width and height should be displayed here dynamically

Rudi Laermans

De zaal verduistert, de scène licht op, het ‘spektakel’ begint. Naar een voorstelling kijk je alleen, zij het binnen een relatie van sterke afhankelijkheid: je geeft je over aan het theaterdispositief als specifieke aandachtsmachine. De geregisseerde focus op de scène verhevigt je kijken en luisteren; losjes gekoppeld aan deze zintuiglijkheid suggereert je brein af en toe een flard begrip. Het paradigma is dat van het poëzie lezende, in zichzelf gekeerde individu.

En toch: er staan mensen op het podium, je zit niet alleen in de verduisterde zaal. Je bent alleen tezamen met andere alleen-zijnden. Je solitaire opmerkzaamheid is sociaal gestempeld: ze wordt gestuurd door zowel de handelingen op het podium als de tot een collectieve blik verdichte publieksaandacht. Het neemt niet weg dat autonome kunst je bevestigt als autonoom individu.

Toeschouwende ‘allenigheid’ is bij geslaagde kunst synoniem voor belangeloos welbehagen, aldus Kant. De keerzijde heet grenzeloze verveling: die werpt je pas echt op jezelf terug. Ze de-solidariseert ook. Je begint de performers bovenmatig aanstellerig te vinden; je verliest elke band met de geïnteresseerde kijkers om je heen; je zinkt weg in een bijzondere zintuiglijke en mentale slaap, onderbroken door het soort van zelfverbeelding waarin je bijvoorbeeld een verbaal steekspel met een naaste vriend opzet.

Geslaagde esthetische communicatie is communicatie die zichzelf doorstreept. Ze gebruikt zintuiglijke ervaringen, die voor een ander nooit toegankelijk zijn, als primair medium voor het meedelen van informatie, het oproepen van betekenissen. Alle kunstcommunicatie poogt iets onmogelijks: wat buiten het sociale valt alsnog socialiseren. Het lukt nooit, maar wat doet het er ook toe: de kloof tussen betekenaar en betekenis, tussen binnenvallende waarnemingen en uitblijvende interpretaties, creëert een tussenzone waarbinnen intimiteit en anonimiteit elkaar ontvlammen. Niet: ‘ik kijk’, wel: ‘iets kijkt in mij’ – juist daarom begrijpt dat ‘ik’ lang niet altijd het kijken dat het uit gewoonte zichzelf aanrekent. Allenigheid van de toeschouwer-luisteraar: alle geslaagde kunst is een subjectieve vorm van de-subjectivering. Zoiets als: op een hoogst eigen manier onteigend worden. Naast de liefde is het de meest leefbare vorm van de ontologische eenzaamheid die elke vorm van bestaan kenmerkt.

Goed tien jaar geleden begon je eerst met mondjesmaat, vervolgens steeds vaker operavoorstellingen en klassieke muziekconcerten te bezoeken. Een deel van het nieuwe plezier is je vermeerderde allenigheid. Je stapt vaak in je eentje richting muziekhuis, je kent amper mensen in de muziekwereld. Het rituele verschil tussen voor, tijdens en na de voorstelling vervalt. Je bent niet eerst sociaal, vervolgens een beginneling in eigen omstandigheden, en dan weerom een prater. Je hoeft vooraf weinig bekenden gedag te zeggen, je bent achteraf slechts per uitzondering een kennis uitleg verschuldigd. Jij bent iemand en niemand: gewoon een operabezoeker. De ‘een’ is de pointe: singulariteit rijmt op anonimiteit.

Je wantrouwde altijd al premières of openingen, waarbij gezien worden primeert op zien. Je verbaast je over het toenemende geklets in musea of kunsthallen; je bent nog altijd verbijsterd over het oplichten van een telefoonschermpje tijdens een voorstelling of, godbetert, het omhooggaande mobieltje van iemand die zo nodig een foto van de geconcentreerd spelende pianist wil nemen. Allenigheid, versie neoliberalisme: kunstparticipatie is vrijetijdsgebruik, dus consumptie die vaart onder het motto ‘ik doe wat ik wil’. Maar ‘ik’ blijft ‘wij’: de nieuwe onbeschoftheden bevestigen de digitale connectie als primaire vorm van sociale integratie. Benjamin sprak decennia geleden al van ervaringsarmoede.

 

Rudi Laermans (1957) is socioloog. Hij is als gewoon hoogleraar verbonden aan het Centrum voor Sociologisch Onderzoek (KU Leuven), waar hij theoretische sociologie en kunstsociologie doceert. Recente publicaties: Ik, wij, zij. Sociologische wegwijzers voor onze tijd (Owl Press, 2020) en Gedeelde angsten. Kleine sociologie van de maatschappelijke onzekerheid (Boom, 2021).