width and height should be displayed here dynamically

Power and other things

De tentoonstelling Power and other things, die als onderdeel van het in januari afgelopen tweejaarlijkse festival Europalia in BOZAR plaatsvond, behandelde de Indonesische geschiedenis van 1835 tot nu. Curatoren Riksa Afiaty en Charles Esche stelden de tentoonstelling samen met werk van 21 kunstenaars en collectieven. Power and other things is een citaat uit de onafhankelijkheidsverklaring van 1945. Hierin verwees Soekarno, de eerste president van de Republiek Indonesië, naar de ‘andere dingen’ die het kolonialisme heeft teweeggebracht – het centrale vraagstuk van de tentoonstelling.

Aan het begin van de tentoonstelling – het historische deel – presenteerden twee schilderijen eenzelfde historische gebeurtenis vanuit verschillende invalshoeken: de arrestatie van Diponegoro, een Javaanse prins die zich verzette tegen het Nederlands bewind. Waar de Javaanse kunstenaar Raden Saleh in De Gevangenneming (1835) hem als een held afbeeldt, verschijnt hij in De Onderwerping (ca 1835) van de Nederlandse kunstenaar Nicolaas Pieneman als een geïsoleerde misdadiger. De discrepantie tussen verschillende representaties en interpretaties van de geschiedenis liep als een rode draad door de hele tentoonstelling. Verderop werd Zelfportret in het atelier met Javanese gewaden (1880) getoond van de Nederlands-Indonesische kunstenaar Jan Toorop (1858-1928), een kunstenaar die tot de Nederlandse kunstgeschiedenis wordt gerekend, maar wiens werk duidelijk Indonesische invloeden vertoont. Zo werd het portret en profil geschilderd, wat ongewoon is in de westerse schilderkunst. Het historische luik eindigde met schilderijen van de Indonesische kunstenares Emiria Sunassa (1894-1964): ze portretteerde vrouwen en leden van de Papoease bevolking, wat ongebruikelijk was in die tijd. Hoewel het haar verboden werd een academische scholing te volgen, wordt ze vandaag erkend als een belangrijke kunstenaar voor de Indonesische kunstgeschiedenis.

Waar de kunstenaars in het eerste deel van de tentoonstelling wel tussen twee werelden leken te schipperen, benaderden de hedendaagse kunstenaars hun onderwerp op een meer onderzoeksmatige en gedistantieerde wijze. Tot hun onderwerpen behoorden het koloniale verleden (steeds vanuit één bepaald, vaak onderbelicht, perspectief: de architectuur, het landschap, de rol van de vrouw, de raciale machtsrelaties enzovoort), maar ook recentere historische gebeurtenissen, zoals de Japanse bezetting en de Indonesische Onafhankelijkheidsstrijd. Zo thematiseerde de Nederlandse kunstenaar Lidwien van de Ven met haar installatie Fragments [of a desire for revolution] (2017) het vroege verzet van de Indonesiërs tegen het Hollandse koloniale bewind, een geschiedenis die de Nederlanders slecht kennen. Middels historische documenten, foto’s en videomateriaal bracht ze deze geschiedenis in kaart, en reconstrueerde ze de interneringskampen Boven-Digoel dat de Nederlanders oprichtten als antwoord op de revoltes in 1926 en 1927. Een van de vitrines toonde ook een aangrijpend fragment uit het boek Dutch Imperialism Exposed, The Green Hell of Tanah Merah (1946), waarin wordt gesuggereerd dat het kamp als inspiratie dienden voor de naziconcentratiekampen.

Ook The Untold Stories of the Archipelago (2017), een installatie van Indonesisch kunstenaar Timoteus Anggawan Kusno, bracht verhalen uit de koloniale geschiedenis samen. Zo bood de kortfilm Rampok Macan (Tijgergevecht) inzicht in de onderliggende symboliek van het ritueel doden van tijgers – een praktijk die in 1791 ontstond in Yogyakarta. De lokale koning organiseerde een publiek gevecht tussen een tijger en andere dieren of misdadigers. Tijdens het gevecht of bij zijn ontsnappingspoging werd de tijger gedood – de redenering echter was dat de tijger zichzelf doodde door de bestaande orde niet te respecteren. De koning, die hiervoor koloniale ambtenaren uitnodigde, etaleerde hiermee op symbolische wijze zijn macht. 

In een installatie van het Indonesisch collectief Lifepatch stond dan weer het verhaal van de Nederlandse militair Hans Christoffel (1865-1963) centraal, wiens koloniale troepen Sisingamangaraja XII, priester-koning van de Batakbevolking in Sumatra, doodden na langdurig verzet. Uit een installatie van objecten, video-interviews en hologrammen bleek dat Christoffel na zijn huwelijk met de Antwerpse Adolphina van Rijkswijck van visie veranderde, maar het kwaad was toen al geschied. In Sumatra wordt de priester-koning nog steeds geëerd als een verzetsheld, zo bewijzen de hedendaagse teksten van de Sumatranen. Indonesisch onderzoeker Antariksa onderzocht in zijn installatie de korte periode van de Japanse bezetting (1942-1945), die in Indonesië als afgesloten beschouwd wordt. Antariska heropende dit hoofdstuk door de relaties tussen Japan en Indonesische kunstenaars zonder vooringenomenheid te observeren, en legde hiermee de uiteenlopende aspecten van de periode van de Japanse onderdrukking bloot. Zo introduceerde Japan in Indonesië het kunstonderwijs, waardoor ook Indonesische kunstenaars voor het eerst opleiding konden genieten. Een verzameling miniatuurversies van de opmerkelijke schilderijen van de Japanse kunstenaar Tsuguharu Leonard Fujita (1886-1968) met oorlogspropaganda werden eveneens in de installatie opgenomen. 

Hedendaagse ontwikkelingen kwamen minder aan bod in de tentoonstelling, behalve dan in het idee dat de koloniale geschiedenis nog steeds invloed uitoefent op het Indonesië van vandaag. Zo presenteerde de Australische kunstenaar Tom Nicholson een aangrijpende installatie bestaande uit een grote tafel met witte figuurtjes – een reflectie op de huidige samenstelling van de Indonesische bevolking. De figuren zijn geïnspireerd op de diorama’s uit het National History Museum in Javan, gemaakt door de Indonesische kunstenaar Edhi Sunarso (1936-2016) op basis van interviews met Indonesiërs uit de hele archipel. Nicholson paste dezelfde techniek toe, maar baseerde de figuurtjes op video-interviews met de Afghaanse Hazara-vluchtelingen die Australië probeerden te bereiken, maar onderweg strandden in Indonesië.

Dat vrouwen een belangrijke rol speelden in de Indonesische (kunst)geschiedenis bleek al uit het werk van Sunassa, maar werd ook gethematiseerd door de krachtige afsluiter van de tentoonstelling: een werk van Agung Kurniawan dat inzicht bood in de politieke rol van de vrouw in Indonesië. Tijdens de genocide van 1965-66, een anticommunistische zuivering, werden dertien vrouwelijke activisten gevangen gezet, die met elkaar communiceerden middels verborgen boodschappen in de teksten van traditionele liederen. Videoprojecties op witte jassen hangend in een cirkel toonden de zingende vrouwen – een tribunaal in de vorm van een koor, waarin de vrouwen hun getuigenis afleggen.

Power and other things ontvouwde het gelaagde landschap van de geschiedenis van Indonesië, en reflecteerde daarbij op de wijze waarop en vooral door wie (kunst)geschiedenis wordt geschreven en beleefd. Met een focus op de koloniale geschiedenis van Indonesië slaagde de expositie erin een kritisch antwoord te formuleren op de actuele debatten in Europa over de omgang met het koloniale verleden, waarbij de bezoeker ertoe werd aangezet om eenzijdige visies op dit verleden te heroverwegen.

 

Power and other things liep van 18 oktober 2017 tot 21 januari 2018, BOZAR, Ravensteinstraat 23, 1000 Brussel (02/507.82.00; bozar.be).