width and height should be displayed here dynamically

Neometrism

De zaaltekst van Neometrism in Nest – platform voor hedendaagse beeldende kunst in Den Haag – opent met een referentie aan Mad Men, de populaire serie over reclamemannen die met een whiskyglas in de ene hand en een sigaret in de andere de jaren zestig uitrollen en de jaren zeventig binnenstruikelen. In de huidige ‘Second Golden Age of Television’ vormen populaire series die vrijwel iedereen heeft gezien misschien wel de enige bodem onder het collectieve bewustzijn. Het sfeervol vormgegeven Mad Men appelleert bovendien aan de dominante retrotrend, een emotionele reactie op het gevoel van luchtledigheid en gebrek aan houvast dat zich begon te manifesteren nadat het postmodernisme zijn smaak verloren had, verpieterde tot kunsthistorisch lemma en ons ideologisch met lege handen achterliet. Een logische reactie: terug naar de Grote Verhalen van het modernisme, terug naar de tijd van Mad Men.

Binnen de beeldende kunst betekent dat steeds vaker: terug naar de abstractie van die tijd. De jury van de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst merkte al zo’n tien jaar geleden op dat de beeldtaal van de jaren zestig en zeventig terug was van weggeweest, en heeft sindsdien bij elke editie altijd een of meerdere abstracte schilders genomineerd. De grote Nul/Zero-tentoonstellingen die dit najaar in Amsterdam en Delft plaatsvinden hadden in 2012 al een voorloper in Museum Boijmans Van Beuningen, in de vorm van Minimal Myth. Een jaar later presenteerde Nest in Den Haag de groepstentoonstelling Abstract Myth. De expositie Neometrism is te zien als een opvolger daarvan. In Abstract Myth probeerden hedendaagse kunstenaars een geëngageerde draai te geven aan de modernistische erfenis. Neometrism is wat trivialer, en gaat in brede zin over de beeldtaal en de specifieke esthetiek van de jaren zestig en zeventig. Niet zozeer filosofische inzichten, maar de look van het product design en de populaire cultuur uit die tijd staan centraal – Mad Men dus.

Thomas Raat – een van de drie kunstenaars in deze groepstentoonstelling – zal er alvast geen problemen mee hebben dat zijn werk met product design en populaire cultuur in verband wordt gebracht. Hij zegt zichzelf expliciet buiten een kunsthistorische context te willen plaatsen. Als twintiger verwierf hij bekendheid met schilderijen opgebouwd uit stroken plastic en tape, heftige en direct herkenbare werken. Maar sinds zijn verblijf aan de Rijksakademie is hij zijn eigen handschrift bewust aan het uitgommen. Hij is geïnteresseerd geraakt in de praktische toepassingen van het modernisme, vooral binnen de interieuresthetiek zoals die jarenlang werd gepropageerd door het tijdschrift Goed Wonen. Raat struint rommelmarkten af en veilingsites. Hij koopt meubels op, onderzoekt hun vormen en transformeert ze tot objecten met een dubbelzinnige status. Zo hangen er in Nest op de muur achter een ligbankje twee kussens gemaakt van donker- en lichtgroen skai: het zouden stemmige monochrome wandsculpturen kunnen zijn, maar evengoed past het geheel in een etalage van een interieurwinkel. Aan de andere kant van de zaal plaatste Raat het metalen onderstel van een koffietafel met daarop, een kwartslag gedraaid, een blad met golvend op-artmotief. Het is een strak geval, maar je kunt er niet langer dan vier seconden naar kijken of alles gaat ‘zwemmen’.

De kunsthistorische context dringt zich hoe dan ook op, ook bij Babette Kleijn. Haar muurschilderingen en schetsen refereren sterk aan het constructivisme. Ze tekent een schematische wereld die bestaat uit bollen, rechthoeken en rechte lijnen, in wit, zwart, geel en grijs. Als specifieke twist heeft ze er de hobbyistische ‘string art’ uit de jaren zeventig aan toegevoegd: touwtjes worden gespannen tussen spijkertjes, wat een kruising oplevert tussen punniken en ‘connect the dots’-tekenboeken. Het versterkt de wat schrale Oost-Europese uitstraling van de schilderingen en doet rare dingen met de dieptewerking waardoor de werken winnen aan dynamiek. Maar uiteindelijk is een half dozijn herhalingen van hetzelfde principe iets te veel van het goede.

Raat en Kleijn laten zich – bewust of intuïtief – beperken door een specifiek modernistische beeldtaal. Koen Taselaar gaat wat dat betreft vrijer te werk. Zijn werkwijze neigt naar grafische vormgeving, een discipline die in Nederland sterk modernistisch gekleurd is, maar ook vele verschijningsvormen kent. Taselaar vult vellen papier met gestileerde woorden – fictieve bandnamen hebben zijn voorkeur – die door de overdaad aan krullen bijna niet te lezen zijn. Hij plaatst manshoge, uit plaatstaal opgetrokken letters achter elkaar, als een rijtje dominostenen die op het punt staan om te vallen. Vergelijkbaar met de Nederlandse Amerikaan Peter Schuyff tekent hij repeterende patronen op gemarmerd papier: bijna machinaal op het eerste gezicht, maar bij nadere inspectie blijken ze vol schoonheidsfoutjes en onregelmatigheden te zitten. Bij Taselaar is de hand van de kunstenaar herkenbaar en wijzen kleine imperfecties op het ambachtelijke proces achter het werk. Dat maakt zijn werk tot het meest persoonlijke van Neometrism en zorgt ervoor dat het loskomt van de pretentie van universele geldigheid die toch altijd aan het modernisme is blijven kleven.

 

Neometrism, tot 26 juli in Nest, De Constant Rebecqueplein 20b, 2518 RA Den Haag (070/365.31.86; nestruimte.nl).