width and height should be displayed here dynamically

Klee en Cobra, het begint als kind.

De met veel publiciteit gelanceerde tentoonstelling Klee en Cobra, het begint als kind is de grootste die het nu 16 jaar oude Cobramuseum in Amstelveen ooit organiseerde. Ze bestaat uit een 50-tal kindertekeningen, ruim 130 tekeningen van Paul Klee (1879-1940) en 120 werken van Cobra. De drieledige samenstelling van de tentoonstelling fundeert het museum met een verwijzing naar drie tentoonstellingen die Sandberg kort na de bevrijding in het Stedelijk Museum Amsterdam organiseerde: Kunst en kind, een tentoonstelling van Paul Klee en een van de Experimentelen. De reacties waren toen zeer positief voor de exposities van de kinderen en voor Klee; maar het werk van de latere Cobraschilders werd afgedaan als ‘geknoei en gekladder’. Nu hangt beneden in het Cobramuseum een 50-tal kindertekeningen. Op de etage wordt Klee naast Cobra gepresenteerd. Beide zijn zeer beïnvloed door de ‘oorspronkelijke uitingen’ van kinderen, maar niet op dezelfde manier.

De kunstwerken van Klee en de Cobrabeweging zijn samengebracht volgens motieven die we kennen uit de verbeelding van het kind: fantasiedieren, maskergezichten, acrobatiek en agressie. Klees Muttertier (1937) hangt bij Constants Fantasiedieren (1949) en Orpheus en de dieren (1952) van Lucebert. De late Klee hangt meestal in de buurt van Appel en Jorn. Klee leed op het einde van zijn leven aan een spierziekte en kon het beheerste tekenen daardoor minder lang volhouden. Zijn tekeningen worden strakker en krachtiger. Hände hoch (1938) hangt naast Drift op zolder (1947) van Appel; het felle blauw en rood van Hungriges Mädchen (1939) bij een even doordringende Jorn uit 1951. Naast Opstand tegen de orde van Constant lijken Klees tekeningen haast schrijfoefeningen. Ze staan dicht bij de muziek en de poëzie; ze zijn rijk in kleur en willen als het ware gelezen worden.

Klee ontdekte zijn eigen kindertekeningen bij toeval in 1902 en werd later opnieuw gestimuleerd door die van zijn zoontje Felix. Hij bewerkte zijn vroegste tekeningen, knipte ze af of voegde er iets aan toe. Hij plakte ze op karton, gaf ze een nummer en dateerde ze. Bovendien legde hij relaties met zijn latere werk, op grond van de thematiek die het met de kindertekeningen deelde. Klee zag in de kindertekeningen een middel om orde te scheppen in zijn artistieke activiteiten. Van die methodische aanpak moesten de Cobrakunstenaars nu juist niets hebben. Zij wilden werken als kinderen, primitief en zonder model, in spontane vrijheid en in een complete breuk met de traditie.

Na de desoriëntatie door de Tweede Wereldoorlog wijst Klee de weg voor de nieuwe generatie. Per land is de situatie verschillend. Egill Jacobsen, Asger Jorn en Carl-Henning Pedersen leerden in Denenmarken het werk van Klee en Kandinsky kennen op internationale tentoonstellingen. Ook het Bauhaus speelde een grote rol in de kennismaking met de moderne kunst. Tegelijk werden al in de jaren 30 in de tijdschriften Linien en Helhesten (hellepaard) afbeeldingen opgenomen van kindertekeningen, primitieve rotstekeningen en muurschilderingen. In Nederland bestond geen levendige volkskunst en geen aansluiting op het surrealisme. Eerst na de introductie van de kindertekening in het Stedelijk Museum in 1946 krijgt Klee een sleutelpositie in de nieuwe, experimentele kunst. De overeenkomsten tussen de Nederlandse Cobrakunstenaars en Klee komen tot uiting in de figuratie: fantastische, kleurrijke expressies van dieren en vogels, circusscènes met primitieve maskers, en irrationele deformaties in ongekunstelde composities zonder dieptesuggestie, en met beweeglijke vertellende lijnen en zuivere kleuren.

De oudere Eugène Brands (1913), die al met Klee kennismaakte op de tentoonstelling Abstracte kunst in 1938, werd vooral aangesproken door het magisch primitieve in Klees werk. Vanaf 1952 zou hij de tekeningen van zijn dochtertje Eugénie tot voorbeeld nemen. Voor Corneille wordt Klee een vaderfiguur wanneer hij in 1947 naar Hongarije reist en in Boedapest kennismaakt met zijn werk, naast dat van Miró en andere surrealisten. In 1948 reist Corneille in het voetspoor van Klee naar Tunesië. Voor Karel Appel en Constant is Picasso een belangrijker voorbeeld. Appel is daarnaast gefascineerd door kindertekeningen; niet de onschuld en onbevangenheid interesseren hem, maar de kinderlijke agressie.

In België speelt de relatie met het surrealisme een belangrijke rol. Alechinsky ondervindt geen directe invloed van de kindertekening, al neemt hij wel een tekening van zijn zoontje Nicolas als predella voor zijn schilderij.

De gemeenschappelijke fascinatie voor de kindertekening en de opvallende verschillen qua inzet van Klee en Cobra leveren een intrigerende tentoonstelling op die niet alleen de fantasie prikkelt, maar door het aangeven van frappante parallellen en verschillen ook de wetenschappelijke studie stimuleert.

Klee en Cobra, het begint als kind, tot 22 april in het Cobramuseum voor Moderne Kunst, Sandbergplein 1, 1181 ZX Amstelveen (020/547.50.50; www.cobramuseum.nl). De tentoonstelling is een samenwerking met het Zentrum Paul Klee in Bern en het Louisiana Museum in Humlebaek. De Universiteit van Amsterdam sluit op de tentoonstelling aan met een wetenschappelijk programma.