width and height should be displayed here dynamically

Stieglitz et son cercle. La modernité à New York 1905-1930

Alfred Stieglitz was niet alleen fotograaf, met zijn 291 Gallery en zijn tijdschrift Camera Work was hij ook een van de belangrijkste promotoren van dit nieuwe medium. Bovendien was hij ook de eerste die moderne kunstenaars als Rodin, Cézanne, Matisse en Picasso naar Amerika bracht.

In 1902 stichtte Stieglitz (1864-1946) de Photo-Secession. Een jaar later creëerde hij het tijdschrift Camera Work en drie jaar later opende hij op het nummer 291 aan Fifth Avenue in New York The Little Galleries of the Photo-Secession. Alhoewel het oorspronkelijk de bedoeling was om er uitsluitend fotografisch werk te tonen van de leden van de groep (Gertrude Käsebier, Clarence White, Edward Steichen, Joseph Turner Keiley, Frederick Evans en Alvin Langdon Coburn), werden de activiteiten van de “291”, zoals de galerie algauw genoemd werd, uitgebreid tot het tentoonstellen van schilderijen, beelden en grafisch werk. Vanuit de idee van de interactie tussen de verschillende kunsten en de overtuiging dat fotografie een volwaardige kunstvorm is, toonde Stieglitz voor het eerst fotografie op het niveau van de andere kunsten. Vrij snel werd zijn galerie het meest vitale centrum van de Amerikaanse avant-garde.

Samen met Edward Steichen, die toen in Parijs woonde, organiseerde Stieglitz tussen 1908 en 1914 in Amerika de eerste tentoonstellingen van Rodin, Cézanne, le Douanier Rousseau, Braque en Severini. Hedendaagse kunstenaars als Duchamp en Picabia vonden er de weg naar een Amerikaans publiek en Picasso en Brancusi kregen er solotentoonstellingen, lang voor deze eer hen in Europa te beurt viel. In 1914 toonde hij Afrikaanse kunst, niet als antropologisch curiosum, maar als volwaardige kunst. Twee jaar eerder had hij reeds een tentoonstelling gemaakt met kindertekeningen. Tegelijkertijd toonde hij werk van Amerikaanse modernisten, waaronder zijn latere echtgenote Georgia O’Keeffe de bekendste is.

Van 1903 tot 1917 was Camera Work de officiële publicatie van de galerie. Oorspronkelijk handelde dit tijdschrift uitsluitend over fotografie, maar vrij snel publiceerde Steichen ook teksten over plastische kunsten en literatuur. Hoewel zijn auteurs niet van de minsten waren – men vindt er onder andere bijdragen van George Bernard Shaw en Maurice Maeterlinck, naast de eerste gepubliceerde teksten van Gertrude Stein – verloor Camera Work door deze nieuwe koers de helft van zijn lezers.

De komst van Picabia naar New York – hij was de enige Europese kunstenaar die het zich kon veroorloven om in 1913 op de opening van de Armory Show aanwezig te zijn – betekende voor de 291 het begin van een tweede leven. De intellectuele compliciteit van Stieglitz en Picabia werd gematerialiseerd in de uitgave van het tijdschrift 291 (later maakte Picabia in Barcelona nog enkele nummers van het tijdschrift 391 en in Parijs zelfs een 491) en de oprichting van de Modern Gallery, die geopend werd met de reeks Mécanomorphes van Picabia. Rond het tijdschrift vormde zich de New Yorkse dadabeweging met figuren als de Arensbergs, Marcel Duchamp, Arthur Cravan, Elsa von Freytag-Loring, Man Ray, Marsden Hartley en Charles Demuth.

In 1917 stuurde Marcel Duchamp in New York zijn fameuze urinoir onder de naam R. Mutt naar de tentoonstelling van de Society of Independent Artists. Het werk werd geweigerd door de jury waar hij zelf deel van uitmaakte. Stieglitz stelde het tentoon in zijn galerie en maakte de beroemde foto tegen de achtergrond van een schilderij van Marsden Hartley, die in het tijdschrift The Blind Man gepubliceerd werd onder de titel Buddha of the Bathroom. Nadien is dit objet trouvé verloren geraakt. Het exemplaar in de tentoonstelling is dat van het Centre Pompidou en behoort tot de reeks van acht die in 1964 door Arturo Schwarz opnieuw werd uitgegeven.

Ondanks de economische situatie en de oorlog, die de contacten met Europese kunstenaars en kunsthandelaars bemoeilijkten, gingen de activiteiten van Stieglitz gewoon door. De galerie 291 sloot in 1917 definitief haar deuren na de eerste individuele tentoonstelling van Georgia O’Keeffe – haar abstracte schilderijen zijn een reflectie op Kandinsky en geen seksuele metaforen, al werd deze laatste mythe door Stieglitz zelf de wereld ingestuurd en onderhouden.

Hetzelfde jaar publiceert Camera Work zijn laatste nummer, dat volledig gewijd was aan het werk van Paul Strand. De Modern Gallery sluit in 1918. Vanaf nu kon Stieglitz zich eindelijk volledig wijden aan zijn belangrijkste passie: de fotografie. Na de oorlog had Stieglitz achtereenvolgens drie galerieën, de Anderson Galleries (1921-25), de Intimate Gallery (1925-29) en An American Place (1929-46) op Madison Avenue. Hij verdedigde daar hoofdzakelijk Amerikaanse kunstenaars als Marin, Hartley, Dove en natuurlijk O’Keeffe, die hij reeds voor de oorlog had tentoongesteld.

Het Musée d’Orsay, dat werd opgericht voor de kunst van de 19de eeuw, komt met zijn nieuwe directeur Serge Lemoine meer en meer in het vaarwater van het Centre Pompidou terecht. Dat blijkt ook uit deze tentoonstelling die zowel het werk van de fotograaf Stieglitz als dat van de uitgever, de galerist en de verzamelaar belicht. Veel aandacht wordt besteed aan de foto’s van Stieglitz, die algemeen beschouwd wordt als de fotograaf van het moderne New York. Een tachtigtal foto’s geeft een overzicht van zijn fotografisch werk, van 1889 tot 1937. Van een door het impressionisme en het symbolisme geïnspireerd picturalisme evolueert hij vanaf 1915 naar de straight photography. In foto’s als The Flat Iron Building (1902), The City of Ambition (1910) en Old and New New York (1910), capteert hij de vitale energie van de grootstad. In zijn foto’s van New York uit de jaren dertig is de invloed van het kubisme duidelijk merkbaar. De bomen die hij in de jaren veertig fotografeerde op het domein van zijn familie in Lake George, krijgen een metafysische betekenis. Ze behoren dan ook tot zijn allerlaatste beelden.

Tot zijn belangrijkste werk behoren de foto’s die hij maakte van zijn vrouw Georgia O’Keeffe. In de tentoonstelling bestrijken ze een periode van twintig jaar, van 1917 tot 1937. Het eerste deel (1918-1920) bestaat uit een reeks close-ups van haar lichaam. De beelden zijn geïnspireerd door de tekeningen van Rodin, die Stieglitz in 1908 had tentoongesteld. Door de vrije omgang met seksualiteit en de idee om het geheel voor te stellen door middel van een fragment, bood Stieglitz de naaktfotografie nieuwe mogelijkheden. Beroemd zijn vooral de foto’s van haar elegante handen. De foto van O’Keeffe’s hand op haar nieuwe wagen, een Ford uit 1933, symboliseert haar vrijheid en haar onafhankelijkheid. Ze woonde toen reeds de helft van het jaar in New Mexico, waar ze fantastische landschappen schilderde.

Verder zijn er ensembles te zien die door Stieglitz werden tentoongesteld, onder andere van Cézanne en Picasso, naast zijn tentoonstelling Afrikaanse kunst. Aan de hand van documentaire foto’s van Stieglitz, die getuigen van zijn diverse activiteiten, werd een zaal van de galerie met een deel van zijn Brancusitentoonstelling uit 1914 gedeeltelijk gereconstrueerd. Het was een van zijn meest succesvolle tentoonstellingen. Ze was volledig uitverkocht – John Quinn werd voortaan zijn belangrijkste verzamelaar. Het laatste deel van de tentoonstelling toont de belangrijkste werken van fotografen als Paul Strand en Charles Sheeler, die dicht bij Stieglitz stonden. De experimentele film Manhatta (1921) van Strand en Sheeler, die ook op de tentoonstelling te zien is, wordt beschouwd als de eerste Amerikaanse avant-gardefilm.

Gelijktijdig met Stieglitz loopt in het Musée d’Orsay ook een boeiende tentoonstelling over het fotograferen van de bewegingen van de lucht. Zijn ganse leven lang heeft de Franse natuurkundige Etienne-Jules Marey (1830-1904) zich beziggehouden met de studie van de beweging in al zijn vormen. Meestal ging het om beweging die niet met het blote oog kan worden waargenomen. Met zijn chronofotografie werd hij beschouwd als een voorloper van de cinema. Minder bekend is de rol die hij heeft gespeeld in de ontwikkeling van de aërodynamica. Tot zijn laatste onderzoek behoort het observeren en fotograferen van luchtverplaatsingen. Hiervoor bouwde hij een rookmachine die hem in staat stelde de verschillende bewegingen van rookslierten te fotograferen, afhankelijk van de obstakels die ze in de ruimte tegenkwamen. Dankzij een reeks van deze rookmachines, die speciaal voor deze tentoonstelling werden nagemaakt, kan de toeschouwer het experiment van Marey van dichtbij volgen. De moderne afdrukken van deze foto’s van het onzichtbare en het immateriële, hebben naast hun wetenschappelijke waarde ook een esthetische en een poëtische dimensie.

 

• New York et l’art moderne. Alfred Stieglitz et son cercle, 1905-1930 en Mouvements d’air, Etienne-Jules Marey (1830-1904) photographe des fluides, beide nog tot 16 januari in het Musée d’Orsay, 62 rue de Lille, 75007 Paris (01/40.49.48.84; www.musee-orsay.fr).