width and height should be displayed here dynamically

Unexchangeable

WIELS toont een selectie van 72 werken van de jaren 80 en 90 uit Belgische privéverzamelingen, met als belangrijkste vraag wat de waarde van kunst bepaalt. Historisch gezien wordt deze vraagstelling geplaatst tegen de achtergrond van een sterk toenemende globalisatie. Het vertrekpunt lijkt krachtig: is er een beter prisma denkbaar om te bekijken hoe kunst reageert op haar status als verhandelbaar object dan de collectie van een verzamelaar? In tegenstelling tot werken uit een museale collectie, staan deze werken in een veel directere relatie met de kunstmarkt.

Over tien zalen verspreid biedt de tentoonstelling een ongelofelijk sterke verzameling werken die zelden publiekelijk te zien zijn, en – de hint is na The Absent Museum duidelijk – een (permanente) museale opstelling verdienen. Met o.a. Jeff Wall, Louise Lawler, Haim Steinbach, Jimmie Durham zijn het bijna allemaal canonieke kunstenaars, waarvan sommigen ook in een bredere culturele context in de jaren 80 beeldbepalend zijn geweest (Basquiat, Cindy Sherman, Nan Goldin).

In het begin van de tentoonstelling zijn zes werken van David Hammons te zien. Waar de belangrijkste (witte) onderstroom van postmoderne kunst de tekens uit reclame probeert te neutraliseren of in ieder geval klinisch probeert te onderzoeken (bijvoorbeeld Richard Prince), worden hier symbolen beladen met diepmenselijke betekenis. Het sterkste werk hier is een smerig opgerold matras waar een brommend gesnurk uit te horen is. Het heeft iets onheilspellends: het geluid van een slapende zwerver dat door de hoogtepunten van Belgische collecties heen bromt. Het werk had zeker een betere opstelling verdiend, ofwel subtieler, om recht te doen aan het clandestiene, ofwel grotesker, om het omen te versterken.

Van de recentelijk overleden Jan Vercruysse wordt een werk uit de serie Atopies getoond: een introverte combinatie van een schouw en een wandpaneel, hier in mahonie uitgevoerd. De sculpturale expressie van een klare lijn is zowel abstract, als duidelijk verbonden aan burgerlijke codes. Het commentaar op het warenfetisjisme blijft hier een sterk poëtische kant houden, en compliceert een gangbare (Amerikaanse) lezing van de jaren 80 die een rechte lijn trekt van The Pictures Generation naar kunst die cynisch de vorm van koopwaar aanneemt.

In de beschouwing van kunst als object lijkt de tentoonstelling het meest precieze resultaat te verkrijgen. De nietszeggende uniciteit van de gipsen schilderijen van McCollum, de afstandelijkheid van Haim Steinbach, de gelakte fruitvormen van Jef Geys; deze werken maken de posities van de afzonderlijke kunstenaars helderder. Louise Lawler zet hiervoor de toon, haar foto The Monogram registreert een Jasper Johns als een perfect match boven de sprei van een kingsize bed.

Voor andere werken is het lastiger om naast een historische proximiteit ook een inhoudelijke verbondenheid met de thematiek van Unexchangeable te ontdekken, zoals in het geval van de esoterische kennissystemen van Matt Mullican en Patrick Van Caeckenbergh. Om verder een link te leggen tussen commodification en een lichtbak van Jeff Wall die jongensachtige tegencultuur toont of de tactiele objecten van Franz West, is een gedachtesprong nodig die zowel het onderwerp van de tentoonstelling te buiten gaat als de kracht van de werken reduceert.

Daarentegen is de breed opgezette collectie van honderden in kringloopwinkels verkregen schilderijtjes van Jim Shaw zowel conceptueel als inhoudelijk verbluffend. In de ordening en overvloed van de amateuristische werken komen er enkele sterke typologieën naar boven: geloof, seks, familie, dieren… een verzameling van universele archetypen die samen onderbewuste verlangens representeren.

Vooral met het werk van Shaw, in de enscenering van een verzameling, komt de vraag naar voren hoe dit in een privécollectie wordt getoond. Of wordt het in een kluis opgeborgen? Unexchangeable transponeert niet de subjectieve verzameling van de collectie, maar kiest voor een objectieve, meer museale, wijze van tentoonstellen. Dat leidt soms tot zeer discutabele of vergezochte categorieën. Zo is het onbegrijpelijk dat iemand het in de totstandkoming van deze tentoonstelling heeft toegestaan dat op drie vrouwen na alle vrouwelijke kunstenaars samen in één zaal zijn gevoegd. Hier worden vrouwelijke kunstenaars gereduceerd tot een vrouwelijke blik, tot ‘directe of viscerale lichamelijkheid’.

Ook is thematisch gezien de focus op Magiciens de la Terre in de introducerende tekst vreemd, gezien de tentoonstelling zich niet bezighoudt met de repercussies van de decentraliserende beweging die daarvan uitging. Het simpelweg zij-aan-zij tonen van Chéri Samba en Bodys Isek Kingelez is een mager resultaat van de universalistische impuls van de tentoonstelling in Pompidou en La Villette, bijna dertig jaar geleden. Zeker als deze tentoonstelling zich richt op vragen over ‘waarde’, was dit een moment geweest om dieper te graven in de ‘gelijkwaardigheid’ die zogenaamd van Magiciens de la Terre uit zou gaan. Zoals deelnemend kunstenaar Rasheed Araeen destijds in 1989 in Texte zur Kunst over de tentoonstelling schreef: ‘[to use the denominator of spirituality] is to mystify the production of art and to remove it from the question of power and privileges.’ Als we over waarde willen spreken, laat ons dan echt over waarde spreken.

De tentoonstelling Unexchangeable zou gezien de titel moeten tonen dat kunst de status van handelswaar (van exchange value) kan overstijgen, en kan ‘ontsnappen aan het simpele statuut van statusobject of trofee’. Hoewel vele werken een eenvoudige verhouding tot de vraag van waarde ontlopen, wordt het niet duidelijk hoe kunst in staat zou kunnen zijn meer te worden dan handelswaar. Wellicht ligt het antwoord eerder in de visie van de verzamelaar, in de artistieke daad van het verzamelen zelf, een aspect dat helaas geheel verdwenen is in deze museale opstelling.

 

• Unexchangeable, tot 12 augustus 2018 in WIELS, Van Volxemlaan 354, 1190 Brussel (02/340.00.53; wiels.org).