Rita McBride
Het is opmerkelijk dat een kunstenares die haar eerste Nederlandse solo in 1997 in Witte de With heeft gehad, nu een kleine retrospectieve heeft in De Pont. Onder Bartomeu Marí is Witte de With in het landschap van Nederlandse kunstinstellingen immers zo’n beetje de tegenpool van Hendrik Driessens De Pont geweest. Waar De Pont opteert voor een esthetiserende presentatie die het kunstwerk in een verstilde atmosfeer tot zijn recht wil laten komen, trachtte Marí om de discursieve kant van de hedendaagse kunst te benadrukken. Dat bleek niet enkel uit de talrijke debatten en lezingen, of het levendige publicatiebeleid tijdens zijn bewind; ook de tentoonstellingen maakten dit duidelijk. Thematische exposities zoals in Witte de With zijn in De Pont nog nooit gesignaleerd: alle tentoonstellingen zijn hier solo’s.
Rita McBrides werk Arena (1997) leek wel de belichaming van Marí’s ideaal. De (fragmentarisch) ovalen, met gele kunststof beklede tribune intrigeerde niet alleen doordat ze, als sculptuur, de zalen op de benedenverdieping van Witte de With in een soort theater veranderde; het werk kon ook echt als een tribune voor lezingen en discussies worden gebruikt. McBride veranderde de white cube van een contemplatieruimte in een discussieplek. In De Pont daarentegen staat (een deel van) Arena ietwat verdwaald op een steenworp van Richard Longs witte steencirkel; hier zullen niet veel debatten plaatsvinden. Toch functioneert Arena nog. Door de opvallende constructie en het ongewone materiaal is Arena immers altijd meer dan een gewoon gebruiksvoorwerp; het is geen tribune, maar een sculptuur van een tribune. Bovendien blijft de mogelijkheid om de tribune te gebruiken impliciet aanwezig. Of de uitnodiging die van het werk uitgaat, wordt aangenomen (Marí) of afgeslagen (Driessen), is eigenlijk secundair; misschien is Arena zelfs overtuigender als een loutere belofte, die niet wordt geactualiseerd met doorgaans toch frustrerende en vruchteloze debatten.
Arena blijft in de etherische ambiance van De Pont overeind; maar de meeste andere werken zijn helaas uitermate teleurstellend. De vroege sculpturen Toyota en Two Towers (beide 1990) zijn telkens uitgevoerd in rotan, een materiaal bekend van rustiek meubilair. De Two Towers, twee vormen die doen denken aan koeltorens van kerncentrales, hebben door hun geslotenheid en door de combinatie van hun monumentale verschijning met het bizarre materiaal, nog wel iets intrigerends; het rotangeraamte van een Toyota-automobiel is daarentegen een verbijsterend overbodige oefening, waar Wim Delvoye ongetwijfeld met afgunst naar kijkt. Zeer recent zijn de Machines (2001), een soort minimalistische abstracties van gokautomaten, uitgevoerd in metaal dat in de meeste gevallen is geëmailleerd. De ironisering van het minimalisme door het introduceren van concrete referenties heeft inmiddels toch wel een zeer lange baard, en McBride slaagt er niet in deze af te scheren: het wordt volstrekt niet duidelijk wat zij aan dit subgenre denkt toe te voegen. De vergelijking met de sculpturen van Richard Artschwager – die door Dominic van den Boogerd in de catalogus wordt gemaakt – valt uitermate negatief uit voor McBride. De geabstraheerde ‘meubels’ die Artschwager maakt van materialen zoals formica, ironiseren weliswaar het minimalisme, maar hebben ondanks hun kennelijke vulgariteit ook een strenge en raadselachtige kant. McBrides Machines zijn daarentegen in formeel opzicht potsierlijk en volstrekt gratuit. Minder slecht is White Elephant (1999), een sculptuur die is gebaseerd op een afzuigkap van een luchtverversingsinstallatie, en die hermetisch en vagelijk biomorf in de ruimte staat. Ook de twee luifels die boven deuren zijn gemonteerd (Awning, 2001), zijn acceptabel, zij het nogal academisch: een zoveelste postminimalistische reflectie op de beeldhouwkunst.
De indruk die blijft hangen, is er een van lichte verbijstering over een kunstwereld die in dergelijk werk een belangrijke bijdrage aan de hedendaagse cultuur denkt te herkennen. Uiteraard kan bemoeienis met de minimalistische en postminimalistische beeldhouwkunst van de jaren zestig en zeventig vruchtbaar zijn voor de hedendaagse kunst, maar op Arena na verhoudt McBrides werk zich tot die kunst als biedermeier tot de romantiek. Formele trucs worden gevarieerd, geïroniseerd en geësthetiseerd (zie de afwerking van LGA en JFK, twee modellen van parkeergarages) zonder dat er werkelijk een kritische dialoog wordt aangegaan.
• 472 New Positions van Rita McBride loopt nog tot 13 januari 2002 in De Pont, Wilhelminapark 1, 5041 EA Tilburg (013/543.83.00).