be displayed here dynamically

Het landschap

Telkens vijf realisaties van vier internationale landschapsarchitecten zijn nu in deSingel te zien. Sébastien Marot breekt in het catalogusartikel “Het landschap als alternatief” een lans voor de herwaardering van landschapsarchitectuur als de geknipte discipline om achterhaalde concepten over de openbare ruimte aan de werkelijkheid te toetsen. Het romantische onderscheid tussen stad en platteland behoort immers tot een ver verleden. De landbouw is zijn specifieke ordenende impact op het platteland kwijt, door nivellerende ruilverkaveling en tal van industriële vestigingen. Ook het beeld van de stad raakte uitgehold. De stad heeft haar vocabularium aan openbare ruimte, zoals lanen, pleinen, parken, straten in moeten ruilen om aan de urgente eisen van mobiliteit tegemoet te kunnen komen. Zowel stad als platteland zijn verworden tot eenvoudige schakels in een overheersend communicatienet. Het is enkel te danken aan luid protest van de culturele economie (toerisme, musea, theaters …) dat de historische steden nog enigszins te onderscheiden zijn in deze algemene uitzaaiing, betoogt Sébastien Marot. Interessant is het nu om te peilen naar de historische knik, het scharnierpunt dat leidde tot deze stand van zaken. Hier wijst de auteur het doorbreken van de 19de-eeuwse stedelijke gordel, de periferie, aan. Hij ontwaart er een derde ‘wereld’, naast de categorieën stad en platteland. De voorstad, die zich ontwikkelde tot een gigantisch laboratorium, waarin allerlei verouderde en dominante logica’s elkaar overwoekeren. Men treft er zowel oude landbouwresten, verlaten spoorwegen en havens aan, als de nieuwe communicatiewegen en commerciële infrastructuur, te midden van klassieke parken, tuinwijken en satellietsteden. Juist dit overwoekerd veld is het werkterrein bij uitstek voor de landschapsarchitect, betoogt Marot. Deze historische discipline bekommerde zich vanouds niet louter om parkaanleg op zich, maar werkt in functie van diverse factoren, als bodemgeschiktheid, het geografisch terrein, de inpassing in de omringende en voorziene omgeving. De hedendaagse landschapsarchitectuur kan als open discipline deze geschiedenis in het overgeleverde landschap opzoeken, lezen en opnieuw reveleren. Van nature uit, zou men haast zeggen, is ze zich bewust van de procesmatige evolutie waaraan een omgeving onderhevig is. Haar werkterrein impliceert een open houding omdat architectuur, stedebouw, biologie, sociologie, economie en cultuur erin samenvallen, besluit Marot.

Overige artikels in deze degelijke tentoonstellingscatalogus omschrijven de historische context waarbinnen de respectieve landschapsarchitecten werkzaam zijn. Dit levert een revelerend beeld op van geschiedenis en praktijk in de U.S.A., Frankrijk, Spanje en Nederland. Vervolgens gaan de architectenbureaus Hargreaves, Desvigne & Dalnoky, Tores Tur & Martinez La Pena en tenslotte West 8 van Adriaan Geuze gedetailleerd in op hun uiteenlopende projecten. Het betreft reconversie en hertekening van stortplaatsen, oeveraanleg, stadspleinen, industriële sites, enzovoort.

In “Landschap zonder plek” analyseert Steven Jacobs de Belgische landschapsontwikkeling met de onvermijdelijk hilarische lintbebouwing als voorlopige eindfase. Hij constateert ook terecht dat uitgerekend het feit dat dit gegeven niet wordt genegeerd of weggegomd in bijvoorbeeld de voorstellen van Koolhaas in Noord-Limburg, Neutelings in Antwerpen, Secchi in Kortrijk en Deroose in Rekkem, juist de kracht van deze projecten uitmaakt. Meteen wordt hier wellicht ook aangegeven waarom er geen Belgische realisaties in de tentoonstelling zijn opgenomen. Ze bestaan wel, maar ontgroeien om diverse redenen zelden de voorstelfase.

 

• Deze opmerkelijke tentoonstelling is nog tot 2 april gratis toegankelijk in deSingel, Desguinlei 25, 2018 Antwerpen (03/248.38.00). In een lezingenreeks komen op 1, 8, 14, 22 en 29 maart, om 20.00 uur, achtereenvolgens Michel Desvigne, Charles Vermeersch over het “Structuurplan voor Vlaanderen”, Adriaan Geuze, Elias Torres Tur en Georges Hargreaves aan het woord.