width and height should be displayed here dynamically

Emke Idema

‘Pas als je aan het baren bent of aan het sterven heb je een excuus om niet te komen opdagen!’ Dat riep de docent tijdens mijn eerste les op de toneelacademie in Maastricht, terwijl iedereen er gewoon was. Tijdens de opleiding werd ons geweten gebrandmerkt met een ethiek van samenwerken: je bent verantwoordelijk voor elkaar, je mag de ander nooit laten zitten. Theater ontstaat telkens opnieuw, tijdens maken, repeteren, testen en uitvoeren, door bereidwillige samenkomst en openheid voor elkaar. Als het aan die toneelacademiedocent lag, zelfs tegen elke prijs.

Je zou kunnen zeggen dat theater een mini-samenleving is. Je hebt elkaar nodig om te kunnen functioneren: een speler, een regisseur, een ruimte, licht, een publiek, iemand die een publiek wijst op het bestaan van het kunstwerk, en hoe meer je investeert in de relaties, des te beter je gezamenlijk bestaat, althans, dat is de premisse. Dat maakt de praktijk van theater maken en de kunstwerken die daaruit voortkomen uitermate geschikt voor het oefenen van allerlei sociale en politieke relaties. We zijn namelijk al bereidwillig samen, en hoe vaak is dat nou eigenlijk het geval?

Hoe vind je balans tussen eigenbelang en het belang van het geheel? Hoe pleeg je doeltreffend verzet tegen de (regel)systemen waar je in leeft? Hoe bouw je samen het best een nieuwe orde op? Rond die vragen maakte ik de laatste jaren, met anderen, een serie spellen die hun uiteindelijke vorm pas vinden als een publiek ze speelt – zonder elkaar zijn we niets.

Als de ruimte van het theater op deze manier een samenleving blijkt te zijn, zowel binnen de voorstelling als binnen het maak- en productieproces, dan schept dat morele verplichtingen: dezelfde verplichtingen die er in een samenleving bestaan. We moeten zo inclusief mogelijk zijn, zo collectief mogelijk samenwerken, ons maakproces moet ons ideale politieke systeem representeren, onze voorstelling trouwens ook, we moeten altijd naar iedereen luisteren, onze vormen en ideeën mogen niemand uitsluiten…

En zie, daar heeft Martine het overgenomen. Martine is mijn kunstenaarssuperego, en ze kan verschrikkelijk dwingend zijn. Ik heb het regelmatig met haar aan de stok. Ik voel me schuldig als ik de stroperigheid van het samen beslissingen maken beu ben, als ik gefrustreerd raak wanneer iemand anders geen geduld heeft met mijn gestotter, of andersom, als ik me terug wil trekken om ongestoord te fantaseren. Ik voel me schuldig als ik liever iets alleen doe. Ben ik een ontaarde theatermaker omdat ik de momenten van werkelijk inzicht in mijn eentje beleef? Dat de ideeën die mijn meest hartstochtelijke maakdrift genereren meestal niet te plaatsen zijn voor mijn partners?

De stem van mijn intuïtie is zacht en klinkt telkens anders. Ze laat tijdens samenkomsten met anderen wel weten wat ze niet goed vindt, maar om te horen waar ze zelf heen wil moet ik alleen zijn. En zodra ik alleen ben, overschreeuwt mijn superego haar. Hoewel de vorm van mijn werk mijn moraal representeert, Martine to the max, mis ik soms de warmte en de schijnbare gekte van mijn intuïtie. Ik wil dat ze beter samenwerken. In een kunstenaarspraktijk in topconditie worden ze allebei gehoord.

 

Emke Idema (1980) studeerde Nederlands in Groningen, rondde de toneelacademie in Maastricht af en volgde de Master of Theatre bij DasArts in Amsterdam. Vanuit haar achtergrond als theatermaker doet ze artistiek onderzoek naar groepscultuur, relaties tussen individu en systeem, en de menselijke blik op de niet-menselijke omgeving. Ze maakte onder andere de theatrale spellen STRANGER, RULE en FOREST. In de eerste coronalockdown stelde ze het Omhelzingspakket samen: negen audio-aanraakverhalen die je aan iemand kunt schenken.