width and height should be displayed here dynamically

Het ontstaan der dingen

Met deze tentoonstelling vertolkt het vernieuwde Museum Boijmans Van Beuningen een van de cruciale krachtlijnen van haar verzamelbeleid inzake vormgeving. Op de eerste verdieping van de linkervleugel zijn, volgens een rastervormig patroon, maquettes, schetsen, tekeningen, films, computersimulaties en prototypes van drieëndertig verschillende designproducten en -projecten opgesteld, gaande van behang- en stofontwerpen van William Morris tot de Pradawinkels van OMA. Alle informatie in de tentoonstelling heeft betrekking op het ontwerp- en maakproces van de geselecteerde objecten en gebouwen. Zo wordt van Gerrit Rietvelds befaamde zigzagstoel (ca. 1932) niet alleen de gekende uitvoering met vier aan elkaar gevezen houten planken getoond, maar ook een iets oudere variant uit ijzer en fiberglas en een wat jongere versie in gebogen multiplex. Het museum doet hiermee een statement: niet alleen het eindproduct, maar ook de ontstaansgeschiedenis van design is interessant – om die reden worden sinds enkele jaren prototypes van gebruiksvoorwerpen verzameld.

Het getuigt van een heldere en brede visie op het verzamelen van design, temeer omdat Boijmans de vraag naar het ‘ontstaan der dingen’ erg ruim interpreteert. Zij heeft niet enkel betrekking op de constructie van de voorwerpen, maar ook op de specifieke maatschappelijke, economische of politieke context die het mogelijk maakt dat bepaalde objecten met succes ontwikkeld werden of, in andere gevallen, dat ze hebben gefaald. Een voorbeeld van een ‘mislukt’ product is de Scooterette (1958-1964) naar ontwerp van de Nederlandse ontwerper Wim Gilles (wiens archief door het Museum Boijmans Van Beuningen wordt beheerd). Deze opvouwbare bromfiets – geschikt om binnenshuis te stallen – werd aanvankelijk ontwikkeld op initiatief van de ontwerper zelf. In 1960 kocht de firma Simplex-Locomotief het ontwerp aan en werden er werktekeningen en een prototype vervaardigd. De latere financiële moeilijkheden van het bedrijf en een gewijzigde wetgeving inzake bromfietsen verhinderden echter dat de Scooterette in de handel werd genomen.

Terloops maakt dit voorbeeld duidelijk dat niet alle producten op vraag van de bedrijfswereld of van een toekomstige gebruiker zijn ontwikkeld: veel vernieuwende concepten waren het resultaat van een zelfgeformuleerde opdracht. Dat geldt ook voor de gestroomlijnde Dymaxion Car (1933) van Buckminster Fuller, waarvan de tentoonstelling een filmopname laat zien. Ten slotte zijn er ook producten die op vraag van (design)musea zijn ontwikkeld. Sinds enkele decennia worden ontwerpers regelmatig uitgenodigd om, naar aanleiding van een thematische tentoonstelling, een project of installatie te bedenken. Zo ontwierp Aart Roelandt in opdracht van het Museum Boijmans Van Beuningen, dat in 1986 de tentoonstelling Sport en Design organiseerde, de kersrode ligfiets Max (1986). Hella Jongerius bedacht in 2000 op vraag van het MoMA een reeks futuristische informaticatools onder de naam My Soft Office. Eén van de prototypes is een tot de verbeelding sprekend toetsenbord dat tegelijk dienst doet als een bord om uit te eten. Dergelijke ‘museale’ designprojecten zijn prominent aanwezig op deze tentoonstelling, en het Boijmans wil zelf opnieuw een steentje bijdragen. Naar aanleiding van Het ontstaan der dingen werd aan de jonge Nederlandse designer Dick van Hoff gevraagd om een bijdrage te leveren die in relatie staat tot het tentoongestelde materiaal. De ontwerper ontwikkelde een reeks prototypes voor mechanische keukenmachines: een ironische verwijzing naar de jaren zeventig toen elektrische messen en blikopeners de ultieme voorbeelden waren van modern keukencomfort.

Het ontstaan der dingen bevat niet alleen stukken uit de collectie van Boijmans, maar ook heel wat objecten uit vooraanstaande binnen- en buitenlandse verzamelingen – waaronder het Bauhaus Museum in Weimar, het Kunstindustrimuseet in Kopenhagen en het Stedelijk Museum Amsterdam. De bedoeling was dat de bruiklenen in combinatie met de eigen voorwerpen een ‘droomverzameling’ zouden vormen, een verzameling die een totaalbeeld geeft van de historische ontwikkelingen binnen de ontwerpdiscipline. Zonder nadere precisering blijft dit selectiecriterium echter nogal vaag. Het is meermaals onduidelijk waarom sommige voorwerpen al dan niet in de tentoonstelling zijn opgenomen. Waarom is er nagenoeg geen werk van vrouwelijke ontwerpers te zien – zoals Cees Straus zich al afvroeg in Kunstbeeld Cahier? Charlotte Perriand of Eileen Gray kunnen in dit overzicht toch niet ontbreken? Op welke criteria is de selectie van de hedendaagse ontwerpers gebaseerd? En ga zo maar door. Bij een dergelijke toetsing blijft de uitwerking van het tentoonstellingsconcept niet overeind. Het ontstaan der dingen brengt met andere woorden een consistenter verhaal over het verzamelen dan over de historische ontwikkeling van het design.

 

• Het ontstaan der dingen. Van schets tot designikoon loopt nog tot 27 juli in het Museum Boijmans van Beuningen, Museumpark 18-20, 3015 CX Rotterdam (010/441.94.75; www.boijmans.nl).