width and height should be displayed here dynamically

John McCracken

Het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst (SMAK) in Gent belicht een minder gekend aspect van het nochtans uiterst coherente oeuvre van de Amerikaanse kunstenaar John McCracken (°1934, Berkeley, California). De tentoongestelde sculpturen in roestvrij staal, die alle tussen 1985 en 2000 tot stand kwamen, passen evenwel binnen het gedurig zoeken van de kunstenaar naar zuivering en vernieuwing van zijn specifieke stijl. McCracken startte zijn carrière als schilder maar kwam al snel tot een meer driedimensionaal begrip van schilderkunst. De plank, de vorm waarvoor hij het meest bekend is, definieert letterlijk de ‘ruimte’ tussen sculptuur en schilderij, of tussen vloer en wand. Door een eenvoudig gebaar – het kantelen van een monochromatische, rechthoekige plank zodat deze op de grond staat en tegelijk tegen de muur leunt – sluit de kunstenaar aan bij de principes van de minimal art. Het tweedimensionale vlak van het beeld wordt immers verlaten, waardoor de betrokkenheid van de kijker toeneemt en het kunstwerk een nauwere band aangaat met de omringende ruimte. Toch hebben de werken een dubbelzinnig statuut en houden zij het midden tussen schilderijen en sculpturen. Het gaat als het ware om ‘brokken kleur’; om kleuren die objecten worden en in relatie staan tot andere kleuren of objecten in de ruimte. Anders dan kunstenaars als Carl Andre, Donald Judd en Robert Morris (de ‘harde’ minimalisten) is John McCracken minder uit op een intellectuele uitwerking van ideeën rond de beleving van ruimte en tijd. Hij richt zich meer op de verschijningsvorm van de koele, geometrische vormen en voorziet ze van een levendige en kleurrijke afwerkingslaag. Hierdoor kreeg het werk van McCracken (en dat van andere kunstenaars van de Amerikaanse westkust) echter snel het ietwat pejoratieve etiket van Finish Fetish met zich mee, verwijzend naar het gebruik van gladde en fel gekleurde oppervlakken in de auto-industrie en de Californische surfcultuur.

In de loop der jaren heeft McCracken zijn vocabularium uitgebreid met columns, slabs, blocks, basic beautiful forms en neutral forms. Het gaat steeds om elementaire tot meer complexe geometrische volumes, die bedekt worden met een laag glasvezel en een dikke laag polyester, vermengd met lak en pigment. Door de werken te polijsten krijgen ze een uiterst gladde en reflecterende huid, wat maakt dat hun verschijningsvorm zowel fysiek als immaterieel is. De in het SMAK gepresenteerde werken uit roestvrij staal, die machinaal bewerkt en gepolijst zijn, drijven deze paradox op de spits. Door hun gepolijste oppervlak zijn de sculpturen volledig reflecterend, wat hun objectkarakter ondermijnt. Ze absorberen het licht en de kleuren uit de omgeving, weerspiegelen die, maar snijden ook een segment uit de omringende ruimte. Deze optische illusie komt echter het best tot zijn recht op buitenlocaties en minder in de traditionele tentoonstellingsruimte. De complexere, gefacetteerde sculpturen van McCracken, waarbij het optisch spel wordt uitgebreid door schuin afgesneden hoeken, zijn minder overtuigend. De spirituele dimensie die de kunstenaar aan de werken toedicht, lijkt hier de bovenhand te krijgen op de elementaire ruimtelijke ervaring.

De schaal van McCrackens sculpturen is meestal op maat van de menselijke figuur. Zuilvormen als Teton (1989) en Jupiter (2000) communiceren met de toeschouwer, die zijn eigen gestalte volledig in het werk weerkaatst ziet. Deze reflectie nodigt uit tot aanraking van de gladde sculptuurhuid, hoewel de kijker uitdrukkelijk gevraagd wordt dit niet te doen. De perfecte, smetteloze staat van de werken maakt dat het ‘op afstand houden’ een inherent kenmerk wordt van dit werk, zoals Luk Lambrecht opmerkt in de begeleidende tentoonstellingspublicatie. Mede daardoor leunen de werken echter dichter aan bij designkunst dan bij minimal art. Vooral bij kleinere werken in de Alpha-reeks, die – tegen de principes van de minimal art in – op een sokkel gepresenteerd worden, ligt de nadruk te zeer op decoratieve elegantie. De architecturale kwaliteit van het werk maakt hier plaats voor de meer formeel-esthetische uitgangspunten van de beeldhouwkunst die midden de jaren 1980 opkwam, met kunstenaars als Lili Dujourie, Niek Kemps, Jan Vercruysse of Jean-Marc Bustamante. Het werk van McCracken behoeft een grotere schaal en een meer directe relatie met de omringende ruimte om de lichamelijkheid van de toeschouwer te kunnen aanspreken.

Los van de artistieke kwaliteit van het werk van McCracken staat de vraag naar de relevantie ervan, zowel binnen de context van het museum als van de actuele kunst in het algemeen. Luk Lambrecht benadrukt terecht dat het oeuvre van McCracken niet genoeg bekend en te weinig bestudeerd is. Vernieuwde aandacht vanuit de museumwereld kan worden begrepen als een poging om de hele ‘enscenering’ van de minimal art te corrigeren. Toch is het niet aan het SMAK gegeven om die corrigerende rol waar te nemen. Daarvoor is de presentatie te beperkt en ontbreekt de nodige omkadering. De opportuniteit van deze reizende tentoonstelling stelt het museum echter wel in staat om een deel van haar collectie voor het voetlicht te plaatsen. De gelijktijdige collectiepresentatie over Het minimalisme en zijn invloed op de actuele kunst, onderneemt daartoe inderdaad een bescheiden poging. Onder de (al te) ruime noemer van het ‘minimalisme’ worden hier werken bijeengebracht van onder meer Donald Judd, Richard Serra, Dan Flavin, Robert Mangold, Lucio Fontana, maar ook van Niek Kemps en Jan Vercruysse. Die selectie benadrukt echter wel de positie van het werk van McCracken, op het raakvlak van beide generaties kunstenaars: tussen de architecturaal geïnspireerde kunst van de minimal art en de hieruit voortvloeiende, maar meer op design geënte kunst van midden de jaren 1980.

 

• De tentoonstelling van John McCracken en de collectiepresentatie Het minimalisme en zijn invloed op de actuele kunst lopen tot 9 januari in het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst, Citadelpark, 9000 Gent (09/221.17.03; www.smak.be).