width and height should be displayed here dynamically

Jochen Lempert. Phasmes

Meteen bij het binnenkomen zien we op de linkerwand de volgende beelden: de kop van een schildpad, een wolk, een close-up van een licht geopende mond waarin de twee laterale snijtanden ontbreken, een mot, vier rennende mannen in een park, een hoopje stenen op een zanderige bodem, een op zijn zij liggende tapir, vijf duiven op een speelgoedtreintje, een man rustend op een bank met de zolen van zijn schoenen naar ons gekeerd, dode bladeren door de wind voortgejaagd. Tien beelden, op extreem klein formaat geprint, aaneengeregen tot een associatieve keten. Het zijn analoge zwart-witprints op barietpapier, niet ingelijst maar rechtstreeks op de muur geplakt. De prints zijn wat korrelig, wat ze tegelijkertijd lichtvoetig maar ook wat afstandelijk maakt. Afzonderlijk hebben ze geen titel, er is alleen een naam voor de reeks in zijn geheel: Lyren I. Waar de titel van de reeks precies naar verwijst, blijft evenwel onduidelijk: zinspeelt het op lyriek, verwijst het naar het sterrenbeeld Lier of is het een allusie op de Lyriden, een meteorenstorm die jaarlijks tussen 19 en 24 april plaatsvindt? Moet de serie met andere woorden begrepen worden als een gedicht, een constellatie of een beeldenstorm?  

De reeks presenteert allerlei natuurlijke elementen: zoogdieren, insecten, planten, mineralen, vogels, een wolk, maar ook mensen. Verbanden tussen de beelden lijken niet zo vlug te achterhalen, maar na enige tijd vallen formele gelijkenissen en contrasten op: tussen de mot en de dode bladeren, tussen de liggende tapir en de rustende man. En zo merk je dan plotseling op dat die vier rennende mannen wel een heel particuliere loopstijl hebben (het lijkt wel een kudde gazellen), dat de vijf duiven eigenlijk een onderonsje hebben, dat een van de steentjes de vorm van een neus heeft, dat de pootjes van de tapir wel kleine steentjes lijken, enzovoort. De verschillen tussen mens en dier, tussen dood en leven, tussen oud en jong, tussen snel en traag worden diffuus. Even verderop in de tentoonstellingsruimte zien we op tegenover elkaar staande muren twee beeldreeksen. De eerste is een vierluik met twee vogels in de hoofdrol, de tweede een diptiek met een wandelende man. In het vierluik volgen we een in onze richting zwemmende eend die een v-vormig spoor in het water trekt, terwijl een waterhoen in de buurt rustig ter plaatse blijft trappelen. In het tweeluik heeft de fotograaf telkens afgedrukt op het moment dat een onderbeen van de wandelende man opgeheven is en de zool van zijn schoen zichtbaar wordt. Twee keer een analyse van een simpele beweging. Op zich weinig spectaculaire gebeurtenissen, maar de confrontatie tussen beide maakt duidelijk hoezeer de fotograaf de mens beschouwt als een biologisch wezen waarvan de tred vergelijkbaar is met die van een zwemmend dier.

Het werk van de Duitse bioloog en fotograaf Jochen Lempert (°1958) vertrekt vanuit een fascinatie voor de wijze waarop mens en natuur op elkaar betrokken zijn. Zijn favoriete werkplek is de stad: hij vindt zijn onderwerpen in het park, op straat, in de zoo, maar ook in het laboratorium, het (etnologisch) museum of de eigen studio. Natuur verwijst hier niet simpelweg naar een ruimtelijk afgebakend gebied dat zich wezenlijk zou onderscheiden van de omgeving waarin de mens verblijft, maar is een alles overkoepelende term die de al te eenvoudige scheiding tussen ‘natuur’ en ‘cultuur’ overstijgt. Natuur wordt hier begrepen als een concept waarvan de inhoud niet alleen bepaald wordt door de zogeheten natuurwetenschappen, maar ook door de kunst. Dit laatste maakt Lempert ook duidelijk door tot twee keer toe in de tentoonstelling expliciet te verwijzen naar de schilderkunst, namelijk in twee fotografische reproducties van schilderijen, een van Sandro Botticelli en een van Melchior d’Hondecoeter, een 17e-eeuwse Nederlandse kunstschilder gespecialiseerd in het afbeelden van vogels. In beide gevallen plaatst Lempert naast de reproductie van het geschilderde onderwerp ook een foto van een gelijkaardig of gelijkvormig organisme uit de werkelijkheid: twee foto’s van zeewier naast een fragment uit de Geboorte van Venus van Botticelli, een foto van een zwaan naast het geschilderde groepje watervogels van d’Hondecoeter. Zo plaatst hij zijn eigen natuuropnames in een eerbiedwaardige traditie van kunstbeelden over natuur, en beklemtoont daarmee ook hoezeer ons natuurbegrip wel bemiddeld wordt door beelden.

De keuze voor fotografie, voor de uitbesteding van de visuele captatie van de wereld aan een apparaat, is cruciaal. Fotografie is een beeldproducerend systeem dat gegrond is in enkele wetenschappelijke doorbraken, in de chemie (de ontdekking van een stof die in staat is de veranderingen in lichtgevoelig materiaal te fixeren) en in de optica (de ontwikkeling van krachtige lenzen die het licht kunnen bundelen). Tegelijkertijd levert dit techno-wetenschappelijke systeem ook beelden op met een zekere esthetische waarde. Lempert thematiseert de rol van fotografie in het afbeelden van natuur op twee verschillende manieren. Ten eerste door te verwijzen naar de verschillende functies die het fotografische beeld sinds zijn uitvinding kent: de foto als document, als wetenschappelijk instrument, als archiefbeeld, als reproductie. Maar hij ondermijnt die functies ook door de eigenzinnige manier waarop hij ze inzet: hij archiveert wat onbelangrijk of zelfs ronduit bespottelijk lijkt (zoals in die diptiek van een wandelende man bijvoorbeeld), terwijl hij de codes van de wetenschappelijke fotografie – helderheid, precisie, systematiek – voortdurend met de voeten treedt (zoals in de foto van een zwarte kauw, eenzaam zwevend in de lucht en nauwelijks te herkennen, omdat de fotograaf zich simpelweg te ver van het onderwerp bevindt).

De tweede manier waarop Lempert fotografie thematiseert zien we in zijn fotogrammen. De tentoonstelling toont er vier: een van een streng zeewier, een van Etruskisch zand, een van een schaatsenrijder en een van een bootsmannetje (de twee laatste hangen naast elkaar). Een fotogram is een contactprint, dat wil zeggen een beeld waarbij het onderwerp en het lichtgevoelige papier elkaar hebben aangeraakt – het onderwerp ligt letterlijk op het fotopapier. De fotografische registratie staat hier niet langer in het teken van een afstandelijke beschouwing, maar van een direct, intiem contact. Dat betekent niet dat de gefotografeerde natuur daarom ook leesbaarder wordt, integendeel zelfs. Het nauwe contact leidt juist tot een toenemende abstrahering. En zo worden de fotogrammen een zoveelste poging om met behulp van een specifieke fotografische techniek het verschil tussen kijken en voelen, tussen een wetenschappelijke en een poëtische benadering, voorzichtig af te tasten.

 

• Jochen Lempert. Phasmes, tot 26 mei in Institut de Carton, Jetselaan 41, 1081 Koekelberg (0485/56.52.38; avenudejette.blogspot.be)