width and height should be displayed here dynamically

233

januari - februari 2025

Surrealisme (1)

Met dit eerste themanummer blikt De Witte Raaf niet alleen terug op het surrealisme, maar ook op het jubileum ervan. Vorig jaar, in 2024, werd immers het eeuwfeest gevierd van het Manifeste du Surréalisme van André Breton, aan de hand van een haast ontelbare reeks tentoonstellingen, evenementen en publicaties. Twee van die exposities worden besproken, in twee landen die de stroming claimen. Judith Wambacq bezocht in het Centre Pompidou in Parijs het lapidair getitelde Surréalisme en Koen Brams recenseert Le surréalisme: bouleverser le réel in het Musée des Beaux-Arts in Bergen. De erfenis van deze beweging, zo tonen beide exposities, heeft na honderd jaar nog geen definitieve bestemming gekregen. Het blijft bijvoorbeeld stof voor discussie of het surrealisme vooral met beelden, met concepten of eerder met objecten geïdentificeerd moet worden – een onzekerheid die natuurlijk ook de kunst in het algemeen kenmerkt.

Het surrealisme was geen filosofie, maar het maakte wel wijsgerige aanspraken en werd door filosofische ideeën beïnvloed. Dat wordt duidelijk in de openingstekst, een gedeeltelijke vertaling door Rokus Hofstede van een gedurende lange tijd vergeten essay. ‘Une vague de rêves’ van Louis Aragon werd oorspronkelijk gepubliceerd begin oktober 1924, enkele weken vooraleer Bretons manifest verscheen. In zijn analyse van deze tekst maakt Marc De Kesel duidelijk dat voor Aragon ‘woorden geen instrumenten zijn waarmee we denken, maar de plaats zelf waar […] het denken gebeurt’. Het is een positie die het surrealisme wortelt in het nominalisme, maar die ook, verrassend genoeg, met het denken van Hegel verbonden kan worden, en met de psychoanalyse.

Een vertaling van een andere tekst maakt die connectie eveneens duidelijk. In 1929 schreef Jacques Lacan het gedicht ‘Hiatus irrationalis’, in 1933 gepubliceerd in Le Phare de Neuilly. In een commentaar wijst Dominiek Hoens op een intuïtie die surrealisme en (lacaniaanse) psychoanalyse met elkaar delen: de mens is wezenlijk verlangend, maar begrijpt dat verlangen niet altijd even goed. Een bekende surrealistische en ook psychoanalytische strategie om desondanks verlangens op het spoor te komen, is die van de droom. Robert Desnos, surrealistisch dichter van het eerste uur, ‘poogde daadwerkelijk te schrijven vanuit de bewustzijnstoestand van de droom,’ zo schrijft Ruud Welten in zijn bijdrage. Net als Aragon kwam Desnos terecht bij een onderwerping aan de taal, in die mate dat het schrijven en het spreken het dromen moeten vervangen: ‘Wat taal bijeenhoudt is niet langer de intentie van betekenis, noch het gebruik van die taal, maar een verschuiving die de taal zelf mogelijk maakt en die zelfs door haar wordt aangereikt.’ Deze eerste verzameling teksten over het surrealisme besluit met een reflectie van Tessel M. Bauduin, die vertrekt bij een door ChatGPT opgestelde definitie, om aan te belanden bij de conclusie dat de historische stroming en de actuele uitingen ervan wel degelijk ‘een cruciale rol kunnen spelen in het navigeren door onze complexe, door technologie gedomineerde wereld’.

Buiten het thema, maar wel aansluitend bij die dominant geworden dromen en nachtmerries van big tech, recenseert Nadia de Vries Electric Dreams. Art and Technology Before the Internet in Tate Modern in Londen. Op deze tentoonstelling, zo blijkt, worden de gevaren zowel als de mogelijkheden van technologie en van artificiële intelligentie onderschat, net als de intelligentie van de bezoeker, en hoogstwaarschijnlijk speelt de hoofdsponsor van de expo daar een rol in. De invloed van private financiering is ook bovenmaats in de nieuwe Don Quixote Beeldentuin in het Stedelijk Museum Amsterdam, die – tot slot – kritisch door Ernst van Alphen wordt geanalyseerd.

 

Dit nummer werd samengesteld door Marc De Kesel en Christophe Van Gerrewey.