width and height should be displayed here dynamically

The Geopolitics of Infrastructure. Contemporary Perspectives

The Geopolitics of Infrastructure. Contemporary Perspectives, M HKA, Antwerpen, 2025, foto We Document Art

In Gaza liggen waterleidingen open. De stroom valt uit. Ziekenhuizen draaien zonder brandstof. Wegen zijn puin geworden. Hulpkonvooien wachten bij gesloten grenzen. Deze beelden maken pijnlijk duidelijk wat ook The Geopolitics of Infrastructure. Contemporary Perspectives in M HKA laat zien: infrastructuur is geen neutraal netwerk van leidingen en kabels. Het is een instrument van macht, controle en uitsluiting.

Curator Nav Haq brengt dertien kunstenaars samen uit verschillende continenten. Ze bekijken infrastructuur vanuit verschillende hoeken: energienetwerken, communicatie, koloniale transportsystemen, crypto-financiële systemen. Hun werk is recent en raakt direct aan de crises die ons dagelijks leven doordringen. Soms zijn ze scherp analytisch, vaak pragmatisch en ludiek. Maar altijd onderzoeken ze hoe infrastructuur tegelijk systemen reproduceert en mogelijkheden opent om die te ontmantelen. De scenografie van Studio PARA versterkt dit gevoel: klinisch witte zalen, lange zichtlijnen, minimale belichting. De ruimte presenteert de werken als casestudy’s. Alsof het museum een laboratorium van de toekomst is. Terwijl bezoekers zich voortbewegen, kijken ze als het ware terug vanuit een later moment, naar de ruïnes van de geopolitieke orde waarin wij vandaag leven.

De tentoonstelling opent met Dayra (2025) van het Palestijnse collectief The Question of Funding. Het is een emblematisch werk dat niet alleen een probleem blootlegt, maar ook een alternatief schetst. Op een tv-scherm legt een rustige stem, begeleid door kleurrijke, ludieke infografieken, een nieuw financieringsmodel uit. Drie korte video’s, verspreid over de zalen, ontvouwen stap voor stap hoe het cryptogeld Dayra kan functioneren als alternatief voor westerse fondsen die afhankelijkheidsrelaties in stand houden. Net zoals Hans Haacke in de jaren zeventig de logica van vastgoedkapitaal visualiseerde, legt Dayra de mechanismen van financiële afhankelijkheid bloot, met een oplossingsgerichte helderheid die tegelijk pragmatisch en visionair aandoet.

Heel anders, maar niet minder emblematisch, zijn de bricolages van Jean Katambayi Mukendi uit Congo. Uit bedrading, karton en gerecycleerde onderdelen construeert hij machines die eruitzien als futuristische uitvindingen. Ze weigeren echter te functioneren. Hun kleurige, Mad Max-achtige vorm roept tegelijk speelse vindingrijkheid en dreigende onmacht op. Als bricolages belichamen ze de logica van overleven met beperkte middelen: improvisatie als strategie, tegelijk fragiel en inventief. In metaforische zin verwijzen ze naar de chaos van publieke diensten en de koloniale paradox waarin grondstoffenrijkdom samengaat met structurele armoede. Hun inertie is onmiskenbaar: de apparaten staan stil, alsof elke belofte onderweg stokt. Het is die gelaagdheid die ze krachtig maakt, zowel als een kritiek op de erfenis van koloniale infrastructuur als een ode aan de Congolese inventiviteit die juist uit falen ontstaat.

Waar Mukendi en The Question of Funding vertrekken vanuit acute crisissituaties, richt Winnie Claessens zich op de meer verhulde machtsstructuren van Europese netwerken, die in haar installaties een onverwacht gevoelsleven krijgen. The Great Ballet in Orbit (2021) laat hoogspanningslijnen dansen als in een strakke choreografie. The Cosmic Dance(2024) en Future Archeology Ballet (2024) bevolken de ruimte met satellieten die blijven rondcirkelen, maar nergens aansluiting vinden. Murakami’s melancholieke roman Spoetnikliefde vormt een sleutel: infrastructuur verschijnt niet langer als hard en ondoordringbaar, maar als teder en wankel. Netwerken worden zichtbaar als krachten die ons voortdurend beïnvloeden (denk aan Bruno Latour) terwijl Claessens laat zien hoe technologie ook emoties mobiliseert (denk aan Hito Steyerl).

Een vergelijkbaar gevoelsmatig register duikt op in de animatiefilm van Köken Ergun en Fetra Danu, China, Beijing, I Love You! (2022). Hierin krijgen nikkel en kobalt een eigen stem. Twee grondstoffen maken een reis van Congo naar China en Indonesië, en eisen onderweg dat ze teruggebracht worden naar de aarde. Bij Assem A. Hendawi’s film Everything Under Heaven (2022) overheerst daarentegen de forensische precisie van dystopische 3D-visualisaties, die het stedenbouwkundige beleid van Caïro ontleden. Maar ook hier klinkt een tegenstem: de woestijn die weigert zich te onderwerpen, als metafoor voor een bevolking die men vergeefs probeert te onderdrukken. Wat zich zo ontvouwt, toont hoe menselijke en niet-menselijke actoren onlosmakelijk verstrengeld raken. Niet om emoties als zodanig te tonen, maar om zichtbaar te maken hoe ook zij worden gestuurd en gecontroleerd als immateriële infrastructuur. En tegelijk om de bezoeker te raken, zodat kijken niet langer vanzelfsprekend is, maar kritischer, alerter, minder naïef.

Naast de materiële en gevoelsmatige dimensies maakt de tentoonstelling vooral de politieke inzet van infrastructuur zichtbaar. De heropvoering van Sukarno’s Games of the New Emerging Forces (GANEFO) door Mirwan Andan en Iswanto Hartono is doordrongen van die ambivalente status. Archiefbeelden van atleten en strijdliederen die destijds een nieuwe wereldorde bezwoeren, roepen vandaag de melancholie van een mislukte toekomst op. Het anti-imperialistische sportevenement, opgezet als tegenhanger van de Olympische Spelen in de jaren zestig, balanceerde al van bij de start tussen visionair experiment en propagandamachine.

Een gelijkaardige dubbelrol duikt op in schaalmodellen van Jonas Staal voor de New World Summit. Zijn alternatieve parlementen voor staatloze groeperingen ogen overtuigend en tastbaar, maar hun overtuigingskracht is zowel retorisch als architecturaal. De miniaturen gedragen zich als symbolen van collectieve emancipatie, maar evenzeer als (anti)propagandamachines. Het resultaat is een historisch en futuristisch panorama dat visionair oogt, maar ook bevraagt wat er gebeurt wanneer infrastructuur zich ‘alsof’ aandient – als een vorm die overtuigt door architectuur en esthetiek, maar waarin de belofte van actie uitgesteld wordt? Het is een politieke verbeelding die even aanlokkelijk als ongrijpbaar blijft.

Gaan we niet te achteloos om met de systemen die ons bestaan dragen? Geopolitics of Infrastructure. Contemporary Perspectives laat die vraag rondzinderen. De expo kan geplaatst worden in een bredere golf van artistiek onderzoek waarin infrastructuur niet langer als neutraal wordt gezien. Ook het werk van de Nederlandse kunstenaar Femke Herregraven, recent genomineerd voor de Prix de Rome, maakt daar deel van uit, net als het populair geworden onderzoek van Forensic Architecture. Waar veel van die praktijken mikken op bewijs en ontmaskering, kiest deze tentoonstelling voor een gevoelsmatig, soms speels register. In een tijd waarin de toegang tot infrastructuur wereldwijd als wapen wordt ingezet, biedt de expositie kritische instrumenten om de vaak verborgen machtsdynamieken zichtbaar te maken.

 

The Geopolitics of Infrastructure. Contemporary Perspectives, tot 21 september, M HKA, Leuvenstraat 32, Antwerpen.