Robert Adams. On the Edge
De Amerikaanse fotograaf Robert Adams (°1937) brak in de vroege jaren ’70 door met The New West, een boek over de razendsnelle (en volgens sommigen ondoordachte) verstedelijking van het Amerikaanse Westen. Hij plaatste zich daarmee in een lange en eerbiedwaardige traditie van Amerikaanse landschapsfotografen die dit ruwe landschap vanaf de late 19de eeuw fotografisch inventariseerden. En net zoals bij zijn voorgangers wordt dit landschap meteen ook symbolisch geduid, als een barometer van het nationale welbevinden.
Robert Adams mag zich dan al verbaal laatdunkend uitlaten over de steriele stedenbouwkundige ingrepen waaraan dit landschap ten prooi is gevallen, in zijn beelden moraliseert hij niet. Adams weigert via fotografische keuzes een definitief waardeoordeel te vellen. In plaats daarvan kiest hij voor een resoluut afstandelijke benadering waarbij morele verontwaardiging het moet afleggen tegen een koele dissectie. Het voordeel van deze werkwijze is dat het landschap opnieuw een volwaardige partner wordt in het verhaal: kiezen voor morele afkeuring is suggereren dat het systeem reeds gewonnen heeft (waarbij ons enkel nog de moreel superieure positie van de verwijtende blik rest). De beelden van Adams daarentegen blijven (misschien tegen beter weten in?) suggereren dat nog niet alles beslist is. Vandaar zijn keuze om het harde, ongenaakbare licht van het Westen een hoofdrol te geven in zijn beelden: dit helle licht etst elk detail vlijmscherp in het beeld en verleent het barre land opnieuw een sprankelende vitaliteit.
Robert Adams staat steevast aan de rand van het landschap dat hij fotografeert. En zelfs wanneer hij zich diep in het landschap lijkt te wagen, dan blijft er altijd ergens een stabiliserende horizonlijn zichtbaar – nooit hebben we het gevoel ons in de ruimte te verliezen. Zijn visuele strategie is er een gebaseerd op overzicht, niet op immersie. Het resultaat zijn stugge beelden die zich niet plooien naar de geijkte formules van de natuurfotografie (zijn landschappen zijn zelden mooi te noemen). De fundamentele keuze voor zwart-wit (en dus tegen kleur) versterkt deze aristocratische terughoudendheid nog: de fotograaf wenst zich niet te verliezen in het kleurrijke gewaad dat de natuur aantrekt. Hij wil niet de visuele verrukking van de bedekking tonen, maar wel de abstracte patronen die natuur en mens samen op het landschap leggen; zijn camera is een analytisch instrument, geen lyrisch.
Uiteindelijk probeert Adams via zijn beelden zicht te krijgen op de manier waarop men vandaag de verhouding tussen natuur en cultuur poogt vorm te geven (met het utopisch suburbia van ‘The New West’ als een van de mogelijke incarnaties van die verhouding). Vandaar dat hij zijn camera vaak opstelt op plaatsen waar mens en natuur op elkaar botsen en/of intiem in elkaar verstrengeld zijn. Ook in de eerste grote overzichtstentoonstelling van de fotograaf in Parijs blijft deze confrontatie het centrale thema, alleen wordt ze nu op een andere (en veel radicalere) manier ingezet. De tentoonstelling met als titel On the Edge is samengesteld uit zo’n 150 foto’s, afkomstig uit drie series gemaakt tussen 1990 en 2003. Samen brengen ze twee fundamenteel verschillende landschappen in kaart: aan de ene kant de Stille Oceaan, een landschap dat hier nog als ongerept wordt voorgesteld; aan de andere kant wat er nog rest van het Amerikaanse regenwoud na decennia van ongebreidelde houtkap. Door deze twee landschappen zo brutaal tegen elkaar uit te spelen, wordt de toon van het werk kritischer en bitser. Belangrijker echter dan deze verharding in toon is het opduiken van een nieuw motief in zijn fotografische behandeling van het landschap: voor het eerst wordt de temporele dimensie van het landschap rechtstreeks aangekaart.
De tentoonstelling opent met een reeks gewijd aan het grillige ritme van de oceaan. De zee staat voor het rusteloze tempo van de natuur, voor de kwikzilveren vluchtigheid van het moment, voor de hernieuwing en de herhaling (altijd hetzelfde, altijd anders). Deze temporele specificiteit van het immer bewegende zeelandschap wordt op een schitterende manier vertaald in het traject dat de kijker langs de beelden aflegt: door dit te ritmeren (soms zie je in twee beelden net hetzelfde landschap opduiken maar wordt er licht gevarieerd op standpunt en timing) wordt de blik van de kijker vertraagd en tot grotere concentratie aangemoedigd. Hij wordt extreem gevoelig voor de onuitputtelijke diversiteit van dit landschap. Deze zinderende aandacht voor het precieuze detail (elke golfslag is fundamenteel anders, elke wolk heeft een unieke signatuur) versterkt nog de brutale visuele (en morele!) shock die de kijker overvalt bij de overgang naar de reeks over het Amerikaanse regenwoud.
In tegenstelling tot de zee die als een quasi ongerept landschap verschijnt, worden we hier geconfronteerd met een gekwetst landschap. Het oorspronkelijke regenwoud is vandaag volledig ten prooi gevallen aan de geïndustrialiseerde houtkap. Het strakke ritme dat deze economische exploitatie aan het woud oplegt, heeft ervoor gezorgd dat de trage, geologische tijd uit dit landschap verdwenen is. Waar de herhaling (en de lichte verschuivingen die daarmee samengaan) in de zeelandschappen de kijker blijft fascineren, verstart ze hier tot een monotone dreun. Dit verwoeste landschap, met zijn ragfijn geweven netwerk van dode takken, knoestige wortels en verweesde boomstompjes, is tijdloos geworden: niet de monumentale eeuwigheid van het oorspronkelijke regenwoud dat millennia onaangeroerd blijft, maar de ‘tijdloosheid’ van een snel evoluerend economisch systeem dat alles in een razende vaart met zich meevoert. De langzame tijd van het woud kan zich niet meer inschrijven in het landschap, de tijd zelf is ontworteld. De confrontatie tussen zee en woud moet hier dan ook niet gelezen worden als het uitspelen van beweging versus verstarring, maar wel als een confrontatie tussen twee hectische ritmes, het ene door de mens aan de natuur opgelegd, het andere een louter spel van de elementen.
• Robert Adams. On the Edge tot 27 januari in de Fondation Cartier pour l’art contemporain, Boulevard Raspail 261, 75014 Parijs (01/42.18.56.50; fondation.cartier.com).