width and height should be displayed here dynamically

Honoré d’O in Mu.ZEE

In de solotentoonstelling Holy Molecule blikt Honoré δ’O terug op het oeuvre dat hij sinds het midden van de jaren tachtig opbouwde. Hij zoekt daarbij een (recalcitrante) verhouding tot het museum als instituut, maar grijpt meteen ook op een specifieke manier in op de architectuur zelf.

De tentoonstelling wordt op de begane grond, aan de voet van de trappen, al aangekondigd door naar voren gekantelde panelen EPS (geëxpandeerd polystyreen, beter bekend als ‘piepschuim’) die tegen de zijwanden van de trapkokers zijn aangebracht. Door hun positie imiteren ze onmiskenbaar de ingekaderde doeken in oude musea of kerken. Aan de linkse trap voegde δ’O bovenaan een nutteloze extra trede toe, als een nadrukkelijke symbolische drempel. Hier begint de wereld, de sfeer van Holy Molecule.

Honoré δ’O richtte de smalle ruimte tussen de trappen en de achterzijde van het gebouw in als een introductieplek. De (enige) zaaltekst geeft aan dat de tentoonstelling terugblikt op het oeuvre van de kunstenaar sinds hij midden jaren tachtig zijn geboortenaam, Raf Van Ommeslaeghe, aflegde en herboren werd als de kunstenaar Honoré δ’O. Toch is Van Ommeslaeghe nog aanwezig met een tekening van een dorpslandschap. Ook twee doeken van Jean Brusselmans uit de museumcollectie getuigen van de schilderkunstige ‘roots’ van Honoré δ’O.

Een schuin tegen de muur gemonteerde glasscherf, een restant van de beglazing in een schilderijlijst, geeft tegelijk aan dat de kunstenaar dat kader openbrak. Ook het vroege Taliswoman (1984) kan je zien als een – letterlijke – verwijzing naar het openbreken van het tweedimensionale vlak: een stuk karton is beschilderd en in repen gesneden die op zo’n manier opbollen dat een zwangere vrouw wordt gesuggereerd. Dit eigentijdse ‘venusbeeldje’ wordt hier echter ook gecast als een ‘voorloper’ van het oeuvre. Volgens curator Mieke Mels en de kunstenaar kondigt het werkje thema’s aan als de erotiek van de schepping of de plaats van de cultuur in het historische proces van de menswording.

In dezelfde ruimte zijn, naast de zaaltekst, drie van de acht ‘axioma’s’ van de kunstenaar te zien. Het gaat om ‘onbeschilderde canvassen’ [sic] die bestaan uit een basisplaat in EPS waar een of meerdere platen of ‘dozen’ in hetzelfde materiaal tegen gemonteerd zijn. Sommige dozen blijven gesloten, andere zijn open, ‘als om een mogelijke inhoud te visualiseren’. Met deze werken wordt meteen de ‘fundamentele’ betekenis van piepschuim in het werk van Honoré ∂’O geïntroduceerd: een ‘onartistiek’ materiaal dat voor de kunstenaar als ‘antimaterie’ fungeert; een materie die iets immaterieels uitdrukt en dus – net als de twee voornoemde werken – artistieke beperkingen openbreekt. De titel van de tentoonstelling, Holy Molecule, verwijst trouwens naar het bolletje piepschuim dat de elementaire bouwsteen is van EPS. Een vernuftige fotomontage tegenover Taliswoman alludeert daarop. Het is een trompe-l’oeil: op de foto grijpen handen naar vrij rondzwevende bolletjes die voor een deel werkelijk op de foto zijn gelijmd en dus buiten hun bereik vallen – de handen zijn immers in het beeld gevangen. De catalogus brengt deze piepschuimbolletjes in verband met de verdampte bloedcellen van Christus – zo worden ze als de Heilige Graal van dit oeuvre voorgesteld.

Tussen deze inleidende ruimte en de voorgevel van het museum bouwde Honoré δ’O een suite van drie zalen en – ter hoogte van de trappen – twee overgangsruimtes. De zalen zijn door openingen in het midden van de wanden met elkaar en met de restruimtes eromheen verbonden. Elke zaal heeft duidelijk een eigen sfeer en identiteit. De middelste zaal wordt – aan de zijde grenzend aan de introductieruimte – gedomineerd door de originele serie van acht axioma’s. Het is de enige zaal die niet toegankelijk is vanuit de introductieruimte. De axiomaruimte is zo enigszins afgeschermd, als was het een verborgen schatkamer. De linkse, meest overzichtelijke zaal bevat vooral rekjes met richels, de ‘care-kits’. Ze bevatten op alucobondplaat gelijmde, vaak met piepschuimbolletjes bewerkte foto’s. Het zijn ‘beeldarchieven’ die de bezoeker zelf kan manipuleren door er beelden in en uit te schuiven.

De zalen hebben anderzijds wel gemeenschappelijke elementen. Piepschuim is zo’n bindteken, maar ook de mondmaskertjes die alom in slierten of clusters aan de muur hangen. De preoccupatie met het archief herhaalt zich in de grote rollen papier die bedrukt zijn met beelden en eveneens als een archaïsch beeldarchief fungeren. In een van de zijzalen vinden we een ‘opera aperta’, een tekstrol die de bezoeker zelf kan doordraaien en waarin het thema van de primitieve verbeelding aan bod komt, met de Venus van Willendorf als prototype. Het thema van het beeldarchief wordt nog eens benadrukt door de vier beamers in de tentoonstelling die gelijkaardige beelden presenteren als die op de papierrollen.

Tegelijk speelt Honoré ∂’O met de dubbelzinnigheid van ‘werk’ en ‘archief’. Zo bevindt er zich in de restruimtes rond de zalen die hij construeerde nog een overvloed aan stukken die net zo goed in de ‘echte’ zalen hadden kunnen staan. De ‘oeuvreselectie’ lijkt willekeurig, alsof ze zelfs binnen deze retrospectieve zou kunnen wijzigen. De grillige vorm van de tafel die van de middenzaal naar de linkerzaal doorloopt, ‘verstoort’ als kunstwerk het documentaire karakter van de deels ontrolde papieren rol. De beelden die door de vier beamers geprojecteerd worden, kan de bezoeker enkel goed lezen door er een blad kalkpapier op de juiste afstand voor te houden.

Eenzelfde dubbel spel speelt Honoré ∂’O met de museale codes. Bij sommige kunstwerken zijn klassieke naambordjes aangebracht, maar bij de meeste niet. Wel zijn her en der kleine plakkaatjes te zien met allerlei frasen of woorden. Soms lijken het titels (‘Stilleven met masker’), soms kunsthistorische categorieën (‘Local Realism’). Ze gaan van triviale, absurde mededelingen (‘Alles over sluitertijd’) tot conceptuele hints (‘THE CONCEPT: THE ARTIST IS ALSO THE VISITOR’). Aan de bezoeker om ze te verbinden met wat er te zien is. De ene keer hangen ze – net als de titelbordjes – vlakbij het werk. Elders zijn ze op de lege wanddelen tussen de werken aangebracht, alsof het zelf autonome, linguïstisch-conceptuele kunstwerken waren. Soms zijn ze zelfs letterlijk óp de werken gemonteerd. Op die manier speelt Honoré ∂’O een spel met de manier waarop musea en tentoonstellingen – in het bijzonder retrospectieves – kunstwerken rubriceren, categoriseren en in kaart brengen.

Holy Molecule grossiert zo in (beeld)raadsels en paradoxen. De tentoonstelling simuleert overzicht, maar veroorzaakt het omgekeerde. Ze oogt soms helder en systematisch, dan weer dens en rommelig. Ingetogen presentaties worden afgewisseld met een woekering van materiaal, tot in de traphal naar de tweede verdieping toe. Holy Molecule lijkt een ongecensureerde blik te bieden op de hersenspinsels van de kunstenaar, maar die speelt zo vaak kat en muis met de blik van de toeschouwer dat de fascinatie elk moment kan omslaan in hevige irritatie.

 

• Honoré δ’O, Holy Molecule, tot 4 september 2016 in Mu.ZEE, Romestraat 11, 8400 Oostende (059/50.81.18; muzee.be).