width and height should be displayed here dynamically

Latent Space

Deze tentoonstelling, geïnstalleerd in de balkonzaal van het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) in Rotterdam, past perfect in de huidige tendens van de tentoonstelling als ‘ervaringsruimte’, een presentatiemodel waarin kunst en tentoonstellingsvormgeving door hun ruimtelijke en conceptuele interactie bij de beschouwer iets als een ‘totaalbeleving’ moeten veroorzaken. Binnen dat model fungeert de ruimte dus niet als neutrale drager van kunstobjecten, maar als integrerend, betekenisgevend en sturend element ten dienste van een overkoepelend thema. De bezoeker wordt geacht zijn traditionele rol van afstandelijke beschouwer van geïsoleerde kunstwerken naast zich neer te leggen en zich onder te dompelen in het geheel.

Dit trendy tentoonstellingstype ontaardt nogal eens in kermisachtig of overdesigned spektakel. Het is dan ook een problematisch model: hoewel sommige tentoonstellingsmakers willen doen geloven dat het vooral gaat om een kritische ondervraging en herziening van de klassieke museale praktijk en theorie, betreft het evengoed een reflectie van trends in de actuele markteconomie en attractiecultuur, waarin door allerhande gethematiseerde ensceneringen de bezoeker als consument van het ene naar het andere hoogtepunt wordt gevoerd.

Latent Space, tot stand gekomen naar een idee van en in samenwerking met Henry Urbach Architecture Gallery in New York, gaat over de verborgen, sluimerende kanten van ruimte. Latent Space “provoceert en verleidt”, en “roept gevoelens op van verlangen, macht, fantasie en (fobische) angst”, stelt het persbericht. Acht Europese en Amerikaanse kunstenaars en architecten, waaronder Diller + Scofidio, Studio Eau Genoux, Katharina Bosse en Ebru Özseçen, presenteren werk in een door architect Jasper de Haan ingerichte ruimte en moeten de bezoeker uitdagen te handelen. “De toeschouwer wordt ondergedompeld in het ‘unheimische’ schemergebied tussen het volkomen vertrouwde en het vreemde of zelfs afschrikwekkende”, aldus het NAi. Dat belooft nogal wat.

Bij de entree tot de tentoonstelling hangt een werk van het architectenduo Diller + Scofidio, een klein LCD-scherm met beelden van een vrouwenmond met roodgeverfde lippen, die de bezoeker op verleidelijke toon lokt: “Hey you, wanna buy some culture?”; “Hey you, wanna buy some prime investment property?”. Als je de tentoonstelling van de andere kant nadert, loop je eerst tegen een wandprojectie aan van een duister gangenstelsel waarvan de muren bewegen (Passage van Aziz + Cucher). In de door zwarte gordijnen toegankelijke ruimte is één van de lange wanden hellend en de lichtsterkte wisselend: soms bevind je je in het donker en blijken wand en vloer fluorescerend te zijn. Om nog een paar werken nader te noemen: Van Jürgen Mayer H. staan er Heatseats. Hierop kun je plaatsnemen en achteraf blijft, door een reactie van warmtegevoelige verf, een afdruk van je lichaam zichtbaar. Een videowerk, Eclipse, van Ebru Özseçen reageert op je aanwezigheid en toont en vervormt je spiegelbeeld. Twee ‘urinoirs’ aan de wand van Alex Schweder zitten vol expliciete seksuele toespelingen, en dat geldt ook voor drie interieurfoto’s van Katharina Bosse…

Wat heb je nu meegemaakt? Je hebt op klaarlichte dag in het donker gestaan, bent even op een kunstwerk gaan zitten, hebt jezelf op een scherm gezien en een aantal kunstwerken van verschillende kwaliteit bekeken, die op de een of andere manier over de versluierde aspecten van ruimte gaan. Was het nu zo, om de begeleidende teksten nog eens te parafraseren, dat “de houvast van de gebouwde ruimte verdween en ingeruild werd voor een nieuwe sublieme ervaring”? Verliet je Latent Space totaal gedesoriënteerd en “in verwarring over de (on)schuld van de bestaande wereld”? Of stapte je er simpelweg uit, zoals je uit een attractie stapt? Je knippert even met je ogen en je bent weer in de dagelijkse werkelijkheid, op naar het volgende.

De problematische kanten van de tentoonstelling als gesloten, thematische ervaringsruimte zijn in Latent Space alom aanwezig. Door het categorische van het vooropgelegde thema verworden de individuele kunstwerken bijvoorbeeld makkelijk tot al te letterlijke illustraties, of tot zetstukken in een theatraal en dominant spel dat hun andere kwaliteiten of uitspraken buitensluit. Het succes van de kunstwerken wordt dan al snel louter bepaald door de mate waarin ze het thema valideren. Wat betreft de dialoog met de beschouwer: in hoeverre is daar werkelijk sprake van, als diens verwachtingen zo nadrukkelijk gedicteerd worden, in dit geval door de hoogdravende teksten van het NAi? Het effect van al die retoriek is ook vergelijkbaar met de verkooptaal van reclame, die je opwindt en verleidt, tot je geconfronteerd wordt met het concrete product, en een gevoel van desillusie en teleurstelling vaak niet kunt onderdrukken. En is het wel mogelijk om in de vorm van een geënsceneerde, geprefabriceerde ervaring ‘de verborgen kanten van ruimte’ beleefbaar te maken? Dat die kanten er zijn, in de echte wereld, dat ruimte psychologisch geladen wordt, dat is zeker, en een reflectie daarover of analyse daarvan zou heel interessant kunnen zijn. Maar om dat verborgene aan te wijzen en te simuleren in een tentoonstelling? Vervalt die dan niet in simplificaties, die vooral duidelijk maken dat de verborgen kanten van ruimte precies door hun verborgenheid latente spanning bezitten?

Het omverwerpen van de museale conventies op het gebied van presentatie, ook een inzet van Latent Space, is evenmin zomaar gebeurd, ook al staan niet alle muren recht, of sta je opeens in het donker. Latent Space blijft immers functioneren, letterlijk en figuurlijk, binnen een overkoepelende museale, architectonische en institutionele structuur, die de speelruimte van de tentoonstelling bepaalt, zonder zichzelf werkelijk te laten beschadigen. De tijdelijke omkering van de codes bekrachtigt de codes eerder dan dat ze er door worden aangetast.

 

• Latent Space loopt tot 20 oktober in de Balkonzaal van het NAi, Museumpark 25, 3015 CB Rotterdam (010/440.12.00; www.nai.nl).