width and height should be displayed here dynamically

Johan Grimonprez

Film betekent per definitie een samenwerking, je werkt samen met een team. Voor mijn toekomstige langspeelfilm, Soundtrack to a Coup d’État, werk ik bijvoorbeeld samen met archiviste Judy Aley uit New York. De film gaat over het koloniale verleden, met name over wat het Afrikajaar genoemd werd bij de Verenigde Naties, waar de Algemene Vergadering in 1960 voor het eerst wordt bespeeld door de meerderheid van Afrikaanse landen. Daar ontstaat echt hoop op verandering vanuit het antikoloniale gedachtengoed, en dat is bedreigend voor veel westerse landen, waaronder België. Het is ook de vergadering waar Chroesjtsjov persoonlijk aanwezig is en met zijn schoen op de katheder slaat naar aanleiding van Kongo, dat was ongezien. Ook leiders als Nasser en Castro zijn erbij. Castro wordt uit zijn hotel gezet en verhuist naar een onderkomen in Harlem. In de vergaderzalen van de VN vindt bewustwording plaats over de dekolonisatie, terwijl op straat de Civil Rights Movement woedt. Ondertussen worden jazzmuzikanten als Louis Armstrong en Duke Ellington na bemiddeling van de CIA uitgezonden als culturele ambassadeurs. Armstrong komt aan in Katanga wanneer Lumumba daar vastzit. Ellington reist in 1963 naar Bagdad en de nacht dat hij er landt, vindt er een staatsgreep plaats. Er gebeurt ontzettend veel tegelijk, Judy weet daar direct haar weg in te vinden. Je geeft haar een paar trefwoorden en ze is vertrokken. Het is alsof je jazz speelt, vanuit samenspel kom je tot de solo’s en dan keer je weer terug. Judy heb ik leren kennen bij het maken van Shadow World. Ze werkte al met Spike Lee, en met Michael Moore. Bij een documentaire werk je niet met een script of acteurs, maar met het archief, dus de functie die zij vervult is fundamenteel. Bij dial H-I-S-T-O-R-Y heb ik dat nog zelf gedaan, met een assistent. Toen zat ik 21 dagen lang in het archief van ABC News. Je kon nog niet videostreamen. Typte je de term hijack in als steekwoord, dan had je duizend documenten!

Het schrijven van een documentaire gebeurt voor een groot stuk, bij mij althans, in de montage. Daar heb je een klankbord nodig, en dat is de editor. Daar zit ik dan dag in dag uit mee samen, en dan ook nog met iemand voor de postproductie. Heel belangrijk is de samenwerking met de muzikant, en ook de sounddesigner. Ik noem hier Ranko Pauković, die met zijn klanken echt een hele eigen ruimte schept. En dan is er nog de producer, voor de toekomstige film is dat weer Daan Millius: het is superbelangrijk dat je op een goede manier aan centen komt.

Aan zo’n film is al samenwerking of dialoog voorafgegaan. Je staat als regisseur op de schouders van een heel pak andere makers en schrijvers. Ludo De Witte bijvoorbeeld, of In Koli Jean Bofane, en zeker ook Andrée Blouin die alledrie een narratieve stem in de film vertolken. Blouin was de rechterhand van Patrice Lumumba, en via haar dochter mogen we haar super-8-filmmateriaal verwerken. Ze zette een vrouwenbeweging op in Oost-Congo, hoewel vrouwen geen stemrecht hadden.

Op de credits van mijn films verschijnt altijd: ‘Johan Grimonprez in samenwerking met…’. Er staat heel veel ander talent naast het mijne. Als regisseur ben je een dirigent of een bandleider, en door het samenspel krijgt je eigen inzet meer reliëf. Wat niet hoeft te betekenen dat het allemaal vlotjes verloopt. Je kan elkaar in de haren vliegen, maar dat kan ook een kruisbestuiving betekenen.

Ik ben ervan overtuigd dat subjectiviteit altijd relationeel is; dat je pas betekenis krijgt als individu door in een gemeenschap te stappen. Het kunstenaarsgenie is echt achterhaald. Net als het ‘cogito ergo sum’. Neen, het moet zijn: we dialogeren, daarom bestaan we. Ik geef regelmatig een workshop over gemeengoed, de commons. En net als Negri en Hardt spreek ik dan over het bewustzijn van gemeengoed, dat als een taal fungeert – je deelt ze, je gebruikt ze om je uit te drukken, zonder die taal zou je je niet kunnen uitdrukken. Dat betekent dus niet dat het ik niet bestaat, of dat subjectiviteit niet bestaat. Gemeengoed is géén communisme, waar het collectief immers ten koste gaat van het subject. Bij de commons krijgt het individu pas betekenis in relatie tot de gemeenschap. De groeiende aandacht voor collectieven kan ik alleen maar toejuichen. Zeker in een tijd waarin de politiek is ingenomen door lobbybedrijven, een corporate coup d’état, zoals in Shadow World en ook in Blue Orchids te zien viel. Een tijd waarin social distancing een pluspunt leek te worden.

 

Johan Grimonprez (1962) is filmmaker, onder meer van dial H-I-S-T-O-R-Y (1997, met Don DeLillo), Double Take (2009, met Tom McCarthy) en Shadow World (2016, met Andrew Feinstein). Als curator had hij projecten in onder andere het MoMA (New York) en de Pinakothek der Moderne (München). Bij zijn films maakte hij ook publicaties als Inflight (Hatje Cantz, 2000) en Looking for Alfred (Hatje Cantz, 2007). Hij was gastdocent aan universiteiten en onderzoekscentra. Momenteel heeft hij een onderzoeksbeurs aan HOGENT/KASK.