width and height should be displayed here dynamically

Essays

192

maart-april 2018

'Extreme passie, extreme rationaliteit.' Over Dirk Lauwaert

In het derde nummer over Dirk Lauwaert (1944-2013) combineren we een algemeen-beschouwelijke blik op Lauwaerts leven en kritische praktijk met speciale aandacht voor zijn werk als filmcriticus en zijn oeuvre over beeldende kunst.

Rudi Laermans opent het nummer met een ‘profielschets’ van de intellectueel en criticus Dirk Lauwaert. Je kan hem nog het best als ‘feuilletonist’ omschrijven, aldus Laermans, het type freie Schriftsteller dat voor de cultuurbijlage van kranten en weekbladen werkt. Geen specialist, maar een generalist; iemand die van de essayist verschilt door ‘de combinatie van schranderheid, snedigheid en snelheid’. Laermans gaat op zoek naar inhoudelijke constanten in Lauwaerts denktraject, zoals zijn geloof in een ‘derde cultuur’ tussen lage en hoge cultuur, voor Lauwaert bij uitstek belichaamd door de (klassieke) film. Hij ontwaart ook een toenemend pessimisme in Lauwaerts denken: hij ‘blikt steeds minder zijwaarts of vooruit, en almaar meer achteruit. [Hij] observeert […] almaar meer gebreken, tekortkomingen, verval: voortaan registreert hij vooral een verlies aan mogelijkheden.’

Dirk Pültau neemt Lauwaerts visie op moderne beeldende kunst onder de loep. Op het eerste zicht vertoont die conservatieve trekjes – Lauwaert schrijft bijvoorbeeld sceptisch over de radicale avant-garde – maar om een reactionair criticus te zijn is hij te zeer gebeten door hoe de avant-gardes van de negentiende en vroege twintigste eeuw de ‘verontrustende en ongezellige consequenties trekken uit de moderniteit’. Pültau toont dat Lauwaerts houding ten aanzien van de radicale abstractie wordt ingegeven door een diep aanvoelen van de crisis waar die kunst mee te maken krijgt zodra zij de voorstelling loslaat.

1994 vormt een cruciaal jaar in het leven en werk van Dirk Lauwaert. In juni verzorgt hij in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België een vierdelige lezingcyclus over zijn ‘methode van het subjectieve’ (zie De Witte Raaf nr. 191) en in de winter van dat jaar geeft hij in het kunstencentrum Stuc (Leuven) een vijfdelige masterclass kunstkritiek. Johan Reyniers was erbij, en werkte samen met Bart Meuleman zijn toenmalige notities uit tot een haast existentieel zelfportret van de criticus Lauwaert, een heuse ‘kleine filosofie van de kunstkritiek’.

Gerard-Jan Claes zoomt in op Lauwaert als filmcriticus. Waarom schreef hij over cinema? ‘Om te berichten van ervaringen.’ Claes laat zien hoe dat uitgangspunt samenhangt met de nadruk op het belang van filmische conventies en op het ‘avontuur van de vorm’, de ‘mise-en-scène’ – voor Lauwaert ‘het mooiste woord over film’, en ‘het vertrekpunt van een begeestering, niet in de richting van een interpretatief delirium (‘wat men wou zeggen’), maar van een affectief delirium (‘wat men allemaal kan meevoelen’).’ Dat brengt Claes bij de redenen waarom Lauwaert bij recente films steeds vaker afhaakt. Die kiezen vaak voor ‘communicatieve duidelijkheid’ en zetten daardoor de ervaring buitenspel.

Die ‘ontgoocheling’ verklaart op haar beurt waarom de late (en ’terugkijkende’) Lauwaert zich gaat interesseren voor vroege film. De aanzet situeert zich opnieuw in 1994, wanneer Peter Delpeut, dan adjunct-directeur van het Nederlands Filmmuseum, Lauwaert uitnodigt om te komen ‘schatgraven’ in de collectie van ‘primitieve’ films van het museum. Delpeut kijkt op die episode terug, en op de jarenlange vriendschap die eruit voortkwam. Hij vertrekt van het (bewust) naïeve verlangen om meer over de biografie van Dirk Lauwaert (dat ‘raadsel waarvoor ik grote vriendschap voel’) te weten te komen en constateert dat dat verlangen voortdurend wordt gefrustreerd – ook als hij de vijf ‘autobiografische teksten’ leest die Lauwaert naliet. Die verdwijning van de biografische identiteit blijkt een programma. Delpeut ziet hoe dat ‘verlangen om te verdwijnen’ tot in de poriën van Lauwaerts schrijven doordringt en waagt het om een verband te leggen met het verleden van diens vader. ‘Sporen uitwissen, je niet op je plaats willen voelen, buitenstaander zijn […]. Ze zijn als typeringen net zo gemakkelijk van toepassing op zijn persoonlijke verhouding tot zijn familieverleden als op zijn schrijven.’

Over zijn jarenlange verbondenheid met De Witte Raaf liet Dirk Lauwaert zich ooit ontvallen: ‘Daar is het voor mij opnieuw begonnen.’ Dit nummer presenteert een uiterst beperkte selectie teksten over beeldende kunst van de zeventiende tot de twintigste eeuw, tussen 1983 en 2005 geschreven voor De Nieuwe Gids, Knack en De Financieel-Economische Tijd. Hun weergaloze intensiteit nodigt ons uit om Lauwaerts uitspraak te relativeren.

‘Extreme passie, extreme rationaliteit.’ Over Dirk Lauwaert werd gerealiseerd door Bart Meuleman & Dirk Pültau. Met dank aan Reinhilde Weyns, en Leen Van Dijck en Jan Robert van het Letterenhuis in Antwerpen.