width and height should be displayed here dynamically

Lichte zeden. Prostitutie in de Franse kunst, 1850-1910

Enkele jaren geleden liet de tentoonstelling Esprit Montmartre. Bohemian life in Paris around 1900 (Schirn Kunsthalle, Frankfurt, 2014) al zien hoe in de late negentiende eeuw de onderbuik van het stadsleven in Parijs – met zijn meisjes van plezier, dronkaards en straatartiesten – de interesse van avant-gardekunstenaars opwekte. Een nieuwe grootschalige tentoonstelling die onder de titel Splendours and Miseries plaatsvond in het Parijse Musée d’Orsay en nu onder de naam Lichte zeden loopt in het Van Gogh Museum in Amsterdam, durft nog een stapje verder te gaan. De tentoonstelling onderzoekt voor het eerst uitvoerig waarom de wereld van de prostitutie zo vaak werd verbeeld in de uiteenlopende stromingen van de Franse kunst tussen 1850 en 1910.

De initiatiefnemers zijn Nienke Bakker van het Van Gogh Museum en Richard Thomson van de University of Edinburgh. Samen met Isolde Pludermacher en Marie Robert van het Musée d’Orsay verzamelden ze een schat aan schilderijen, werken op papier en documentair materiaal. Hierbij putten ze uit de collecties van de participerende instellingen, maar er zijn ook bruiklenen uit andere musea en nooit eerder getoonde werken uit privaat bezit of uit eigenaardige verzamelingen zoals Les archives d’Eros in Parijs.

De insteek van de tentoonstelling is cultuurhistorisch: de wereld van de Parijse prostituees wordt uit de doeken gedaan en met de kunst van die tijd in relatie gebracht. Om dit verhaal kracht bij te zetten, dompelt men de bezoeker onder in de sfeer van het Parijse stadsleven. Voor de scenografie werd in het Musée d’Orsay beroep gedaan op Robert Carsen, terwijl het Van Gogh Museum vormgevingsbureau Clement & Sanôu onder de arm neemt. De benedenverdieping is opgevat als één doorlopende ruimte met verschillende nissen en gebogen wanden. De eerste sectie, Onzekerheid en dubbelzinnigheid getiteld, gaat over het straatleven. De gaslantaarn is hierbij meer dan enkel een voor de hand liggend decorstuk: vanaf het moment dat de lampen brandden, mochten prostituees aan het werk. De selectie straattaferelen van minder bekende kunstenaars, zoals Jean Béraud, Jean-Louis Forain en Giovanni Boldini, tonen dat fatsoenlijke vrouwen nauwelijks van tippelaarsters waren te onderscheiden: overdreven opsmuk, een verleidelijke blik of een opgeheven rok maken de toeschouwer onzeker over de status van de voorgestelde dames.

Tegelijkertijd creëren de tentoonstellingsmakers een intieme sfeer: imitatiedraperieën die de wanden omzomen, alluderen op het ambigue karakter van de prostitutie en kunnen tevens worden geassocieerd met het – destijds al even dubbelzinnige – interieur van cafés, theaters en danszalen. Zo is het verrassend om te vernemen dat balletgezelschappen maîtresses voor rijke mannen leverden. In zijn toneel- en coulissenscènes maakte Degas subtiele toespelingen op deze praktijk.

Vervolgens wordt De pracht en praal van de courtisanes geïllustreerd – de luxeprostituees voor de hoogste kringen. Het rijkversierde bed uit een contemporain luxebordeel spreekt tot de verbeelding. Daarnaast bevestigen diverse geschilderde, gebeeldhouwde en gefotografeerde portretten de faam van deze vrouwen, zonder dat ze evenwel verraden waarop die roem is gebaseerd. Het portret van Madame de Loynes door Eugène Emmanuel Amaury-Duval toont bijvoorbeeld een – schijnbaar – respectabele dame in hooggesloten jurk. Eenzelfde heimelijke fascinatie voor de courtisanes spreekt uit allegorieën en symbolistische schilderijen waarin de vrouwen als femmes fatales of Bijbelse figuren worden opgevoerd. Helaas ontbreekt hier het woordje uitleg dat de gemiddelde bezoeker nodig heeft om de subtiliteit in deze werken te begrijpen. Een voorbeeld is Baudry’s De boetvaardige Magdalena, waarvoor Blanche d’Antigny model stond. De verfbehandeling laat fraai de lichaamsvormen uitkomen zonder dat de nadruk wordt gelegd op sensuele details.

Op de tweede verdieping roept een rood tapijt het thema In het bordeel: van afwachten tot verleiden op. Een serie monotypes van Degas en een reeks pastels van Henri Toulouse-Lautrec nemen een groot gedeelte van de ruimte in beslag. Hoewel ze interessante inkijkjes in het dagelijkse leven achter gesloten deuren bieden, maakt het geheel een monotone indruk. Gelukkig wordt die eentonigheid hier en daar doorbroken: de bijna levensgrote tekening van Emile Bernard met de opzienbarende titel l’Heure de la viande zet de mistroostige kant van de prostitutie in de kijker.

Van Gogh staat niet bekend als schilder van het bruisende nachtleven van Parijs. Het komt dus wat krampachtig over dat toch enkele schilderijen van zijn hand worden getoond. De rijkdom aan documentair materiaal is echter een pluspunt: politieregisters, visitekaartjes, foto’s van syfilisslachtoffers en tijdschriftillustraties geven inzage in de maatschappelijke discussies over en de mogelijke gevaren van prostitutie.

De expositie sluit af met werk uit de vroege twintigste eeuw. Buitenlandse kunstenaars die door het stadsleven waren aangetrokken – zoals Pablo Picasso en Edvard Munch – passeren de revue. František Kupka en André Derain vervoegen het lijstje van grote namen. De zaalteksten focussen niet langer op de cultuurhistorische context, maar leggen de nadruk op kleur, vorm en expressiviteit. Ook van een dubbelzinnige atmosfeer is plots geen sprake meer: de inrichting is strak en wit. Wil men suggereren dat prostitutie intussen een aanvaard maatschappelijk fenomeen was geworden en bijgevolg ook was uitgegroeid tot een klassiek thema in de kunst?

De tentoonstelling is een verdienstelijke schets van het complexe thema prostitutie tussen 1850 en 1910: een brede waaier van historische feiten, sappige anekdotes en artistieke interpretaties worden soepel aan elkaar gerijgd. Bepaalde aspecten, zoals de rol van pooiers of de stem van de dames zelf, komen jammer genoeg niet aan bod, maar de tentoonstelling weet wel uitstekend die kenmerken uit te lichten waardoor kunstenaars prostitutie als pars pro toto van de moderne samenleving gingen beschouwen: de ambiguïteit, het publiek-private karakter, de theatraliteit en de verleiding.

Lichte zeden. Prostitutie in de Franse kunst, 1850-1910, tot 19 juni in het Van Gogh Museum, Museumplein 6, 1071 DJ Amsterdam (020/570.52.00; vangoghmuseum.nl).