width and height should be displayed here dynamically

Katja Mater. No Longer Not Yet

Katja Mater, Their Own Sweet Time, 2025, FOMU, Antwerpen, Courtesy LambdaLambdaLambdaLambda

‘Ik moet mij dus aan deze wet gewonnen geven: dat ik de Fotografie niet uit kan diepen, er niet in door kan dringen. Ik kan er alleen mijn blik overheen laten gaan, als over een egaal oppervlak. De Fotografie is vlak, in alle betekenissen van het woord, en ik heb mij daarbij neer te leggen.’ Het zijn de woorden van Roland Barthes in La Chambre claire uit 1980, vertaald door Maartje Luccioni. Barthes stelde vast dat foto’s geen teksten zijn: ze zijn niet of nauwelijks dubbelzinnig, ze laten zich niet op oneindig veel manieren interpreteren, want ze hebben ‘gewoon’ iets vastgelegd dat ooit bestaan heeft.

Als weerstand tegen die zogezegde vlakheid van de fotografie, of als een reeks pogingen om foto’s ondanks alles uit te diepen en erin door te dringen: zo vallen de meer dan vijftig ‘ingrepen’ van Katja Mater (1979) in het Fotomuseum in Antwerpen te omschrijven. Ze maakte een keuze uit de museumcollectie, maar ze presenteert haar selectie telkens op een andere manier. Mater legt zich niet neer bij de veronderstelde vanzelfsprekendheid van foto’s, maar slaagt erin de beelden te exposeren, er een ander licht op te werpen, ze schuins te bekijken. Als foto’s een manier zijn om een stukje van de wereld tweedimensionaal vast te leggen om ernaar te kijken, dan biedt Mater als het ware verschillende manieren aan om naar die foto’s zelf te kijken. Ze zet deze beelden, gemaakt ergens in de voorbije twee eeuwen, in een ander en vaak ook nieuw kader, figuurlijk, maar soms ook letterlijk. Het resultaat is op een kalme en onnadrukkelijke manier indrukwekkend en inventief.

Het eerste werk is getiteld Their Own Sweet Time (2025). Het is een installatie met twee 16mm-films, uit twee tegenovergestelde richtingen op hetzelfde doorschijnende scherm geprojecteerd. De ene projectie toont oude kleurenfoto’s, gemaakt tijdens een verkleedpartijtje in een welig bloeiende tuin aan het begin van de twintigste eeuw; de tweede projectie komt van Mater zelf en toont een paar gehandschoende handen die de foto’s boven- en onderaan vast lijken te houden. De foto’s zijn autochromen, die je enkel kan bekijken door er licht door te laten schijnen. Die belichting is schadelijk: te lang naar deze beelden kijken maakt ze kapot. Daarom worden er in het Fotomuseum meestal replica’s getoond, en daarom zijn de autochromen in deze installatie in een filmprojectie omgezet. Mater maakt die museale en conserverende zorgzaamheid zichtbaar, maar ze toont tevens de manipulatie van het beeld, dat uiteraard ook een ‘behandeling’ van de werkelijkheid is. De vraag is bovendien waarom deze foto’s met handschoenen moeten worden gehanteerd. Om ze niet te beschadigen, uiteraard, maar waarom is het voortbestaan van deze autochromen zo belangrijk? Wat ze afbeelden lijkt heel alledaags. De titel van het werk, Their Own Sweet Time, verwijst naar de werkelijkheid van weleer die door de beelden wordt gedocumenteerd, maar ook naar de lange belichtingstijd die de autochroomtechniek vereiste: het duurde vast een tijdje vooraleer deze mensen samen met de tuin waarin ze poseren op de gevoelige plaat werden vastgelegd. Dat heeft ook te maken met de betekenis van de uitdrukking to do something in your own sweet time: iets doen in je eigen tempo, zonder je te haasten, zonder te veel rekening te moeten houden met wat anderen willen of nodig hebben. Het gaat, met andere woorden, om privileges, en de installatie toont dat fotografie lange tijd een luxe was – iets wat enkel mensen met veel geld en veel vrije tijd zich konden veroorloven. Die luxe is door de democratisering van het medium verdwenen. Wie nog met veel aandacht en met buitenissig veel tijd naar foto’s wil kijken, moet zich naar het museum begeven. Zo blijkt inderdaad al bij aanvang van de expo dat Mater erin slaagt subtiel aan te tonen hoe veelgelaagd fotografie kan worden. Naarmate de tentoonstelling vordert, wordt de veelzijdigheid van het medium alleen maar groter.

In sommige gevallen is de bewerking nochtans heel licht en – voor wie niet goed oplet – achteloos. Een reeks gelijkaardige publiciteitsfoto’s van een horloge van het merk Cordia, gemaakt door de Antwerpse beroepsfotograaf Georges Filleul, wordt naast elkaar gezet. Het horloge stond tijdens het fotograferen niet stil, waardoor het verstrijken van de tijd zichtbaar wordt, terwijl de uniciteit van het fotografische beeld wordt benadrukt: zelfs al tonen twee foto’s hetzelfde, ze zijn op een ander tijdstip gemaakt, en dus verschillend. Mater selecteerde nog meer foto’s die allesbehalve historisch te noemen zijn: wat ze uit de collectie naar boven haalt toont, fenomenologisch, de werking van de Tijd, eerder dan die van de Geschiedenis. Weinig oorlogen of koningen dus, maar veel banale gebeurtenissen, huiskamerscènes, totaal vergeten individuen, in sommige gevallen – het geldt blijkbaar voor 14.716 stukken in de collectie – anoniem, zonder dat de maker gekend is en zonder dat is overgeleverd wie of wat er gefotografeerd werd. Meer nog: het is net die al te menselijke en meestal vergeefse poging om aan de vergetelheid te ontsnappen waarvoor de fotografie lijkt te bestaan. Mater diepte ook drie twintigste-eeuwse fotoalbums uit de collectie op, die ze bewust in gesloten vorm presenteert. Het vergt weinig aanleg tot voyeurisme om een beschrijving te lezen als ‘Album van een man en een feestje in een villa of hotel met binnenzwembad (1980)’, en vervolgens gefrustreerd te raken als dat boek gesloten blijft. Maar het toont ook de spanning tussen publiek en privaat die de fotografie kenmerkt: heel veel foto’s waren, zeker vanaf de jaren zestig, voor eigen gebruik bestemd.

Of dat nog steeds zo is – nu digitale beeldbestanden in clouds rondzweven, achter paswoorden, maar toegankelijk voor allerlei multinationals – is een andere vraag, die op No Longer Not Yet niet wordt aangesneden. Digitale beelden zijn nagenoeg volledig afwezig op de tentoonstelling, net als computer- of televisieschermen. Het is alsof deze collectietentoonstelling een materiële voorgeschiedenis presenteert van het digitale tijdperk, waarin technologie meer dan ooit in de wereldgeschiedenis de cultuur bepaalt en tegelijkertijd meer dan ooit zelf onzichtbaar blijft. Het is een van de vele redenen waarom het Fotomuseum deze tijdelijke collectiepresentatie eeuwig mag laten voortduren.

 

Katja Mater. No Longer Not Yet, tot 22 februari, FOMU, Waalsekaai 47, Antwerpen.