width and height should be displayed here dynamically

Raoul De Keyser

De reizende overzichtstentoonstelling van Raoul De Keyser in De Pont in Tilburg oogt, met de collectiepresentatie eromheen, een beetje als een tentoonstelling binnen een tentoonstelling. Niet helemaal, want De Keyser was niet op isolatie uit. Hij verdeelde zijn schilderijen over de binnen- en de buitenwanden van het cluster zalen in de grote hal, die met zijn immense industriële dakconstructie niet direct een intimistische locatie vormt. Het oeuvre van De Keyser neemt het hier op tegen ‘klassiek’ twintigste-eeuws geweld, zoals de grootschalige werken van Richard Long, Lothar Baumgarten en Thomas Schütte uit de collectie.

Zevende Linnen Doos staat opgesteld aan de ingang van het zalenparcours. Het is een object-schilderij, een doosvolume omkleed met genaaid en beschilderd linnen dat vrij in de ruimte staat. De groene fond en witte boord alluderen op doelpalen en markeringen op een voetbalveld. Schuin neergezet, buiten het ‘eigenlijke’ tentoonstellingsparcours, meet deze vorm zich met drie opzichtige land-artsculpturen van Richard Long: een lading keien, een lading steenkool en een muur vol modder. Als een ironische grenswachter – de opvallende stiknaden aan de zijkant doen het ‘beeld’ van het voetbaldoel effectvol te niet – geeft het werk het startschot voor wat volgt.

Het oeuvre van De Keyser strekt zich uit van de late jaren zestig tot nu. Het lijkt erop dat de schilder, door zaal na zaal werken uit verschillende periodes met elkaar te combineren, de ‘ontwikkeling’ van dat oeuvre doorheen die jaren ter discussie stelt. In elk van de zalen staat, op de een of andere manier, een ander ‘thema’ centraal. Tegelijk speelt De Keyser voortdurend met de notie van de ‘terugkeer’. Het is opvallend hoeveel titels verwijzen naar het verlopen van tijd, naar het herhalen en terugkeren in de tijd. Een serie van drie schilderijen draagt de titels Proloog, Presto en Precedent; met Retour en Come on, play it again lijkt De Keyser zijn oeuvre zelfs iedere vorm van ‘ontwikkeling’ te ontzeggen. Hij overschildert zijn werken vaak, en komt soms na jaren terug op eenzelfde problematiek. Zo ‘situeert’ hij zijn schilderijen in een tijd die uitdrukkelijk als ‘hun’ tijd wordt bestempeld: een tijd die cyclisch verloopt en die de schilder aan het einde van de ene etappe onvermijdelijk terugvoert naar het begin van een andere etappe – of die hem van het ene (terug) naar het andere schilderij leidt. Een werk blijkt steeds een variant op een vorig werk te zijn.

Maar titels zijn ambigu en De Keyser gebruikt ze eerder om een samenhang te suggereren dan om die aan te tonen. Het tentoonstellingsparcours geeft aan hoe het oeuvre verschuift naarmate het zich ontwikkelt. Aanvankelijk zijn vlakken dicht tegen elkaar aan geschilderd. Slice uit 1969 betrekt de zijkanten van het doek mee in het geschilderde patroon en leunt als een plank – of een hoge dunnen ‘doos’ – tegen de muur. Het werk hoort bij een reeks die in de eerste zaal wordt getoond, en die draait om de ambiguïteit van het schilderij dat tegelijk ‘beeld’ is en ‘ding’. De series Zeven voor Jeanne en Zeilen Heuvels, die er chronologisch onmiddellijk op volgen, laten meer ruimte tussen de vlakken, maar ook dat draagt bij tot de ambiguïteit van het beeld: randen en hoeken worden een ‘motief’.

Vervolgens heeft De Keyser het spel met randen en hoeken naar het centrum van het schilderij verschoven. Soms is er een lyrisch aspect, wanneer hij uitgaat van meer ‘natuurgebonden’ gegevens als een boom achter een venster (Zacht apeverdriet) of een kano op het water (Tornado), vaak overheerst een geometrisch motief (parallelle lijnen in de Hellepoort-serie en in een andere Tornado). Steeds maken strepen, scheidingslijnen en markeringen het ‘beeld’ uit. Toch lijkt de aandacht van De Keyser vooral uit te gaan naar wat zich naast of rond het motief beweegt: naar de onzuiverheid van een contrast, naar contrasten waar hij zolang mee te maken krijgt tot het schilderij erin ‘ademt’, tot het natrilt in de lucht.

De werken uit de reeks waartoe onder meer Kamer en Obstakel behoren, zetten ruimte en perspectief op een gelijkaardige manier ‘in beweging’. We krijgen te maken met een vlak dat naar de diepte leidt, met een schot dat de ruimte breekt of dat als een deur in het beeldvlak opengaat. Tegelijk schildert De Keyser die indruk van diepte weer dicht, door de achtergrond naar de voorgrond te ‘borstelen’.

Tegen elke evidentie stelt hij de schijn – of het bedrog – van het tegendeel. In elk ‘systeem’ brengt hij afwijkingen, overal treden accidenten, imperfecties, valse noten op. Dat trekt hij tot in de accrochage door: aan de achterzijde van een wand van de zaal met Kamer en Obstakel exploreren Dalton, Lok en Closerie IV de ‘dichtheid’ van het beeldvlak via het motief van het raster. Vervolgens wordt die dichtheid transparant (Klaarte) en maakt het raster plaats voor een losser patroon van vlekken of klodders verf uit de tube tegen een lichte, atmosferische achtergrond (Blue de Ciel, Bern-Berlin-hangend, Untitled (Suggestion)). De meest recente schilderijen in de tentoonstelling (Retour; Come on, play it again) zijn gegroepeerd in de laatste zaal en vertonen hangende, zwevende motiefjes.

Er is altijd iets ‘onafs’ in de manier van werken van De Keyser, hij kan op elke ‘stelling’ of motief terugkeren, er weer omheen of overheen schilderen. Als hij zijn voordeel haalt te midden van de heterogene collectie van De Pont – met verderop nog een zaal Gerhard Richter in de aanbieding – heeft de veelzijdigheid van zijn oeuvre daar veel mee te maken. Het was al matuur van in het begin.

 

• Raoul De Keyser was te zien in Whitechapel Gallery (Londen) en Musée de Rochechouart, en loopt nog tot 9 januari in Stichting De Pont, Wilhelminapark 1, 5041 EA Tilburg (013/543.83.00; www.depont.nl). De tentoonstelling reist daarna naar Museu de Arte Contemporanea de Serralves (Porto) en naar Kunstmuseum Sankt Gallen.