width and height should be displayed here dynamically

Kisho Kurokawa

Eind 1991 werd Amsterdam opgeschrikt door een royaal cadeau. De directeur van de Japanse Yasuda Fire & Marine Insurance Company, eigenaar van een van de Zonnebloemen van Vincent van Gogh, schonk het Van Gogh Museum uit waardering voor de geliefde kunstenaar 37,5 miljoen gulden ten behoeve van een museumuitbreiding. Het gebouw van Rietveld, Van Dillen en Van Tricht uit 1973 was te krap bemeten om de almaar groeiende bezoekersaantallen te verwerken. Bovendien miste het museum een vaste ruimte voor tentoonstellingen waarmee Van Goghs werk in de bredere context van de 19de eeuw kon worden geëxposeerd. De directeur van de verzekeringsmaatschappij vroeg zijn favoriete architect, Kisho Kurokawa (Nagoya, 1934) om een ontwerp. Dit viel tevens in de smaak bij de toenmalige museumdirecteur Ronald de Leeuw, en de zaak was rond. Nog geen tien jaar later beschikt het Van Gogh over een gloednieuwe, en naar Nederlandse maatstaven ongehoord luxueuze vleugel.

Ter gelegenheid van de opening, 24 juni jongstleden, is een van de tentoonstellingen in de nieuwbouw gewijd aan het werk van Kurokawa. Dat overzicht beslaat maar liefst veertig jaar, want reeds in 1959 trok Kurokawa de aandacht met de oprichting van de Metabolistische Beweging. Sterk verwant aan de megastructuren van Archigram en Constant, werden architectuur en stedenbouw in het Metabolisme als dynamische, organische processen opgevat, zich daarmee afzettend tegen Le Corbusiers machineparadigma. Kurokawa is een van de weinige architecten in de jaren ’60 die zijn radicale ideeën kon uitvoeren. Hij werd bekend met de capsuletoren (Tokyo, 1971), een kern waar wooncellen voor vrijgezellen konden worden ‘ingeplugd’.

In 1976 sloot hij zijn metabolistische periode af met de bouw van de Sony Tower in Osaka. De bijbehorende ruimtevaartinterieurs, overladen met technische snufjes – gemak dient de organische mens – zijn zo gedateerd dat ze zich inmiddels weer lenen voor recycling in de huidige jaren ’70-trend. Capsuletorens en megastructuren, zo leerde de praktijk, waren allesbehalve flexibel en dynamisch.

Inmiddels heeft Kurokawa het metabolistische gedachtengoed vertaald in een voor de architectuur beter toepasbaar organicistisch en barok vormenrepertoire. De golvende daken van Kuala Lumpur International Airport (1992-94) roepen herinneringen op aan die van Eero Saarinens vleugelvormige TWA-terminal in New York, en het nog te voltooien Toyoto City Stadion in Aichi is een hoogtechnologische ode aan de zwierigste barok. De strenge geometrie van de kegels en halve bollen van het eveneens in aanbouw zijnde Oita hoofdstadion in Japan lijken hiermee volledig in tegenspraak, maar in een interview in het tijdschrift Archis in december 1991 (naar aanleiding van de eerste presentatie van de uitbreiding) blijkt de architect het metabolisme niet zozeer als een vormentaal te beschouwen, maar veeleer als een nieuw ordeningsconcept, dat nog onverminderd geldig is: het klassieke stramien van regelmaat en symmetrie heeft plaats moeten maken voor een non-hiërarchische, asymmetrische orde. Als Tokyo in vergelijking met Parijs een chaotische indruk op westerlingen maakt, zien dezen volgens Kurokawa niet dat Tokyo een opeenstapeling is van plaatselijke identiteiten. Er ligt wel degelijk een structuur ten grondslag aan de stad, maar een complexe, veellagige en meerduidige – termen die Kurokawa geliefd maakten bij postmodernisten.

Kurokawa’s werkwijze is echter allesbehalve non-hiërarchisch. “In mijn bureau ben ik God,” aldus de architect in het al eerder aangehaalde interview. De meester bemoeit zich met alle details, van kleuren tot materiaalgebruik, van constructie tot deze tentoonstelling over zijn eigen oeuvre. Een rode zone met het werk van de jaren ’60 en ’70 vormt de kern van de tentoonstelling, met losjes eromheen gegroepeerd het recente werk. De vele houten maquettes en de details van bouwkundige elementen als een ventilator of trapleuning zijn sculpturen op zich.

Dit geldt ook voor de uitbreiding van het Van Gogh Museum. De hoofdvorm is een grijsbruine, in de lengte doorsneden halve ellips. Deze wordt bekroond met een bollend titanium dak dat, aangezien tweederde van de nieuwbouw onder de grond is gestopt, niet hoger komt dan het oude gebouw en er eerbiedig afstand van houdt. Die afstand wordt overbrugd op een niveau onder het maaiveld, waar twee flauwgebogen gangen rondom een verzonken vijver (de andere helft van de ellips) naar de nieuwbouw leiden. Het gebruik van verschillende grijstinten en de strenge geometrische vormen van de nieuwbouw lijken de beste eigenschappen van de kubusvormige oudbouw weer naar voren te halen. Deze ziet er plotseling overtuigender en moderner uit dan ooit, temeer omdat de renovatie ervan ook net afgerond is, en er een bescheiden glazen kantoorvleugel aan is toegevoegd.

 

• De retrospectieve Kisho Kurokawa is nog tot 14 november te zien in het Van Gogh Museum, Paulus Potterstraat 7, 1070 AJ Amsterdam (020/570.52.52). Bij NAi Uitgevers verscheen enkel in het Engels de publicatie Van Gogh Museum Architecture, Rietveld to Kurokawa met een beknopte tekst van Hans Ibelings.