width and height should be displayed here dynamically

Rindon Johnson. Why tell a dead man the future

Rindon Johnson. Why tell a dead man the future, CC Strombeek, Grimbergen, 2025, foto We Document Art

De solotentoonstelling in CC Strombeek van de Amerikaanse dichter en kunstenaar Rindon Johnson (1990) staat in directe relatie tot een boek: Mahogany. The Costs of Luxury in Early America van Jennifer L. Anderson uit 2012. Het is het verhaal van hoe in de achttiende eeuw grote mahoniebossen in de Caraïben gekapt zijn om de Amerikaanse, Britse en Europese markten te voorzien van donker hout, erg in trek om bijvoorbeeld meubels van te maken – een geval van veelgelaagde koloniale exploitatie. Het hout werd gekapt door tot slaaf gemaakten en vervolgens werden de gekapte terreinen tot plantages omgebouwd waar dezelfde mensen werden gedwongen te werken. Nog steeds rimpelt deze ecologische en humanitaire ramp voort de mahoniebossen beschermden deze gebieden bijvoorbeeld tegen orkanen, die tegenwoordig desastreuze effecten hebben. Aan de hand van verschillende werken, waaronder zeven antieke mahoniehouten staande klokken die hij voor de expositie heeft aangekocht en gesigneerd, onderzoekt Johnson deze veelomvattende geschiedenis.

De titel van de tentoonstelling is ook de titel van de reeks klokken, die verspreid over de lege tentoonstellingszalen tegen witte wanden staan opgesteld. Het gaat om een uitspraak in een aflevering van de tv-serie Shōgun uit 2024. Een personage vertelt tegen een toekomstig slachtoffer al zijn kwaadaardige plannen, maar vraagt zich vervolgens af: waarom zou je een dode man de toekomst voorspellen? Ook de klokken zijn al ‘gestorven’ toen de bomen omgehakt werden, maar ze worden mechanisch geanimeerd door de mechaniek van de uurwerken. Ze houden nog steeds verticaal de wacht, als echo van de bomen die ze ooit waren. Nog meer sinister is de suggestie dat de klokken ons ‘de toekomst’ (de tijd) voorspellen; wij, de bezoekers, zijn dan zelf de dode man, gezien de apocalyptische klimaatcrisis die de wereld doormaakt. Volgens meerdere inheemse schrijvers en denkers is de ondergang van de wereld in 1492 begonnen met de aankomst van de kolonisten in Amerika. In die zin leven zij al eeuwenlang in de apocalyptische werkelijkheid die door het kapitalisme nog steeds met ‘de toekomst’ wordt geassocieerd. De klokken lopen voor en achter, tegelijkertijd.

Naast enkele klokken hangt een sculptuur van een grote lap leer een terugkerend materiaal in Johnsons praktijk. Terwijl de klokken als readymades iets onaangeraakts en afstandelijks hebben, is dit werk juist heel fysiek. Johnson leeft vaak langere tijd samen met een werk, dat hij met verschillende materialen en technieken behandelt, vaak heel ruw. Voor hem, een zwarte Amerikaan, is zijn relatie met de koeienhuid een metafoor voor zijn identiteit en de geschiedenis daarvan, zoals de objectivering van zwarte mensen en de mishandeling van tot slaaf gemaakten. Net als de klokken is leer dood en levend tegelijk, maar in dit geval is het Johnson zelf die het materiaal animeert. De levendigheid van de klokken wordt benadrukt door hun ‘lichamen’ open te laten: door het openstaande deurtje is zichtbaar hoe de slinger oscilleert. Meubels worden bovendien onderdeel van een zeer bruisende antiekhandel, wat valt af te lezen aan de kleine etiketten en krantenartikelen die door de jaren heen binnen in de klokken zijn geplakt: boodschappen van vorige handelaren, beschrijvingen van hun afkomst en hun reis langs kopers en verkopers.

Readymades zijn zo ongeveer het schoolvoorbeeld van conceptuele kunst, maar eigenlijk benadert Johnson alles met een heel materialistische insteek: hij is steeds bezig met de herkomst van materialen, woorden en ideeën. Hij stelt bijvoorbeeld de vraag wie de macht heeft om te besluiten hoe tijd gemeten wordt, en welk effect die tijdmeting heeft. Johnson legt een link tussen ‘conceptueel’ en ‘virtueel’, bijvoorbeeld met het werk Live Stream: een groot scherm biedt bezoekers in Strombeek een venster op de Caraïben, elke dag van de week een andere plek, om het verband tussen de locaties met een livestream te materialiseren. Het blijft echter moeilijk om te geloven dat de beelden van gebouwen, autos en mensen echt zijn – een ontkoppeling die bevreemdend aanvoelt, zoals soms bij het bekijken van wereldnieuws kan gebeuren. Van een echte ‘verbinding’ is er geen sprake.

Vanuit een materialistische invalshoek heeft de tentoonstelling geen duidelijk begin of einde. Het hele proces, samen met de aankoop van de klokken, was immers onderdeel van het werk, en het zal na afloop worden voortgezet. De tentoonstelling loopt af eind mei met een veiling van de klokken. De opbrengst gaat naar Rainforest Alliance, een ngo die de kap van het regenwoud bestrijdt. Het lijkt zoeterig en idealistisch, maar dat is Johnson bepaald niet. Hij legt een parallel tussen hoe de klokken en het geld in een black box zullen verdwijnen – in de kluis van een verzamelaar of in de kas van een grote internationale organisatie. Zijn conceptuele methodes vereisen omkadering, en zoals steeds bij conceptuele kunst zijn de paratekstuele elementen er een belangrijk onderdeel van. In dit geval wordt duiding aangeboden in een video, te zien bij aanvang van de tentoonstelling, waarin Johnson een lezing geeft over het werk, zijn onderzoeksvragen en zijn proces.

De werken in Why tell a dead man the future zijn net zo goed onderzoeksobjecten als kunstobjecten. Johnson denkt en leeft met deze materialen, en de bezoeker wordt eerder uitgenodigd om zijn gedachtegang te volgen dan om een eigen relatie met de werken te ontwikkelen. De introductie en het interview dragen het geheel, maar ze zijn nogal klassiek pedagogisch gescheiden van de werken zelf, met kunst aan de ene en toelichting aan de andere kant. Meer experiment hierin zou interessant zijn geweest, om nog beter aan te geven hoe woorden, ideeën en materialen verbonden zijn.

 

• Rindon Johnson. Why tell a dead man the future, tot 25 mei, CC Strombeek, Gemeenteplein 1, Grimbergen.