width and height should be displayed here dynamically

Martha Rosler

Zonder halte in België of Nederland reist de retrospectieve tentoonstelling Martha Rosler, Positions in the life world doorheen Europa. De gelijknamige catalogus vult deze leemte enigszins op. Het boek biedt een inleidend interview door Benjamin Buchloh, een uitvoerig essay van Alexander Alberro en kortere, thematische benaderingen door Silvia Eiblmayr, Annette Michelson, Jodi Hauptman en Catherine de Zegher, tevens redacteur van deze publicatie. Roslers activiteiten worden visueel voorgesteld met illustraties bij deze teksten, en in aparte katernen met onder meer foto’s, videostills, notities en werkteksten in facsimile. Met bovenop dit alles nog een uitgebreide bio- en bibliografie, biedt deze publicatie een stevige introductie tot haar werk.

Rosler volgde een opleiding schilderkunst in de jaren ’60. Maar hiervan getuigt slechts één minuscule afbeelding van een abstract-expressionistisch werk. Heterogeniteit werd algauw kenmerkend voor haar aanpak: collages en montages van beeldmateriaal uit tijdschriften, videowerk, fotografie, installaties en performances, wenskaarten en ander drukwerk, geschreven en gesproken teksten, en zelfs de organisatie van een tentoonstelling in New York over huisvesting en daklozen (If you lived here…, Dia Art Foundation, 1989). Als antwoord op Buchloh’s verwondering over dit ‘heterodox’ geheel riposteert Rosler: “Don’t you think one of the main projects of the feminist critique of modernism was to challenge the idea of the artist as some kind of coherent subjectivity who has got his thumbprint on every work? I don’t want people to engage with the persona of the creator. It’s a complete bore, and it trivializes the work.” Eens het idee van authenticiteit overboord gegooid, en Duchamp en de conceptuelen behandeld, vervolledigt ze: “I thought what really unites these things is my perspective, my version of deep structure, and I couldn’t help it if it wasn’t apparent. And the word ‘style’ was replaced by the word ‘strategy’. Why should an artist stick with one thing? We are not a craft.”

Trouw aan dit uitgangspunt volgde ze een opleiding schilderkunst, parallel met studies fotografie bij Walter Rosenblum en ook de literaire wereld was haar niet vreemd. Van meet af aan beschouwde ze het als een uitdaging om maatschappelijk engagement en de emancipatie van het individu te rijmen met een artistieke praktijk in een ‘voor ieder toegankelijke taal’. Eerst vond ze een geschikt expressiemiddel in de documentaire fotografie, dé populaire beeldtaal bij uitstek, met bovendien een stevige traditie in de Verenigde Staten, gaande van Walker Evans tot Life Magazine. Toen in het begin van de jaren ’70 de videocamera beschikbaar werd, ging ze ook daarmee aan de slag. En bij de opkomst van alternatieve tv-stations (Paper Tiger Television) tekende ze alweer present. Deze voorliefde voor ‘massamedia’ verbindt haar met de ‘linkse beweging’, die wel vaker wantrouwig staat tegenover de wereld van de beeldende kunst met die aandacht voor het exclusieve. Inhoudelijk stelt Rosler thema’s aan de orde waarmee de grenzen van socio-culturele, economische en politieke leefwerelden worden afgetast: de Viëtnamoorlog, cultureel kolonialisme, de patriarchale overheersing, arbeidsethiek, globale economie, huisvesting, massatransport,… Gelukkig benadert ze deze thema’s niet op een aanmatigende of bezwerende toon. Integendeel, Bertolt Brecht indachtig houdt ze steeds een stevige portie humor achter de hand en heeft ze oog voor absurde en bijtende situaties.

Interessant is de vraag naar de ‘afbeeldbaarheid’, de waarde die ze hecht aan representativiteit. Rosler heeft daar een duidelijke mening over. Met betrekking tot haar fotografische projecten zoals The Bowery in two inadequate descriptive systems (1975), de luchthavenreeks In the place of the public (1990-’98) of de recente autotrip Rights of passage (1995-’98) stelt ze uitdrukkelijk dat het haar niet alleen om de feiten gaat, maar vooral ook om de plaats die deze toegewezen krijgen en om de conclusies die hieruit getrokken kunnen worden. Rosler wil wellicht het verschil tonen tussen hetgeen we (door)zien of ervaren en de courante voorstelling die ervan wordt gemaakt. Dat blijkt bijvoorbeeld expliciet uit de titel van het werk The Bowery in two inadequate descriptive systems. In dit werk hangen zwart-wit foto’s van mistroostige winkelpanden uit een verpauperde buurt (met referenties aan het werk van Walker Evans) zij aan zij met woorden die we dronkelui zouden toedichten. De pointe van dit foto- en tekstwerk is dat geen enkele menselijke figuur opduikt om deze scène ook body te geven. We denken er automatisch dronkelui bij, maar ze zijn er niet; het is een spookvertoning. Het titelwoord ‘inadequate’ formuleert dit voorbehoud. De rechttoe rechtaan gefotografeerde panden hebben alle kwaliteiten om sociale misstanden te documenteren, ware er niet de lijst gammel getikte woorden ‘stewed/boiled/potted/corned/pickled/preserved/canned/fried to the hat’, waar we geen raad mee weten. De beschrijving loopt spaak; ze vraagt om andere complementaire middelen. Net zo bij de eerder genoemde luchthavenreeks en het verslag van een autorit. Waar de foto’s gemaakt zijn, is niet belangrijk. Wat telt, is de ervaring van plaatsloosheid en het systeem waaraan reizigers zich – zeer comfortabel – moeten onderwerpen. In Roslers werk ontbreken panoramische totaalbeelden. Ze wil geen afstandelijke overzichten bieden maar wel documentaires over de ervaring. Om die reden brengt ze haar themata ook in uiteenlopende ‘disciplines’ aan bod. Een performance kan bijvoorbeeld uitmonden in een videowerk en in een tekst verder uitgediept worden.

Hoe sterk ons dagelijks kijken geconditioneerd en oververzadigd wordt, demonstreert ze reeds vanaf 1967 in de gemonteerde foto’s uit de reeks Bringing the war home (1967-’72). Op foto’s van stijlvolle kamers uit tijdschriften voor deftig wonen monteerde ze zeer precies figuranten uit eveneens in tijdschriften gepubliceerde oorlogsreportages. Woonkamers en keukens prijzen niet alleen wooncomfort aan maar bieden via het raam een zicht op loopgraven, voorbijrazende tanks of een radeloos Aziatisch vrouwtje met kind dat een binnentrap opvlucht. De synthese van twee ‘sfeerbeelden’ – mogelijk afkomstig uit eenzelfde tijdschrift – richt de aandacht op de veelal verzwegen mechanismen: waarin verschilt het aanprijzen van woonmodellen van de verslaggeving over Viëtnam, of zelfs van de bemoeienis in Viëtnam? Rosler bedrijft hier geen surrealistisch spelletje, maar pure Foucault en zoals ze zelf beaamt, is Jean-Luc Godard daarbij een compagnon de route.

 

• Martha Rosler, Positions in the life world werd uitgegeven door Ikon Gallery (Birmingham) en Generali Foundation (Wenen) en gedistribueerd door MIT Press, Chenies Street 11, WC1E 7ET London (0171/306.06.03). ISBN 0-907594-61-1 De tentoonstelling is van 19 oktober tot 9 januari te zien in het Museu d’Art Contemporani de Barcelona en tijdens de zomer 2000 in het New Museum of Contemporary Art in New York.