width and height should be displayed here dynamically

Nan Goldin. This Will Not End Well

De vroegste voorstellingen van The Ballad of Sexual Dependency (1981-2022) vonden plaats in bars, clubs en kunstruimtes in New York. Met één of twee afstandsbedieningen in de hand toonde Nan Goldin (1953) dia’s op de tonen van livemuziek of een bootleg van Charles Aznavour of The Police. Het belang van dit werk wordt in This Will Not End Well, de catalogus van de gelijknamige overzichtstentoonstelling, door meerdere auteurs terecht benadrukt. De slideshow werd na de jaren tachtig in musea wereldwijd getoond en verscheen ook in een versie op papier, die na bijna vier decennia nog steeds in druk is. Goldin bedient het werk ondertussen niet meer zelf en ook de beelden en soundtrack paste ze veelvuldig aan. I’ll Be Your Mirror verving ze niet. Het door Nico gezongen nummer van The Velvet Underground vat de vroege performances van The Ballad goed samen – het publiek dat destijds de slideshows zag, kwam er vaak zelf in voor.

This Will Not End Well is opgedeeld in tien hoofdstukken, waarin steeds een slideshow of videowerk belicht wordt aan de hand van een tweetal teksten en een twintigtal beelden. De werken zijn chronologisch gerangschikt, van de vroege diavoorstellingen The Ballad en The Other Side (1992-2021) tot de digitale slideshow Memory Lost (2019-2021). Het voorlaatste deel van het boek is een ode aan Goldins overleden vrienden en bevat naast portretten van geliefden ook teksten over de aidsepidemie. Het laatste deel is gewijd aan Goldins activisme samen met P.A.I.N. (Prescription Addiction Intervention Now), de groep waarmee ze zich sinds 2017 tegen het farmaceutische bedrijf Purdue Pharma verzet. Drie oudere gedichten van Rene Ricard en een kortverhaal van actrice en schrijfster Cookie Mueller sluiten af.

De teksten zijn nooit zakelijk en vertrekken vaak van een persoonlijke ervaring. Marvin Heiferman, die Goldin in de jaren tachtig vertegenwoordigde en betrokken was bij het ontstaan van het werk, beschrijft op meeslepende wijze hoe The Ballad evolueerde, en wat de betekenis ervan is. Zijn tekst past in een rijtje bijdragen van auteurs, zoals Guido Costa en Darryl Pinckney, twee van Goldins beste vrienden, en Thomas Beard en Alfred Pacquement, die haar werk en levensloop analyseren. De catalogus bevat ook vrijere bijdragen, zoals de tekst van Roni Horn. Haar ‘Letter to Nan’ bestaat uit een zevental korte brieven, die verrassend intiem van aard zijn. Horn schrijft dat ze al haar hele leven in een ‘mild state of drag’ leeft, op de lagere school ontdekte dat haar gender alleen haarzelf aanbelangt en dat androgynie geen keuze, maar een levensvoorwaarde is. Alsof ze niet aan haar verwachtingen voldeden, schrapte Horn elk woord uit deze fragmenten. Ook door de vierde brief, die enkel bestaat uit ‘Dear Nan, …’, trok ze een strenge streep. Ze verklaart haar aarzeling in een vijfde brief:

‘Dear Nan, Thank you for inviting me to write. But the subject of you, your work, keeps bringing me back to myself. I’ve tried now a few times, but my thoughts keep coming back to me…’

Ook andere auteurs komen tot dezelfde bevinding. Lucy Sante beschrijft in een tekst over The Other Side haar ervaringen in gay- en transgenderclubs in New York en verwijst naar haar eigen transitie. In de fragmentarische tekst ‘Scenery’ haalt Caitlín R. Kiernan pijnlijke gebeurtenissen aan die haar bestaan tekenden: de zelfgekozen dood van een schizofrene neef, een alcoholistische vader, een heroïneverslaving, de aidscrisis en hoe die het leven kostte aan een aantal geliefden… ‘To use Nan Goldin’s work as a starting point for a piece of writing without revealing at least a bit of one’s own life feels wrong, almost perverse,’ schrijft Anne Swärd aan het begin van haar bijdrage. In ‘The Storyteller’ combineert ze een lezing van Goldins werk met persoonlijke anekdotes. Ze beschrijft een ontmoeting met een Amerikaan toen ze zeventien jaar was: ze voerden een gesprek over prostitutie en hij wou naaktfoto’s van haar maken. Ze geeft toe dat ze tijdens haar tienerjaren kleptomane neigingen had en deelt een recente, beladen ontdekking van de relieken van de Heilige Birgitta… Wat is het dat critici van Goldin over zichzelf doet schrijven?

Of zou het eigen zijn aan de fotografie? ‘Toon je foto’s aan iemand en hij of zij haalt meteen de zijne tevoorschijn,’ schrijft Roland Barthes in La Chambre claire uit 1980. Het boek kwam tot stand na het overlijden van zijn moeder, toen hij troost zocht in het bekijken van familiefoto’s. Het is zijn meest persoonlijke geschrift, in de eerste persoon; hij spreekt voorkeuren uit en deelt intieme getuigenissen. Barthes tracht te weten te komen waarom sommige foto’s, zoals een portret van zijn moeder als vijfjarige, hem ontroeren, terwijl andere hem koud laten.

De mate waarin hij door een foto geraakt wordt, blijkt te maken te hebben met hoe het beeld de eigenschappen van het medium reveleert. Ontroerend is vooral het besef dat de foto een reële afbeelding is van een moment in het verleden. Goldins foto’s worden in This Will Not End Well door meerdere auteurs als snapshots omschreven. De beelden zijn snel en in de actie geschoten, ze zijn imperfect, niet altijd scherp en vaak over- of juist onderbelicht. Hoewel de kunstenaar ook met dramatische belichting, kleur en beeldcompositie speelt, hebben haar foto’s het karakter van spontane opnames.

Goldin richt haar camera niet op uitzonderlijke onderwerpen, maar op mensen uit haar omgeving en hun dagelijkse, soms bijzonder intieme bezigheden (feesten, eten, douchen, vrijen, slapen, zich opmaken…). Haar foto’s lijken niet in scène gezet, een kwaliteit die volgens Barthes moeilijk te bereiken is. Zelfs in onze huidige maatschappij, waarin het beeld boven ieder ander medium primeert, blijft het beladen om iemand te fotograferen. Gefotografeerd worden, schrijft Barthes, betekent dat je lichaam in een beeld gevangen wordt dat het potentieel heeft om je te overleven. In de korte tijd waarin een foto genomen wordt, reduceert de camera het subject tot een weerloos object – een ervaring die Barthes omschrijft als een ‘micro-ervaring van de dood’ en die hem bijna automatisch een geforceerde pose oplegt.

Toch lijken de mensen waar Goldin haar lens op richt vaak niet te beseffen dat ze gefotografeerd worden: ze doen ongestoord voort met datgene waar ze mee bezig waren. Zonder in de camera te kijken, blijven ze in gesprek, blijven ze de liefde bedrijven, wenen, dansen… Zelfs wanneer Goldins modellen bewust geportretteerd worden, lijken ze niet gespannen, maar zitten ze er ongedwongen en rustig bij. Dit is volgens auteurs als Costa en Swärd te danken aan Goldins innige verhouding tot haar onderwerpen en aan haar eigen positie. Ze fotografeert haar geliefden en neemt deel aan de activiteiten die ze vastlegt.

Goldin volgt haar onderwerpen, de gemeenschappen waarin ze vertoeft, gedurende lange periodes. Ze presenteert reeksen waarin haar vrienden meermaals te zien zijn, zowel feestend, rouwend, ziek als overleden. Goldins band met haar modellen lijkt weerspiegeld in het formaat en ontwerp van This Will Not End Well. Het boek doet denken aan familiealbums: de pagina’s zijn donkerblauw en tellen steeds meerdere kleine foto’s. Het is een opvallende keuze die de kijklust remt en afwijkt van Goldins vorige publicaties, met steevast paginavullende beelden. De kunstenaar lijkt erop te willen wijzen dat haar foto’s deel uitmaken van een geheel, de diavoorstellingen, waarin ze slechts enkele seconden te zien zijn. Het kan ook verklaren waarom de catalogus geen inventaris van de individuele foto’s bevat.

De onderwerpen en de directe manier waarop Goldin ze benadert, benadrukken het ogenblikkelijke en waarheidsgetrouwe aspect van het medium. Cookie at Sharon’s Birthday Party with Genaro and Lisette, Provincetown uit 1976 heeft een onduidelijke, donkere achtergrond – misschien een kast met uitpuilend textiel, een hangend doek met palmboomprint, en twee mensen die in een druk gesprek verwikkeld zijn. Op de voorgrond is de breed lachende Mueller te zien, de ogen amper zichtbaar tussen kenmerkend donker aangezette oogleden. De ongedwongen foto herinnert eraan dat dit een momentopname van een werkelijk gebeuren is: het verjaardagsfeest van Muellers minnares Sharon Niesp in 1976. En net zoals Barthes in de foto van zijn moeder enkel de dood ziet, lijkt Muellers euforische lach inderdaad samen te vallen met de zekerheid van verlies.

Heiferman sluit zijn bijdrage aan This Will Not End Well af met een verklaring voor de populariteit van The Ballad. Goldins beelden van vreugde, verbintenis, verlies en verlangen zijn voor iedereen herkenbaar en daarom blijft het publiek ernaar terugkeren. Haar foto’s geven aanleiding tot reflecties op je leven, tot een reële of symbolische terugkeer naar je persoonlijke fotoalbum. Dat haar werken effectief imitatiegedrag uitlokken, heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat Goldin vertrouwd is met de auteurs die haar werk bespreken, als het al geen vrienden zijn. Costa werkte mee aan eerdere publicaties, net als Heiferman, Sante en Pinckney. Het zorgt voor een herhaling van informatie die reeds in vorige publicaties te lezen was, en bovendien valt op dat meerdere auteurs zich bijzonder lovend uitlaten over Goldins werk en haar activisme. Hoewel dat niet onterecht is, lijkt het overbodig in een catalogus.

Goldin lijkt steeds de controle te willen behouden over haar werk. De directeurs van de instellingen waar This Will Not End Well te zien is, benadrukken in het voorwoord van de catalogus dat de presentatie ontstaan is in nauwe samenwerking met de kunstenaar. Hetzelfde blijkt uit Laura Poitras’ recente documentaire All the Beauty and the Bloodshed (2022), waarin ze Goldins leven, werk en activisme belicht. Het was Goldin zelf die met het idee kwam om een film te maken over de verzetsgroep P.A.I.N. In een interview met Andrea Lissoni, opgenomen in het boek, geeft ze toe dat het moeilijk was om de regie uit handen te geven, maar dat ze toch veel inspraak kreeg.

Opvallend is ook de heruitgave van een essay van David Wojnarowicz uit 1989: ‘Post-Cards from America. X-Rays from Hell.’ Hij schreef de tekst naar aanleiding van Witnesses. Against our Vanishing, de protesttentoonstelling over aids die Goldin organiseerde. Wojnarowicz, goed bevriend met Goldin, stierf kort na de publicatie van Witnesses aan een aidsgerelateerde ziekte. Hij schrijft over het gebrek aan informatie over het virus, over het onrechtvaardige Amerikaanse zorgsysteem en de discriminatie tijdens de gezondheidscrisis. De herpublicatie, in dit boek, maar ook al eerder in een catalogus uit 1996, is een duidelijke symbolische keuze: door Wojnarowicz’ tekst steeds opnieuw te publiceren, lijkt Goldin zijn stem levend te houden en zijn naam aan iedere nieuwe generatie aan te reiken.

Dat lijkt ook het geval voor de teksten van Rene Ricard en Cookie Mueller waarmee de catalogus eindigt. Van Ricard neemt Goldin drie dichtstukken op, waaronder een soort antihaiku: ‘I am young / And I am beautiful / And I will fuck you / Over just like everybody else’. Geschreven in een rebelse, niet-virtuoze stijl, getuigen de regels van een interesse voor populaire cultuur die eveneens het werk van Mueller kenmerkt. Haar tekst ‘Fleeting Happiness’ voorziet in een moraliserende, maar komische pointe. De kernzin – ‘life is hard, and then you die’ – is zowel ordinair als somber. Muellers stem is echter niet pessimistisch, maar belicht, in alle eerlijkheid, de betrekkelijkheid van het bestaan. De zin resoneert met de laconieke titel van Goldins overzichtstentoonstelling, die de kunstenaar na de vernissage in Stockholm in krullerige letters op haar arm liet tatoeëren. Het toont nogmaals hoezeer dit oeuvre, zowel in woord als in beeld, samen met bekenden, vrienden en geliefden van Goldin tot stand komt.

 

Fredrik Liew, Nan Goldin Studio (red.), This Will Not End Well, Göttingen, Steidl, 2022, ISBN 9783969990582. De tentoonstelling in het Stedelijk Museum Amsterdam wordt verderop in dit nummer door Paul Willemsen besproken.