Kunstenaarsboeken (7): Catalogue raisonné
In 1751 verscheen in Parijs onder redactie van kunsthistoricus en kunsthandelaar Edme-François Gersaint het boek Catalogue raisonné de toutes les pièces qui forment l’œuvre de Rembrandt, met 419 schilderijen en gravures in veertien kapittels geïnventariseerd en beschreven. Dit handzame boek over Rembrandt van Rijn (1606-1669), met illustraties noch afmetingen van de werken, wordt in de kunstgeschiedenis als het eerste oeuvreoverzicht beschouwd. Inmiddels zijn dergelijke boeken die het werk documenteren van een kunstenaar (of van een ontwerper, architect of ‘maker’) een eigen categorie geworden. Wetenschappelijk onderbouwd, rijkelijk geïllustreerd, vaak meerdelig, imposant en duurzaam afgewerkt, lijkt een catalogue raisonné maar al te vaak op een koffietafelboek. De protagonisten kunnen echter ook hun werk zelf filteren, organiseren en herinterpreteren, zodat de catalogue raisonné een kunstenaarsboek wordt. De inhoud is dan niet alleen retrospectief, maar ook introspectief van aard; de maker ondermijnt claims op volledigheid en vermijdt de strikte opsomming van feiten en werken, waardoor het boek een autonome kwaliteit verkrijgt.
Ryan Gander, Åbäke en Dorothea Strauss (red.), Ryan Gander. Catalogue Raisonnable Vol. 1, Zürich, JRP Ringier / New York, Thea Westreich/Ethan Wagner Publications, 2010, 368 pp., 30,4 x 25,2 cm, in linnen gebonden, 2000 ex.
Imposant van omvang – 368 pagina’s, 640 illustraties in kleur en 280 in zwart-wit – blijkt deze catalogue raisonné als détournement allesbehalve redelijk, rationeel of ordentelijk. Dit boek van Ryan Gander (1976), wiens metaconceptuele en transmediale kunst oneindig veel verschillende vormen aanneemt, is bijzonder rijk aan raadselachtige of ironische elementen en aan verborgen verwijzingen naar de eigen biografie en de kunstgeschiedenis. (Een becommentarieerde tijdslijn bestrijkt bijvoorbeeld de periode tussen 800 v.C. en het jaar 7006.)
In een vormgeving van het Britse collectief Åbäke (zie De Witte Raaf, nr. 221) worden meer dan vijfhonderd werken gedocumenteerd, ontstaan in een periode van tien jaar. Gebaseerd op Ganders ‘paramogelijke denkwijze’ en zijn ‘associatieve methodologieën’, zet het boek aan tot een vrije, onlogische, en niet-lineaire navigatie. Het eerste deel, in kleur, is een complete index of catalogus van Ganders praktijk, terwijl het tweede deel, in zwart-wit op lichtblauw papier gedrukt, bestaat uit een niet-aflatende stroom collages met notities, aantekeningen, correcties, transcripties, gesprekken, plattegronden, knipsels en ander divers bronmateriaal gerelateerd aan de index. Op een pagina vlak voor dit tweede deel vat ene Terrance White (een van de acht fictieve personages die Gander de afgelopen vijftien jaar introduceerde) het wezen van dit boek beknopt samen, in een tekst gezet met minuscule lettergrootte vijf: ‘We zien de sporen en bijproducten van het proces waarin een fictieve wereld ‘echt’ wordt gemaakt, bewoond door geïnverteerde personages en door de verhalen die ook terug te vinden zijn in andere installaties van de kunstenaar. In combinatie daarmee neemt de publicatie een soort fysieke manifestatie over van de associatieve denkmethodes in de reeks Loose Association Lecture, met een patroon dat op krankzinnige wijze verspringt van het triviale naar het alledaagse en het relevante. Het hoofdgedeelte leidt het onderzoek van de lezer naar ‘andere plaatsen’, zoals een website of de ondersteboven geplaatste oplossing van een kruiswoordpuzzel.’
De speelse complexiteit manifesteert zich in talloze details. Zo is de koptekst op het omslag, ‘–GÉHER–’, geïnspireerd door Georges Remi, die als Hergé (een pseudoniem verwijzend naar zijn initialen, in omgekeerde volgorde) de avonturen van Kuifje bedacht. Het gebruik van wit linnen op het omslag blijkt dan weer een leemte te vullen én een placeholder te zijn voor de schilderijen die Ryan Gander (met de initialen R en G) nooit heeft gemaakt. De talrijke teksten uit boeken, catalogi en tijdschriften, in facsimile weergegeven en vaak aan Gander gerelateerd, zijn zodanig geplaatst dat hun paginering overeenkomt met die van dit kunstenaarsboek. Veelbetekenend is ook dat er nooit een tweede deel is verschenen, wat de titel nochtans lijkt te suggereren. Volgens Gander ging het gewoon om ‘een ironische positie over de verwachting van een erfenis.’
Gijs Stork (red.), Mevis & Van Deursen. Recollected Work, Amsterdam, Artimo, 2005, 208 pp., 27,5 x 20,5 cm, softcover met flappen, 2000-2500 ex.
Hoewel Recollected Work een zelfontworpen monografie is van het gerenommeerde Nederlandse ontwerpduo Armand Mevis (1963) en Linda van Deursen (1961), die na hun afstuderen in 1986 aan de Rietveld Academie 37 jaar lang samenwerkten, kan deze uitgave zonder meer voor een kunstenaarsboek doorgaan. Waar je een chronologisch overzicht met strikt geformatteerde templates zou verwachten wanneer grafisch vormgevers hun catalogue raisonné samenstellen en vormgeven, is dit boek niets minder dan een visuele wervelstorm. Wilde, aflopende arrangementen van divers drukwerk dat als bij toeval onder een scanner terechtgekomen lijkt te zijn – boeken, tijdschriften, brochures, posters, invitaties, nieuwsbrieven, jaarverslagen, inpakpapier, servetten en logo’s – geven de indruk van een bibliotheek die op z’n kop gezet is of door een aardbeving getroffen werd. De Britse designhistoricus Rick Poynor omschreef het resultaat treffend in 2005 op de website Design Observer: ‘Rondom niets zit ook maar enige ruimte. Alles is op drift. Elk gevoel van ontwikkeling wordt uitgewist. Om erachter te komen wat deze glimpen van werk voorstellen, moet je van de kleine [aan de zijkanten vermelde] referentienummers naar het einde van het boek gaan, waar alle opdrachten opgesomd staan.’ Het portfolio van Mevis & Van Deursen bestaat onder meer uit de visuele identiteit van Boijmans Van Beuningen, maar ook van modemerk Viktor & Rolf, templates voor tijdschriften als A Prior en Metropolis M, en talloze catalogi voor kunstenaars en fotografen, onder wie Carlos Amorales, Rineke Dijkstra, Dora García, Sigurdur Gudmundsson, Geert van Kesteren, Aglaia Konrad, Dana Lixenberg of Beat Streuli.
De tekstbijdrage van collega Paul Elliman heeft als treffende titel ‘Too Much Information’. Op tien ingevoegde transcripties van een gesprek worden alleen de antwoorden van de ontwerpers weergegeven, als replieken van één ‘persona’, met mijmeringen over onder meer opdrachtgevers, beeldredactie, tijdsdruk, kleine boekjes en verantwoordelijkheidszin. Bijna twintig jaar na verschijnen oogt dit boek nog steeds bijzonder fris. Toch is enkel de toepassing van antiredactie, antioverzicht en antivormgeving geen garantie om de conventies van een catalogue raisonné te doorbreken. Het is de combinatie van de conceptuele benadering met de spontane beslissingen, de uitgekiende beeldcomposities en het resoluut behoud van hun autonomie als ontwerpers, die het boek van Mevis & Van Deursen tot een memorabel hoogtepunt maakt.
Sveinn Fannar Jóhannsson, Commercial Sample, Oslo, Multinational Enterprises, 2024, 44 pp., gebonden in een envelop, 35,3 x 25 cm, 50 ex.
Deze catalogue raisonné documenteert de 22 boeken die de IJslander Sveinn Fannar Jóhannsson (1977) tussen 1999 en 2024 met zijn imprint Multinational Enterprises heeft uitgegeven. Uit elk van de eerder verschenen boeken scheurde Jóhannsson één pagina. Alle losse pagina’s kwamen terecht in een bundel met een witte kaft, en werden gebonden met een blauwe klemstaaf. Op de voorkant staat de stempel Commercial Sample en op de achterkant Not For Sale. De publicatie bevindt zich in een standaard circulatie-enveloppe uit bruin kraftpapier met vier geperforeerde grote gaten en is voorzien van een officiële, zelfklevende verzendnota, waarop de categorie ‘Commercial Sample’ ook is aangevinkt. In de geest van de vroege mail art saboteert dit ‘commercieel monster’ het douanesysteem om aan tolheffingen en btw te ontsnappen. Daarom werd de publicatie geperforeerd ter hoogte van de vier gaten van de enveloppe, zodat het kunstenaarsboek voor herverkoop ‘waardeloos’ werd.
Het tautologische spel en de opzettelijk aangebrachte schade zorgen niet alleen voor een devaluatie van Jóhannssons boek, maar ook voor een onverwachte meerwaarde. Het unieke, materiële overzicht van zijn uitgeverspraktijk resulteert in een ongeziene mise en abyme. De individuele, handgeschreven (!) index op de achterzijde van de omslag, vermeldt alle 22 publicaties met titel, jaartal, formaat en papierkwaliteit. My Name Is (2022, 200 ex.) is bijvoorbeeld een autobiografie met een geïndexeerde compilatie van 82 verkeerde spellingswijzen van de naam van de kunstenaar (Svenn Fannar Johannssdon, Svein Fannar Jóhnnsson, Sveinn Einar Jóhansson, enzovoort). Behind the Glass – Quotes about Books from Books about Books (2020, 111 ex.) bevat 37 paginagrote citaten met reflecties over het maken, verzamelen, publiceren of lezen van kunstenaarsboeken (zie De Witte Raaf, nr. 228). Ten Exhibits (2019, 174 ex.) bevat dan weer een tiental forensisch weergegeven bewijsstukken – velletjes toiletpapier, met het laatste vel echt ingeplakt – in combinatie met tekstfragmenten uit persberichten van tentoonstellingslocaties die de relatie tussen taal, beeld en plaats becommentariëren. Met zijn droge humor en eigenzinnige observaties die steeds andere aspecten van de kunst- en uitgeverswereld thematiseren, is Jóhannsson een van de meest opvallende chroniqueurs van de wereld van het kunstenaarsboek.
Sara MacKillop, Publications 2008-2018, Berlijn, Bierke Verlag, 2019, [96] pp., 29,7 x 21 cm, softcover met poster, 250 ex.
De Britse Sara MacKillop (1973) laat zich voornamelijk door objecten uit kantoorboekhandels inspireren – papier, archiefdozen, postordercatalogi, pennen, promotiemateriaal, schriftjes, hoezen, enveloppen – die ze vervolgens op een subtiele manier bewerkt, wijzigt, van een andere context voorziet en verveelvoudigt. Door te knippen, fotokopiëren, vouwen, stansen, plakken en binden ontstaan ijle, kwetsbare en bevreemdende alledaagse objecten die zij een sculpturale kwaliteit toekent: klavieren, boekensteunen, tassen, tickets, guirlandes, enzovoort. MacKillops catalogue raisonné uit 2019 omvat 47 publicaties die in één decennium zijn ontstaan: brochures, folders, kaartenwaaiers, kalenders, hoezen, catalogi, verpakkingen en boeken met titels als Fifty Envelope Windows (2008), 32 Photocopied Pages (2009), Arrows (2010), Typewriter Manual (2011), Faded Paper (2011), One Day Diary (2011), Ex-Library Book (2012), Envelope Clock (2013), Pop-up, Non, Pop-up (2015), de open reeks IKEA (sinds 2015) en Laptop Book (2016).
Het meest opvallende aan deze compilatie, die van een gevouwen poster is voorzien, is dat het boek uit onbedrukte pagina’s bestaat. Op het witglanzende omslag is onderaan een doorzichtig plastic hoesje gekleefd met een titelkaartje, waarvan de achterzijde het colofon bevat. Dit detail versterkt de indruk dat dit boek een blanco dummy is, maar benadrukt ook het conceptuele idee van een ruimte vol mogelijkheden. Op de voorzijde van de poster op A2-formaat staat een collage met alle publicaties, gedrukt in kleur op een zwarte achtergrond; de achterzijde bevat de corresponderende bibliografische gegevens over elk boek, met aankruisvakjes die door de devote verzamelaar kunnen worden aangevinkt. Het blanco boek en de contrastrijke poster zijn antipoden, maar ze belichamen beide een vorm van classificatie.
Ignasi Aballí, Autobiography [no. 10], Gussago, Tonini Editore, 2022, [64] pp., 17 x 12 cm, softcover, 500 ex.
Autobiography is een door het Italiaanse Tonini Editore sinds 2021 regelmatig uitgegeven en zeer aanbevelingswaardige reeks kunstenaarsboeken. Diverse kunstenaars worden uitgenodigd om hun biografie op te maken. Ze kunnen de tekstuele of visuele elementen vrij bepalen, binnen de limieten van dit boekproject met een vast formaat en een vaste omvang. Tot nog toe verschenen er zestien boeken, in telkens 500 exemplaren, van Stefano Arienti, John Armleder, Jacopo Benassi, Claude Closky, Claudia Comte, Thomas Hirschhorn, Koo Jeong A, Micah Lexier, Jonathan Monk, Stefan Marx, Maurizio Nannucci, Nathalie du Pasquier, Alessandro Pessoli, Andrea Salvino, Patrick Tuttofuoco en Ignasi Aballí (1958) als tiende in de reeks.
Aballí’s conceptuele werken zijn vaak gerelateerd aan alledaags materiaal, efemere verschijnselen en observaties van vergankelijkheid. Zo bestaat bijvoorbeeld zijn open reeks Listados uit uitgeknipte krantenkoppen, in kolommen gerangschikt en op A4-formaat of als grote fotografische afdrukken getoond. Voor zijn bijdrage aan het Spaanse paviljoen op de Biënnale in Venetië in 2022, getiteld Correction, bouwde Aballí het interieur van het paviljoen op ware grootte na, om het dan – tien graden gedraaid – parallel te oriënteren aan de naburige paviljoens van België en Nederland. De ruimte bleef volledig leeg en werd zelfs niet eens kunstmatig verlicht.
Zijn ‘autobiografie’ is een van de meest consistente, overtuigende en heldere publicaties van de afgelopen jaren. In het midden van elke pagina is één krantenknipsel te zien van de woorden ‘un año’, één jaar. Soms groter of kleiner, vetter of ijler, in serif of schreefloos, is elk knipsel een klein beetje anders. Bijzonder is dat toen het boekje in 2022 verscheen, het aantal pagina’s – 64 – exact overeenkwam met de leeftijd van de kunstenaar. Aballí’s autobiografie is de kwintessens van een catalogue raisonné: zijn volledige leven wordt gerepresenteerd en auteur, boek en inhoud vormen een perfecte eenheid.