width and height should be displayed here dynamically

Reading the Contemporary

De keuze voor de foto Diary of a Victorian Dandy: 14.00 hours van Yinka Shonibare als cover voor het boek Reading the Contemporary. African Art from Theory to the Marketplace, weerspiegelt met zelfspot het overwegend Engelstalige academische netwerk van Okwui Enwezor en Olu Oguibe. Sinds de Johannesburg Biënnale in 1997 behoeven beiden nauwelijks nog verdere introductie, gezien de hoeveelheid publicaties en tentoonstellingen waar zij sindsdien aan hebben meegewerkt. Behalve Colin Richards van de Witwatersrand Universiteit in Johannesburg en Margo Timm van de Universiteit van Namibië in Windhoek, zijn alle auteurs die aan deze belangwekkende bundel hebben bijgedragen werkzaam op Amerikaanse of Engelse universiteiten en culturele instituten.

Enwezor en Oguibe verzamelden 22 eerder gepubliceerde essays waarin de internationale context van Afrikaanse beeldende kunst, film en fotografie wordt toegelicht. De drie oudste teksten dateren uit 1991: Negritude; Between Mask and Flag – Senegalese Cultural Ideology and the Ecole de Dakar van Ima Ebong en Reprendre: Enunciations and Strategies in Contemporary African Arts van V.Y. Mudimbe werden allebei voor het eerst gepubliceerd in de catalogus Africa Explores, die werd uitgegeven naar aanleiding van de gelijknamige, door Susan Vogel gecureerde tentoonstelling in The Center for African Art (New York, 1991). Het andere artikel, The Carapace That Failed: Ousmane Sembene’s Xala, 1974 van Laura Mulvey, verscheen in 1991 in het najaarsnummer van Third Text. Lezers van dit kritische tijdschrift en van het Nka. Journal of Contemporary Art zullen vermoedelijk niet verrast worden door de onderwerpen en de auteurs die in Reading the Contemporary aan bod komen. De twee genoemde tijdschriften waren altijd een belangrijk platform voor geëngageerde interdisciplinaire discussies over globalisering en over de Afrikaanse diaspora van critici en kunstenaars zoals John Picton, Salah Hassan, Colin Richards en Evelyn Nicodemus.

Het recentste artikel, dat van Manthia Diaware over de fotograaf Seydou Keïta, werd in 1998 gepubliceerd in Art Forum. Zo wordt in een notedop zichtbaar hoe op tien jaar tijd de discussie over Afrikaanse kunst verschoven is van de periferie van de kunstkritiek naar het kosmopolitische New York.

In de catalogus van het omstreden Africa Explores stond het hoofdstuk ‘International Art; The Official Story’ (met daarin het stuk van Ebong) nog broederlijk naast hoofdstukken getiteld ‘Traditional Art: Elastic Continuum’, ‘Urban Art: Art of the Here and Now’ en ‘Extinct Art; Inspiration and Burden’ (waarin Mudimbe’s artikel was ondergebracht). In de tentoonstelling had Vogel verschillende soorten Afrikaanse objecten uit de periode 1900-1990 bij die vier thema’s ondergebracht, dit alles onder de algemene noemer ‘Afrikaanse kunst’. Haar indeling onderbouwde ze met antropologische, sociale, kunsthistorische en filosofische criteria. Vogel probeerde om alle creatieve uitingen – van zowel autodidacten als academisch geschoolde kunstenaars, van zowel traditioneel landelijke als stedelijke samenlevingen – dezelfde waardering toe te kennen. In de praktijk bleek dat ze de complexe en diverse situatie van de kunst en cultuur op het Afrikaanse continent veel te simpel voorstelde.

De essays in Reading the Contemporary zijn verdeeld onder vier kopjes, respectievelijk ‘Theory and Cultural Transaction’, ‘History’, ‘Location and Practice’, and ‘Negotiated Identities’. Het zijn sleutelbegrippen voor wie de stand van zaken in een theoretisch kader wil plaatsen. Wie een overzicht wil krijgen van de ontwikkelingen op het vlak van de beeldende kunst sinds de jaren zestig in Afrika, doet er echter verstandig aan om behalve het artikel ‘African Art and Authenticity: A text with a shadow’ van Sidney Littlefield Kasfir in Reading the Contemporary ook haar boek Contemporary African Art uit 1999 te lezen. Ze geeft daar een breed en rijk geïllustreerd overzicht, dat nergens vervalt in exotische clichés over de ‘naïeve’ kunst van autodidactische Afrikaanse kunstenaars – de enige ‘echten’, volgens verzamelaar Pigozzi, die wordt geciteerd in John Pictons bijdrage aan Reading the Contemporary . Littlefield Kasfir heeft zich uitvoerig verdiept in de lokale context van de beeldende kunst op het Afrikaanse continent en niet alleen gekeken naar hoe exponenten van de stedelijke beeldcultuur in landen als Mali, Nigeria, Senegal en Zuid-Afrika zich verhouden tot de internationale discussie. Die problematiek behandelt Enwezor in één van zijn twee artikelen voor Reading the Contemporary. Hij gebruikt daarvoor begrippen als authenticiteit en identiteit, en verbindt ze met het werk van Afrikaanse kunstenaars als Bili Bidjocka, Olu Oguibe, Quattara en Iké Udé, die hun kunst hebben ontwikkeld in westerse metropolen als New York en Londen.

Tijdens de presentatie van Reading the Contemporary door Enwezor en Oguibe in Witte de With (mei 2000) merkte een Belgische journalist op dat het boek in geen velden of wegen te bekennen was tijdens de Dakar Biënnale in Senegal, enkele weken daarvoor. Was dat niet de ideale plek geweest om deze bundel te presenteren op het continent zelf? Een gemiste kans, zo vond ook het publiek in Rotterdam. Gelukkig draagt Enwezor, als artistiek directeur van Documenta 11, er wel toe bij dat de door hem aangezwengelde discussies ook naar Afrika zullen overwaaien. Hoewel het schema voor de tournee van zijn laatste tentoonstelling The Short Century na München alleen nog steden als Berlijn, Chicago en New York aandoet, zal het vierde ‘Documenta Platform’ vlak voor de finale in Kassel, toch plaatsvinden in Lagos. Daar wil Enwezor in het gezelschap van antropologen, filosofen, stedebouwkundigen en architecten debatteren over de “social conditions in which cities under enormous social stress reconstitute themselves.”

Het is belangrijk dat publicaties als Reading the Contemporary en tentoonstellingen als The Short Century toegankelijk worden voor de Afrikanen op het continent zelf. Anders worden critici en curatoren die zich inspannen voor een verruimde en genuanceerde kijk op de Afrikaanse (kunst)geschiedenis de artistieke verwanten van wat de salonsocialisten waren in de linkse politiek. Hun engagement is zichtbaar in de theorievorming en wordt in de kunstpolitiek met veel retoriek naar buiten gebracht, maar er is voorlopig geen sprake van betrokkenheid en solidariteit ter plekke. Rasheed Araeen, de oprichter van Third Text, stelde deze houding al vast na de Biënnale van Johannesburg, en beschreef zijn ongenoegen hierover uitvoerig in het novembernummer van het Zuid-Afrikaanse on-linekunst-tijdschrift Artthrob.

Als er in deze houding geen verandering komt, dan heeft Shonibare gelijk en zal blijken dat er sinds het Victoriaanse tijdperk nog niet zo gek veel veranderd is. ‘Marketplace’ betekent dan tot nader order nog steeds Europa en Noord-Amerika.

 

• Olu Oguibe en Okwui Enwezor (eds.), Reading the contemporary: African Art from Theory to the Marketplace, werd in 1999 uitgegeven door inIVA (Institute of International Visual Arts), Kirkman House, 6-8 Standart Place, Rivington Street, EC2A 3BE London (020/77.29.96.16). ISBN 1899846212.