width and height should be displayed here dynamically

Lissitzky – Kabakov, Utopie en werkelijkheid in het Van Abbemuseum

Met Lissitzky – Kabakov, Utopie en werkelijkheid willen de curatoren door middel van een reeks ‘radicale nevenschikkingen’ het werk van beide kunstenaars inzichtelijk maken. Die nevenschikkingen zouden bovendien een blik geven op het hoopvolle begin en ontluisterende einde van de Sovjet-Unie. In werkelijkheid gaat het deze tentoonstelling echter om meer dan nevenschikkingen – het gaat ze om contrastwerking. De expositie beslaat twee verdiepingen, ingedeeld in kamers met elk een eigen thema. De kamers zijn zo in elkaar gestoken dat de bezoeker altijd eerst het werk van El Lissitzky ziet en vervolgens in het tweede deel van de kamer, dat meestal door een laag muurtje afgescheiden is van het eerste deel, het werk van Ilya Kabakov. Deze ruimtelijke opeenvolging suggereert een temporele opeenvolging, zelfs een historisch narratief dat loopt van utopie naar werkelijkheid, van droom naar desillusie, van Lissitzky naar Kabakov. De nevenschikking die zo tot stand komt, is dus geen vrijblijvende vergelijking. Het is een contrast dat een onthullende werking moet hebben.

Die onthulling via contrast is het duidelijkst op de tweede verdieping, in het bijzonder in zalen drie en vier. In zaal vier zien we eerst de maquette van een spreekgestoelte dat Lissitzky in 1920 voor Lenin ontwierp. Daaropvolgend zien we Kabakovs Monument voor een tiran (2005). Terwijl het spreekgestoelte voor Lenin abstract, licht en modernistisch oogt, meters de hoogte in reikt en voorwaarts helt, toont Kabakov een maquette van een massieve sokkel midden op een plein waarop wellicht ooit het standbeeld van een politiek tiran stond, maar dat nu leeg is. Door dit zware, onbeweeglijke en onbeweegbare, maar lege centrum van de macht als de slotfase en zelfs als vervolg op het spreekgestoelte te presenteren, neemt deze tentoonstelling een duidelijke stelling in: het werk van Lissitzky staat aan het begin van wat zal uitmonden in een catastrofe en is juist daarom een politieke en esthetische utopie, terwijl Kabakov de werkelijkheid toont.

Omdat Lissitzky hier afgezet wordt tegen het onthutsende einde van de Sovjet-Unie komt zijn modernistische, abstracte esthetica over als utopisch, naïef of onwerkelijk. In werkelijkheid was de kunstenaarspraktijk van Lissitzky van meet af aan op een kritische manier geworteld in het Sovjetproject. In de tentoonstelling koos men ervoor om voornamelijk werk van Lissitzky uit de jaren 20 te tonen – voordat de werkelijke desillusie van de Sovjets begon – maar zelfs in die hoopvolle jaren nam de kunstenaar stelling tegen de utopie, tegen de blinde liefde voor de machine, tegen de woeste vlucht naar voren en koos hij voor de kritische worteling van zijn werk in de werkelijkheid. In 1924 schreef hij samen met Kurt Schwitters in het Duitse tijdschrift Merz: ‘Est ist schon genug, immer Machine, Machine, Machine.’ Lissitzky was bepaald geen utopisch kunstenaar, en hij ging op exemplarische wijze om met de politieke contradicties van zijn tijd.

In zaal drie zien we eerst de Wolkenbügel van Lissitzky (1925) en vervolgens Kabakovs reconstructie van de gemeenschappelijke keukens in de Sovjetappartementen (1991). Lissitzky’s Wolkenbügel, waarvan het Van Abbemuseum hier enkele prachtige maquettes toont, waren een kritiek op de hoogbouw die opkwam in de Verenigde Staten en door Lissitzky te utopisch werd bevonden. De hoogbouw sloot niet aan bij het leven van de huidige mens, vond Lissitzky. Met zijn Wolkenbügel ontwikkelde hij een alternatief waarin de horizontaliteit van de mens evenzeer in rekening werd genomen.

Zeker, Lissitzky’s architectuurontwerpen zijn grootse, vaak niet te realiseren totaalprojecten. Dat is eigen aan zijn constructivistisch, modernistisch project. Maar dat is geen reden om Lissitzky’s politiek-esthetische visie tot een utopie te herleiden. Door de Wolkenbügel te contrasteren met Kabakovs reconstructie van de armtierige gemeenschapskeukens in de troosteloze sovjetappartementen (In de gemeenschappelijke keuken, 1991) wordt een krachtmeting opgeroepen tussen twee werkelijkheidsvisies en twee soorten van politieke esthetica: die van Lissitzky is radicaal abstract, niet narratief en op onmiddellijke samenwerking tussen politiek en kunst gericht; die van Kabakov is gericht op een poëtische, maar ook wel escapistische weergave van het banale en het alledaagse. In deze enscenering valt er tegen de desillusie niet op te boksen. Het modernistische project wordt hier door de tentoonstellingsmakers in feite weggezet als een gefaalde utopie.

Zoals opgemerkt dateren de meeste werken van Lissitzky in de tentoonstelling uit de jaren 20, met nadruk op het midden van dat decennium. In die periode bereikte zijn carrière een hoogtepunt. De tentoonstelling bevat dan ook prachtige werken, zowel belangrijke werken uit de collectie van het Van Abbemuseum als unieke bruiklenen uit Rusland. Er is niets mis met een historische uitsnede. Er is een overvloed aan werk van Lissitzky en dat alleen al loont de moeite. Problematisch is evenwel dat deze uitsnede wordt afgezet tegen een ruime selectie van Kabakovs werk, die de volledige tijdsperiode van 1970 tot 2012 omspant. Het vreemde is dat we in het werk van Kabakov gedurende die periode eigenlijk niet veel verandering zien. Ook aan het eind van 2012, dus bijna 22 jaar na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie, maakt hij werken die de ontluisterende werkelijkheid van de latere Sovjet-Unie uitbeelden. Je kan je afvragen waarom. Het was wellicht spannender geweest wanneer de curatoren ervoor hadden gekozen om na te gaan hoe een veranderende politieke context Lissitzky tot ingrijpende esthetische aanpassingen dwong, terwijl Kabakov zijn poëtische voorstelling van de banale alledaagsheid van de Sovjet-Unie na het uiteenvallen van de Unie in 1991 gewoon voortzet.

 

• Lissitzky – Kabakov. Utopie en werkelijkheid, tot 28 april in het Van Abbemuseum, Bilderdijklaan 10, 5611 NH Eindhoven (040/238.10.00; www.vanabbemuseum.nl)