Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Brussel
Het Departement Moderne Kunst van dit museum is het enige in België dat de ambitie heeft om een overzicht van twintigste-eeuwse kunst te tonen. Sinds begin jaren ’90 worden vooral lacunes uit de naoorlogse internationale kunst ingevuld. In 1998 gebeurde dat bijvoorbeeld met 4 x 25 Altstadt Rectangle (1967) van Carl Andre, 100 plaatstalen elementen (50 x 50 cm) geordend in de configuratie die wordt aangegeven door de titel. De lijst aankopen van 2000 vermeldt edities van Marcel Duchamp: De ou par Marcel Duchamp Rrose Selavy (La boîte en valise), een exemplaar uit de C-reeks koffertjes met miniatuur-replica’s die werden uitgegeven in 1954-’58, en een set Rotoreliëfs (1935), zes tweezijdig bedrukte kartonnen schijven. Op een roterende drager roept deze platenset een optische illusie van diepte op; Duchamp wilde zo de vierde dimensie – tijd – in de beeldende kunst introduceren, met een ietwat lyrischer resultaat dan het zaaltje Zero- en kinetische kunst in dit museum demonstreert. De reeds rijke Broodthaerscollectie werd aangevuld met de lithografie Musée/Museum (1972), een grondplan dat herinnert aan de opstelling van zijn Musée d’Art Moderne, Département des Aigles, Section XIXième Siècle.
Al te zien is het ‘tekstwerk’ (OFTEN) MOVED ABOUT/WITHIN THE CONTEXT OF [A] REASON (1974) van Lawrence Weiner, van wie tevens een variante WITH RELATION TO REASON/(OFTEN) MOVED ABOUT (1974) werd aangekocht. Deze voor een museumpraktijk toepasselijke uitspraak werd aangebracht in de ‘vide’, waar Kiefers vliegtuigvleugel Berenice vroeger was opgesteld. Het werk van Kiefer ruimt ook nog plaats voor Richard Longs stenen Utah Circle.
In diezelfde ruimte hangt de meest recente aankoop – Broken Glass. Colours in Situ (1982-2000) van Daniel Buren. Broken Glass is een muurlange opeenvolging van zes uit glasfragmenten opgebouwde vierkanten met steeds een anderskleurig lijnmotief – de gehele reeks telt eigenlijk acht delen die volledig kunnen getoond worden als men een voldoende lange muur ter beschikking heeft. Voor elk van de acht delen werd een vierkantig glasoppervlak eerst beschilderd met eenzelfde kleurenstreepmotief, vervolgens recht versneden of onregelmatig gebroken, en tenslotte werden deze fragmenten wandvullend – met veel ‘lege’ tussenruimte – over de beschikbare tentoonstellingswand binnen grotere denkbeeldige vierkanten gespreid. Naargelang de afmetingen van een museumwand kan dit werk groter of kleiner worden; zolang het denkbeeldig streepmotiefritme van 8,7 cm breedte en de vierkantige constellatie maar worden gerespecteerd. Het ‘in situ’ aspect schuilt niet enkel in deze variabele afmetingen, maar ook in de ruimtelijke werking van de glasplaten. Terwijl het kenmerkende strepenmotief van Buren normaal uit een afwisseling van gekleurde en witte strepen bestaat, is die afwisseling er nu één tussen gekleurde banen en onbeschilderde banen van transparant glas. De witte museummuren schijnen er doorheen. Op één van de acht delen worden dan weer wit beschilderde banen afgewisseld met onbeschilderde stukken; alleen gaat het dit keer om spiegelglas, dat de museumruimte reflecteert. Broken Glass. Colours in Situ is in zekere zin een vlakke variant – een ‘schilderijversie’ – van Burens cabane éclatée-reeks. Het werk bemiddelt kleurrijk en zeer gevarieerd tussen de vlakke tentoonstellingsmuur en de ruimte van de museumzaal. Daarvoor was niet meer nodig dan een likje verf in een bepaald banaal patroon aan beide kanten van een glazen drager.
De aankopenlijst 2000 vermeldt tenslotte nog een andersoortig gefragmenteerde ruimte, een Verloren ruimte (1990) van Guy Mees.