width and height should be displayed here dynamically

Jan Fabre. Insectentekeningen en insectensculpturen 1975-1979

In een doolhof van scheermessen staat een opgezette vogelspin met een hoedje op; in een van zijn harige poten zit een miniatuurvlaggetje met een revolutionaire leus. Even verderop kruipt een soortgenoot door een gang van wit pluche die naar een SM-keldertje leidt, compleet met butt plugs en handboeien in miniatuurformaat. Ondertussen schalt een disconummer door de museumzaal – het soort muziek dat buiten de disco, wanneer niemand erop danst, altijd iets onheilspellends heeft.

 Het zijn taferelen uit het Spinnenkoppentheater (1979), een labyrintachtig en grotesk poppenhuis dat wordt bevolkt door opgezette spinnen ter grootte van een kleine mensenhand. Wie verder om de installatie heen loopt ontdekt onder meer nog een operatiekamer, een spiegelpaleis, een sneeuwhelling, een huiselijke kamer met bloemetjesbehang, een stormbaan en een marmeren hal vol pornografische afbeeldingen in gouden lijsten – en dit alles op spinnenformaat. De mix van decadentie, politiek en harige spinnenpoten maakt het Spinnenkoppentheater even bizar als verontrustend.

De installatie vormt het hoogtepunt van de verrassende tentoonstelling Jan Fabre. Insectentekeningen en insectensculpturen 1975-1979 die momenteel in het Rijksmuseum Twenthe plaatsvindt. Fabre is een van de bekendste Belgische kunstenaars van het moment, maar ondanks (of juist dankzij) zijn succes bij het grote publiek lijken veel ingewijden in de kunstwereld het erover eens dat zijn recente werk als beeldend kunstenaar eentonig, voorspelbaar en veel te gladjes is – zijn naam lijkt soms wel synoniem voor kitsch (‘Dat is wel heel erg Fabreachtig…’).

Deze tentoonstelling biedt echter een fascinerend en zeer geconcentreerd inkijkje in het artistieke proces van een piepjonge, getalenteerde kunstenaar – Fabre was een jaar of 20 toen hij deze werken maakte. Veruit de meeste werken in de tentoonstelling dateren van 1978-1979. (Overigens staat op alle titelkaartjes foutief vermeld dat Fabre in 1954 in plaats van in 1958 is geboren: een verwarrende slordigheid.) De opbouw van de tentoonstelling is sterk. Ten eerste is het heel interessant om zo’n dwarsdoorsnede uit een kunstenaarsoeuvre te zien: hierdoor ontstaat er bijna vanzelfsprekend diepgang, zonder dat er veel tekst en uitleg bij nodig is. Ook de opbouw is prettig: tekeningen, schetsen en notities zijn afgewisseld met nauw verwante installaties en objecten. De schetsen, vaak in balpen, zijn prachtig gepresenteerd. Het zijn rechtstreeks neergepende afspiegelingen van hersenspinsels.

De jonge Fabre is niet een bijzonder begenadigd tekenaar en de werken op papier kunnen nauwelijks op zichzelf staan: ze zijn met name interessant als context voor de objecten en als geheel vormen ze een sterk verhaal. Verschillende fascinaties van de kunstenaar ontvouwen zich voor de ogen van de bezoeker: metamorfosen, het drogeren van insecten, de mythologie rondom scarabeeën. De getekende combinaties van insecten en simpele gebruiksvoorwerpen zijn misschien nog wel het bizarst: een rode mier op springveren, een spin met gootsteenontstoppers aan zijn poten.

 Deze schetsen sluiten aan bij de kleine objecten die in vitrines getoond worden: fusies tussen dode insecten en gebruiksvoorwerpen, samengesmolten tot surrealistische hybride sculptuurtjes. Hoe langer je ernaar kijkt, hoe buitenaardser de kevers met hun glimmende schildjes eruitzien en hoe groter het contrast wordt met de banale voorwerpen waarmee Fabre ze heeft gecombineerd: een schilderskwastje op de snuit van een groot groen insect, een gloeilampje aan een spinnenkop, een telraam van zwarte kevertjes. Het is vervreemdend, maar ook grappig, en opmerkelijk genoeg niet macaber of luguber. De sculpturen zijn eerder een vertederende ode aan de insecten, en in tegenstelling tot Fabres latere werk nog met een ontwapenende klungeligheid in elkaar gezet. Dit is ook een groot verschil met de insectenwerken van bijvoorbeeld Damien Hirst, die de diertjes op een kille manier gebruikt als symbool en materiaal.

Ik hoorde laatst van iemand dat ze een gruwelijke hekel had aan Fabres werk sinds ze als stagiaire bij een museum belast was met de taak om een nieuw verworven sculptuur van Fabre – bestaande uit vele honderden kevers – te controleren op levend ongedierte en levensvatbaar materiaal. Ze was er ruim twee weken mee bezig en kon naderhand geen kever, of Fabre, meer zien. Ik zou haar willen aanraden om de tentoonstelling te bezoeken, en met haar alle mensen die zich al lang geleden een mening over Fabre hebben gevormd naar aanleiding van zijn latere werk. Wie weet kan het weer een beetje goed komen.

 

Jan Fabre. Insectentekeningen en insectensculpturen 1975-1979, tot 31 augustus in Rijksmuseum Twenthe, Lasondersingel 129-131, 7514 BP Enschede (053/435.86.75; www.rijksmuseumtwenthe.nl).