width and height should be displayed here dynamically

Picasso – Ingres

Ingres heeft nog steeds de reputatie van een conservatief, klassiek, academisch en zelfs dogmatisch kunstenaar. Picasso daarentegen werd altijd gezien als een vernieuwend kunstenaar, een revolutionair. Een mooie en goed gedocumenteerde tentoonstelling in het Parijse Picassomuseum toont nu de invloed van Ingres op het werk van Picasso, en ruilt de clichématige voorstelling van de kunstgeschiedenis in voor het beeld van een complexe confrontatie. Picasso-Ingres biedt een andere kijk op zowel het oeuvre van Picasso als dat van zijn ‘leermeester’. De tentoonstelling doet ons haast vergeten dat Ingres in Picasso’s oeuvre slechts één referentie is naast vele andere. “Een schilder is eigenlijk een verzamelaar,” zei Picasso, “die zijn collectie samenstelt door zelf de schilderijen te maken die hij bij anderen bewondert.” Naast werken van Cranach, Rembrandt, Greco, Velázquez, Goya, Corot, Manet, Toulouse-Lautrec, Cézanne, Gauguin en vele anderen, neemt Ingres in het musée imaginaire van Picasso wel een zeer bijzondere plaats in.

In tegenstelling tot de andere invloeden, die meestal een tijdelijk karakter hadden, loopt Ingres als een rode draad doorheen Picasso’s ganse oeuvre. De kennismaking met zijn belangrijkste leermeester vond dan ook zeer vroeg in zijn carrière plaats. Reeds in 1904 bezoekt Picasso het Ingresmuseum in zijn geboorteplaats Montauban; maar de grote revelatie komt het jaar daarop, wanneer Picasso op de Salon d’automne, dezelfde Salon waarop de fauves schandaal schopten, voor het eerst kennismaakt met Ingres’ fameuze Bain turc. Het ronde schilderij waarmee Picasso-Ingres opent, is het werk van een oude man – Ingres is vijfentachtig – maar het getuigt behalve van een groot vakmanschap ook van een grote durf en inventiviteit. De vitaliteit van het onderwerp, naakte vrouwen die enkel hun eigen schoonheid cultiveren, en de sensualiteit van de uitvoering, is voor de jonge Picasso een belangrijke levensles. Wanneer hij zestig jaar later dezelfde gezegende leeftijd bereikt, zal hij er met evenveel wellust op terugkijken.

Het Bain turc zorgt onmiddellijk voor een belangrijke reeks werken, waarin zowel het onderwerp als de compositie en de vorm, in casu de elegante houdingen van de Turkse vrouwen, een bepalende invloed uitoefenden. De tentoonstelling zorgt voor boeiend vergelijkingsmateriaal. Naast het beroemde schilderij van Ingres hangen er ook voorbereidende schetsen van de meester en studies van Picasso. De invloed van het Bain turc is duidelijk merkbaar in Le Harem (1906), La Coiffure (1905-1906) en ook in de voorstudies van de bordeelscène voor Les Demoiselles d’Avignon (1907).

Een ander schilderij van Ingres, L’Odalisque, waarvan Picasso in zijn atelier een reproductie had opgehangen, werd gebruikt in een van zijn eerste kubistische ‘decomposities’. Hier wordt duidelijk dat Ingres en Picasso op zoek waren naar oplossingen voor dezelfde problemen, namelijk het inschrijven van een figuur in zijn ruimtelijke omgeving en het weergeven van een lichaam in verschillende houdingen tegelijk.

Hoewel de invloed van Ingres op het kubisme niet onmiddellijk werd onderkend – Apollinaire kloeg dat het publiek, in tegenstelling tot de kunstenaars, blind was gebleven voor de lessen van Ingres – koketteert Picasso vanaf 1915 openlijk met zijn bewondering voor de klassieke meester, die hij vooral in zijn tekeningen schaamteloos parafraseert. Cocteau noemde hem de “véritable Monsieur Ingres” en Picasso sprak zichzelf voor de spiegel smalend aan als “Monsieur Ingres”. In zijn ingreske periode maakt Picasso kennis met zijn eerste vrouw Olga, een danseres bij de Russische balletten, en beëindigt hij zijn samenwerking met de kunsthandelaar Kahnweiler, een groot verdediger van het kubisme. Zijn nieuwe verdeler Paul Rosenberg bezat – net als zijn belangrijkste verzamelaars – werk van Ingres. Maar ook de herwaardering van Ingres, die een hoogtepunt kende in de retrospectieve van 1921, heeft een belangrijke rol gespeeld.

Waar het portret van Gertrude Stein opvallende gelijkenissen vertoont met dat van Monsieur Bertin, en het portret van Olga duidelijk geïnspireerd is op dat van Madame Rivière, verwijst Picasso in de jaren twintig op een minder opvallende wijze naar Ingres. De portretten van zijn geheime liefde Marie-Thérèse en zijn maîtresse Dora Maar zijn niettemin duidelijk geïnspireerd op Ingres’ Odalisque – in beide werken draait alles om het streven naar de ideale compositie en de volmaakte sensualiteit van het vrouwelijk naakt.

Ingres (1780-1867) omspant bijna volledig de negentiende eeuw, Picasso (1881-1973) bijna de hele twintigste eeuw. In de jaren zestig, op de leeftijd dat Ingres zijn Bain turc schilderde, keert Picasso terug naar zijn eerste leermeester, ditmaal met humor en ironie. Vooral Ingres’ motief van de ontmoeting tussen de schilder Rafael en zijn model Fornarina, wordt door Picasso op een schalkse, bijna scabreuze manier hernomen in een reeks gravures, met de paus en Degas in de rol van voyeur. Bij beide schilders is de passie van de schilder voor zijn model een vertolking van de passie voor de schilderkunst; maar Ingres en Picasso hebben toch vooral hun fascinatie voor het vlees gemeen, een fascinatie die ze elk op hun manier onverdroten blijven exploreren en exploiteren. 

 

• Picasso-Ingres loopt nog tot 21 juni in het Musée Picasso, 5 rue de Thorigny, 75003 Parijs (01/42.71.25.21; www.rmn.fr).