I dreamed I was leaving on a trip but I forgot my money. Galerie Thomas Fischer
In Galerie Thomas Fischer in Berlijn opende op 17 februari een tentoonstelling met een kleine selectie werken uit de privécollectie van Kasper König. Het kolossale palmares van König verhoudt zich op gepaste wijze tot de kleine selectie stukken die volgens de curatoren slechts ‘ongeveer een achtste’ van zijn collectie omvat. Andreas Prinzing, curator, criticus en al vele jaren de rechterhand van König, en Thomas Fischer, galerist en curator, selecteerden en installeerden samen de werken.
Al vijf decennia lang geldt Kasper König (°1943, Mettingen) als een van de meest baanbrekende en invloedrijke tentoonstellingsmakers. In 1966 organiseert hij op amper 23-jarige leeftijd een solotentoonstelling met Claes Oldenburg in het Moderna Museet in Stockholm, waar Pontus Hultén hem rekruteert als rechterhand tijdens de ontwikkeling van dit pioniersmuseum voor hedendaagse kunst. In 1972 coördineert König het ‘Maus Museum’ van Oldenburg voor Harald Szeemanns documenta 5 in Kassel. Van 1972 tot 1976 werkt hij – zonder diploma op zak – als docent aan het Nova Scotia College of Art and Design in Halifax, in die jaren het epicentrum van het kunstonderwijs, waar hij ook talloze publicaties verzorgt. In dezelfde periode maakt König solotentoonstellingen met On Kawara (Kunsthalle Bern, 1974) en Donald Judd (Bottrop, 1977). Samen met Klaus Bußman richt hij in 1976 Skulptur Projekte op in Münster, om een jaar later de eerste editie te presenteren met negen kunstenaars, onder wie Carl Andre, Joseph Beuys en Richard Serra. Sindsdien treedt König, al vijf edities lang, elke tien jaar op als curator en directeur van deze legendarische ‘openluchttentoonstelling’ waarvan de edititie van 1987 door sommigen ietwat sarcastisch ‘de échte documenta’ werd genoemd. In respectievelijk 1981 en 1984 organiseert hij de spraakmakende, grootschalige tentoonstellingen Westkunst in Keulen en Von hier aus in Düsseldorf. Intussen gaat König ook aan de slag aan de Kunstacademie in Düsseldorf en de Städelschule in Frankfurt, waar hij in 1987 Portikus opricht. Van 2000 tot 2012 is hij directeur van het Museum Ludwig in Keulen en in 2014 cureert hij Manifesta 10 in de Hermitage in Sint-Petersburg.
In drie opeenvolgende kamers wordt in de Berlijnse galerie een honderdtal stukken in verschillende constellaties gepresenteerd. Zo is er een tekening van Jonathan Borofsky die de tentoonstellingstitel leverde: een verwijzing naar het steeds onderweg zijn, gedreven door een grenzeloze nieuwsgierigheid. Een andere compagnon de route is natuurlijk Claes Oldenburg, van wie een ontwerptekening te zien is van zijn Poolballs voor de eerste editie van Skulptur Projekte in 1977. Opmerkelijk is een kleine schets van Caspar David Friedrich, geïnstalleerd naast een unieke reeks systematische tekeningen waarin Hanne Darboven een brief aan König verwerkte. De tentoonstellingsmaker bewaarde eveneens de schets van Nam June Paik voor zijn video-installatie in Von hier aus, evenals het ontwerp van Donald Judd voor zijn Cube in Bottrop. In een hoek verderop hangt een Exclamation Point van Richard Artschwager, geflankeerd door een eigenaardige installatie van Reinhard Mucha en Jürgen Drescher uit 1981: een lichtgevende bar waarop Martini’s worden geserveerd, terwijl Sinatra weerklinkt.
Van Jef Geys zijn drie kleine schilderijen op paneel te zien, gepositioneerd boven een deur – een toevallige knipoog naar zijn paviljoen in Venetië, want de curatoren waren zich van de gelijkaardige accrochage niet bewust. In de volgende kamer hangen enkele postkaarten uit het Département des Aigles (1968) van Marcel Broodthaers, die overigens een van de enige niet-Duitse kunstenaars was in Von hier aus, en verderop een foto van Francis Alÿs’ legendarische bijdrage aan Manifesta: de gecrashte groene Lada Kopeika aan de voordeur van de Hermitage in Sint-Petersburg. Een werk dat de gepaste ademruimte krijgt, is het wonderlijke Clochard (1978) van Raoul De Keyser. Tijdens de voorbereidingen voor Initiatief ‘86 in de Sint-Pietersabdij in Gent – waar König samen met Bart Cassiman een briljante opstelling maakte van De Keysers werk – heeft hij dit schilderij kunnen aanschaffen, ondanks het feit dat de kunstenaar eerst weigerde zijn favoriete stuk uit zijn atelier te laten vertrekken.
Volgens de korte concepttekst die de tentoonstelling kadert, beschouwt Kasper König zichzelf niet als een collectioneur, hoewel hij af en toe werk kocht – en nog steeds koopt – van jonge of minder bekende kunstenaars. Een groot deel van de privécollectie bestaat bovendien uit stukken die en passant bij hem zijn terechtgekomen, zoals foto’s, postkaarten en ontwerpschetsen met aan hem gerichte notities of wensen. Niettegenstaande König zijn archief van veertig lopende meter – inclusief de correspondentie met kunstenaars – in 2012 overdroeg aan het ZADIK, bleef een groot aantal documenten en tekeningen in zijn bezit. De tentoonstelling heeft dan ook een merkwaardige mengvorm aangenomen bestaande uit zowel kunstwerken als archiefdocumenten die bijna allemaal ingelijst werden, en zonder hiërarchie of onderscheid boven, naast en onder – en bovenal dichtbij – elkaar worden getoond.
Een dergelijke hybride ‘collectie’ vormt een gefragmenteerde en precies daarom hoogst persoonlijke representatie van een ‘verzamelaar’. Dat is in het geval van deze tentoonstelling misschien een vrijblijvende maar om die reden ook pretentieloze benaderingswijze. Men waant zich in de organisch gegroeide Wunderkammer van Kasper König, waarin hebbedingen en souvenirs getuigen van een leven voor en middenin de kunst, van talloze ontmoetingen en projecten. Klinkende namen als Hans-Peter Feldmann, Thomas Schütte, Hannah Höch, Sigmar Polke, Boris Michailhov, Robert Filliou, Otto Freundlich en Stanley Brouwn worden hier op een vrije, associatieve manier met elkaar in dialoog gebracht. Zoals König het formuleerde tijdens zijn openingsspeech: ‘Ik heb me niet bemoeid met de selectie of de ophanging van de werken. Ik zag verrassende, spontane connecties ontstaan tussen de werken onderling.’ Op die manier laat de tentoonstelling verschillende lezingen toe van de individuele werken, maar ook van de collectie, en aldus van de figuur Kasper König.
Naast zijn positie als compromisloos wegbereider voor vele generaties tentoonstellingsmakers blijkt uit deze summiere selectie immers dat König iemand is die steeds op een heel directe en persoonlijke manier communiceert met kunstenaars, met wie hij in vele gevallen ook dicht bevriend is. Hij is nooit een verkondiger geweest van grote theorieën, maar volgde steeds zijn vitale intuïtie, wat hem eerder tot ‘mede-kunstenaar’ maakt dan tot het soort curator waarvoor men tegenwoordig een eenjarige opleiding kan volgen. König is sinds meer dan vijftig jaar fundamenteel geïnteresseerd in het gedachtegoed van de kunstenaars zelf, en hij toont en verzamelt daar de fragmenten van.
• I dreamed I was leaving on a trip but I forgot my money, tot 31 maart bij Galerie Thomas Fischer, Potsdamer Straße 77-87 (Haus H), 10785 Berlijn (030/74.78.03.85; galeriethomasfischer.de).