Joan Fontcuberta. What Darwin Missed
Opgestart in 2002 beheert de Alfred Ehrhardt Stiftung de nalatenschap van deze Duitse fotograaf en documentairemaker. Met standplaats Berlijn worden tentoonstellingen georganiseerd die in het verlengde liggen van zijn oeuvre, dat grotendeels de relatie tussen natuur, kunst en wetenschap verkent. Alfred Ehrhardt (1901-1984), een exponent van de nieuwe zakelijkheid, richtte zijn camera onder andere op de getijdenwerking in waddengebieden, duinformaties, gesteenten, kristallen en weekdieren. Van mineralen, mollusken en koralen maakte hij opnamen in natuurhistorische musea.
Het archief van de stichting bewaart een beduidende collectie koraalbeelden op uiteenlopende dragers als glasnegatieven, kleinbeeld- en middenformaatnegatieven, kleurdia’s of zilvergelatine-barietafdrukken. In de aanloop naar de herdenking van de honderdste verjaardag van Charles Darwins studie The Structure and Distribution of Coral Reefs (1842) werkte Ehrhardt vanaf 1938 mee aan een onderzoeks- en publicatieproject van marien bioloog Max Egon Thiel voor het Natuurhistorisch Museum in Hamburg, dat ook een exploratie naar de Cocoseilanden in de Indische Oceaan zou omvatten. Door historische omstandigheden werden die plannen afgebroken.
Op uitnodiging van de Ehrhardt Stichting pakt de Catalaanse fotograaf Joan Fontcuberta (1955) meer dan tachtig jaar later de draad weer op, met de tentoonstelling en publicatie What Darwin Missed. Fontcuberta, die over een periode van ruim veertig jaar een vijftigtal als metadocumentair te beschouwen series realiseerde en die ook bekendheid geniet als essayist en curator, stelt het vermogen van beelden om te getuigen in vraag. Voor hem is fotografie geen venster op de wereld, maar een constructie. De objectiviteit van fotografie is schijnbaar.
Als een vertegenwoordiger (en pionier) van de postfotografie – digitale beeldtechnologieën hebben het statuut van de fotografie fundamenteel veranderd; beelden zijn instabiel – heeft hij een zwak voor conceptuele demarches die de navelstreng tussen beeld en object doorknippen en de grondslagen van de fotografie tegen het licht houden. Op een speels-doordachte manier staat zijn werk in relatie tot de beeldtechnologische ontwikkelingen, de foto- en kunstgeschiedenis en de geschiedenis in het algemeen.
Fontcuberta gaat er prat op de ogenschijnlijke evidentie van beelden om te keren. Zijn interessegebieden gaan van plantkunde, zoölogie, paleontologie, geografie en astronomie tot media, ruimtevaart, religie en historische gebeurtenissen. In Berlijn fabuleert hij niet zonder ironie over onbekende variaties, bijvoorbeeld op grote diepten, binnen de koraalklasse van de neteldieren (Cnidaria) – de loop van de evolutiebiologie is onvoorspelbaar. Dat resulteert in zestig door data voortgebrachte beelden van fictieve aquatische vormen met een hoog make-believe-gehalte, waarvan er veertig werden geselecteerd voor de tentoonstelling.
Die pseudowetenschappelijke verdichtsels historiseert hij met toespelingen op Darwins naturalistische en evolutionaire theorie en door het tonen van een twintigtal koraalfoto’s, de film Korallen. Skulpturen der Meere (1962), en brieven en documenten van Ehrhardt. Een statige houten kast met koraalcuriosa uit het Berlijnse Museum für Naturkunde vervolledigt het geheel.
Vanuit media-archeologisch oogpunt frappeert het hoe Fontcuberta’s visualisatietools samen met de technologie veranderden. Voor Herbarium (1982-84), een hommage aan Karl Blossfeldts Urformen der Kunst (1928), fotografeerde hij specimen van fictieve gedroogde planten, in elkaar geknutseld met anorganisch materiaal gevonden op industriële sites. Fauna (1985-89), toen reeds een proeve van ‘uitzonderingen’ op Darwins evolutietheorie, roept een wereld van hybride dieren op, door middel van een combinatie van bricolage, collage en fotomontage. Met fotogrammen, frottogrammen (van frottage of wrijving) en fotomontages wordt zijn werk in de jaren negentig overwegend cameraloos. Rond de millenniumwende steekt Fontcuberta over naar computergegenereerde beelden. De softwaretechnologie en de rekenkracht van computers waren nog beperkt – opvallend zichtbaar in texturen, lichtverdeling of de weergave van oppervlakken – en in niets te vergelijken met de huidige beeldvormingstechnieken. Die revolutie in beeldgeneratie, van kunstmatig tot potentieel natuurgetrouw, wordt – ongewild – door Fontcuberta’s series weerspiegeld.
What Darwin Missed is een denkbeeldige reeks koraalvondsten die tot stand kwam met behulp van generatieve kunstmatige intelligentie (AI). Het resultaat is zonder meer realistisch, maar niet gespeend van humor. Bewuste wrijvingen met de idealiter als levensecht veronderstelde representaties van die fakes springen in het oog.
Fontcuberta zet de tentoonstellingsbezoeker graag op een verkeerd been. Ongewis is zijn bewering dat hij ‘met de camera in de hand’ naar de Galapagos- en de Cocoseilanden trok. Ook de naamgeving van de nieuwe soorten en hun bijschriften getuigt van veel gein. De Macrodendronephthya darwinii is bijvoorbeeld een koraalgarnaal die als vermeend afrodisiacum honderden jaren lang intensief geoogst werd, bijna tot op het punt van uitsterven, en die nu het voorwerp uit zou maken van herbebossingsprojecten. Voorts neemt Fontcuberta een loopje met de Latijnse binominale nomenclatuur met geslachtsnaam en soortnaam, volgens het nog steeds geldende classificatiesysteem van Linnaeus. De geslachtsnamen krijgen voorvoegsels mee als ‘macro’, ‘micro’, ‘para’ of ‘crypto’, en in de dubbele naam beantwoordt telkens maar een deel aan iets reëels.
Na een eerste oppervlakkige oogopslag kan een meer gedegen tweede blik het verschil zichtbaar maken tussen enerzijds realistisch ogende variëteiten van Cnidaria en anderzijds geperverteerde vormen van wat geveinsd levensecht is. Fontcuberta laat de kijker graag de randen van het medium ondervinden. Met supersaturatie in samenstellingen van blauw en oranje tilt hij in een aantal afdrukken de kleuren met opzet over de top – een knipoog naar abnormale genetische variaties door milieuomstandigheden. In de Testa abyssalis, een hybride van een zachte en harde koraal, zit in de stam – vrijwel onzichtbaar – zelfs een zeer fluïde vrouwelijk naakt verwerkt.
What Darwin Missed past in een rijtje met behulp van AI-technologie gerealiseerde projecten als De rerum natura (2023) of Florilegium (2024). Parallel met de expositie opende elders in Berlijn, in de Kominek Gallery, ook eHerbarium, een nabootsing van Herbarium door middel van kunstmatige intelligentie. Deze output komt oppervlakkiger en conceptueel minder dwingend over dan eerder werk als Googlegrams (2005), een fotomozaïsche, kritische analyse van de processen van zoekmachines, of Prosopagnosia (2019), dat gezichtsherkenningsalgoritmen tegen het licht houdt. Fontcuberta’s Darwinproject daarentegen helpt in tijden van media-overload onze realiteitszin niet vooruit. Het spel met de ambiguïteit tussen echt en onecht is een te herkenbaar, herhaald kunstje geworden. En dat scepticisme vereist is bij beelden (en bij wetenschap als voorlopige waarheid) spreekt voor zich. Dan is zijn essayistisch werk – onlangs nog in de catalogus van Échos van Stephen Dock – momenteel scherper.
Generatieve beelden – representaties die niet langer gecreëerd worden met licht maar met data – vertegenwoordigen een revolutie vergelijkbaar met het ontstaan van de fotografie in de eerste helft van de negentiende eeuw. Het AI-gebruik in Fontcuberta’s door biologische vormen geïnspireerde series demonstreert dat beelden een soort van recycleerbare grondstof zijn geworden. Of zoals Fontcuberta placht te zeggen: beelden hebben ons gevoed en nu beginnen ze ons te verslinden.
• Joan Fontcuberta. What Darwin Missed, tot 22 december, Alfred Ehrhardt Stiftung, Auguststraße 75, Berlijn.