Essays
-
Het beeld als matrijs
Kunstgeschiedenis en genealogie van de gelijkenis
Georges Didi-Huberman -
Onoriginele innovaties
Over avant-garde, parodie en salonkunst
Sven Lütticken -
Spilzucht van tijd
Over nut en noodzaak van anachronismen
Petra Brouwer -
Islamitisches Zentrum, Wien, 21 februari 2000
Een kunstenaarsbijdrage
Lidwien van de Ven -
De tussenkomst van het atelier
Frank Reijnders -
Het einde van de anachronismen
Jorinde Seijdel -
Intimiteiten uit de garderobe
Over kledij, het filmkostuum en een blanke huid
Dirk Lauwaert
Besprekingen
-
Barbara Visser
Sven Lütticken -
Aubette. Het verlangen naar een andere plaats
Dries Vande Velde -
The Big Show
Macha Roesink -
Patrick Van Caeckenbergh
Ilse Kuijken -
Rita McBride
Sven Lütticken -
Jean Dubuffet
Lieven Van Den Abeele -
Morandi. Dans l’écart du réel
Lieven Van Den Abeele
-
Willem Nicolaas Rose
Gemma Bakker -
Alessandro Mendini, La Giostra
Fredie Floré
-
Kunst in de openbare ruimte
Sven Lütticken -
Jean Leering. BeeldArchitectuur en Kunst
Geert Bekaert -
Peter Burke. Eyewitnessing. The Uses of Images as Historical Evidence
Bart Meuleman
94
november-december 2001
Anachronismen
In een cultuur waarin alles permanent nieuw dient te zijn, of tenminste die indruk dient te wekken, wordt de term anachronisme doorgaans negatief gebruikt – niet als beschrijving, maar als waardeoordeel. In zijn boek Devant le temps stelt Georges Didi-Huberman echter dat anachronismen geen overbodige nevenproducten zijn, maar een cruciale rol spelen in de (kunst)geschiedenis: er is altijd een naast elkaar bestaan van verschijnselen die volgens een lineaire historische opvatting eigenlijk niet in dezelfde tijd thuishoren. Geschiedenis is volgens Didi-Huberman ‘het ritmische spel’ van chronologie en anachronisme. Dit nummer van De Witte Raaf is gewijd aan dat ritmische spel, aan de anachronistische grillen van kunst en geschiedenis. In de openingstekst ontleedt Didi-Huberman het dubbele begin van de kunstgeschiedschrijving, bij Plinius en bij Vasari; er blijkt nauwelijks sprake van continuïteit. De (geschiedenis van de) kunstgeschiedenis is geen rechte lijn, maar een draaikolk.
Voorts wordt in dit nummer onderzocht hoe in de geschiedenis van de moderne kunst de ‘logische’ ontwikkeling keer op keer wordt doorkruist door profetische werken, die latere innovaties tot herhalingen maken (Sven Lütticken); ook is er aandacht voor de concurrerende vertellingen van de evolutietheorie en het bijbels ‘creationisme’ (Petra Brouwer). Frank Reijnders problematiseert de overtuiging dat het kunstenaarsatelier na de jaren zestig, met het opkomen van de post studio art, definitief tot de verleden tijd behoort. Jorinde Seijdel stelt de vraag naar de status van het anachronisme in de huidige tijd, waarin de zucht naar het nieuwe hand in hand gaat met de permanente recycling van beelden. Dirk Lauwaert richt zich op de ‘Nieuwe Kledij’ en stelt de vraag naar haar relatie met het klassieke Hollywood-filmkostuum. Ook is er een kunstenaarsbijdrage van Lidwien van de Ven, in stemmig zwart-wit gedrukt op anachronistisch Witte Raaf-papier, maar wellicht toch niet geheel zonder verbanden met de actuele Weltlage.
Sven Lütticken