Roy Villevoye
In de tweede helft van de jaren ’80 werd Roy Villevoye bekend als een schilder pur sang. Villevoye bouwde gestaag aan een consistent oeuvre van abstracte kunstwerken waarin hij de schilderkunstige mogelijkheden van elementaire begrippen als vorm, kleur en raster onderzocht. Vooral de kleur nam een belangrijke en zelfstandige plaats in zijn schilderijen in. Hij bracht de primaire kleuren van Mondriaan, drukkerskleuren, camouflagekleuren en huidkleuren in testbeeld-achtige constellaties op het doek aan. In relatief korte tijd vestigde Villevoye een reputatie als ‘waardige erfgenaam van de fundamentele kunst’. Maar zoals bekend brak in het gilde der pur sang-schilders het besef door dat men in spiraal was beland die weinig aansloot op ontwikkelingen in de buitenwereld. In 1990 gooide Villevoye zijn werkwijze radicaal om. Hij ging op reis; aanvankelijk naar India en later naar de Asmat (Papoea’s) in Irian Jaya.
Sindsdien komen zijn onderwerpen voort uit de confrontatie van zijn westerse artistieke opvattingen met die uit India en Irian Jaya. Bovendien ruilde Villevoye zijn schildersezel en penselen voor de foto- en videocamera en verkende hij de grenzen van de beeldende kunst door zich uitstapjes te veroorloven naar vakgebieden als mode, antropologie en literatuur. Daarnaast maakte hij samen met beeldhouwer Frank Mandersloot in 1994 een geluidswerk.
Een beeldend kunstenaar die zijn werkwijze radicaal omgooit, kan erop rekenen dat ook de reacties op zijn werk zullen veranderen. Vooral het antropologische terrein is voor kunstenaars een link gebied. Voor je het weet, word je langs de politiek correcte meetlat gelegd; een lot dat kunsthistorische grootheden als Picasso en Gauguin zelfs postuum niet bespaard is gebleven. Door tentoonstellingen als Primitivism in 20th Century Art (MOMA, 1984) en Magiciens de la terre (Centre Pompidou, 1989) werd de westerse omgang met niet-westerse culturen ten tijde van Villevoyes artistieke veranderingen een hot issue. Toch blijkt Villevoye zich nauwelijks iets te hebben aangetrokken van dit multiculturele discours.
Ook uit de recente weken die Villevoye nu in Het Domein in Sittard toont, blijkt dat hij zich weliswaar heeft verdiept in het kunstbegrip van de Papoea’s in Irian Jaya, maar dat zijn eigen kunstbegrip daardoor niet wezenlijk is veranderd. Centraal in de tentoonstelling staat de installatie Refashion uit 1999, die recentelijk door Het Domein werd aangekocht. Het werk bestaat uit ruim twintig paspoppen en een reeks kleurenfoto’s. De paspoppen zijn van het hoofdloze, elegante type en ze hebben een sierlijk houten driepootje. Ze zijn getooid met versleten T-shirts die Villevoye met mensen in Irian Jaya heeft geruild voor nieuwe exemplaren: vale, vieze vodden die door intensief en langdurig gebruik tot op de draad versleten zijn. Als je tussen de bonte stoet figuren doorloopt, ruik je duidelijk de geur van zweet en vuil die ze verspreiden. Naar het schijnt zijn westerse T-shirts geliefde statussymbolen in Irian Jaya. Men draagt ze niet om praktische redenen, maar vanwege de magische krachten die ermee zouden worden aangetrokken. Door het dragen van een ‘tweede huid’ van blanke westerlingen zou het contact met de eigen voorouders makkelijker tot stand komen. De gaten in de T-shirts blijken niet alleen door slijtage te zijn ontstaan; ze zijn voor een groot deel vrijwillig aangebracht, zoals de Papoea’s ook hun huid met messen voorzien van littekens. Op een reeks foto’s die naast de paspoppen zijn opgesteld, staan de eigenaars van de T-shirts afgebeeld. Ernstig of soms een beetje giechelend poseren de kinderen en jonge volwassenen met hun shirts. De combinatie van de kledingstukken, de foto’s en de walm maakt de mensen bijna fysiek voelbaar aanwezig in de ruimte.
Een fotowerk tegenover de stoet paspoppen kan als pendant van Refashion worden beschouwd. Het werk bestaat uit twee foto’s. Op de linker zien we een Papoea met een knalrode baseballpet de naam ‘Céline’ in een boomstam gutsen. De rechterfoto toont de boomstam nogmaals, maar nu als voltooide inscriptie, zonder de maker. Het zou natuurlijk kunnen gaan om een man die de naam van zijn geliefde in een boom krast. Maar waarschijnlijk hebben we te maken met een stille wraak van Villevoye. Een revanche van het type ‘hij zou zich in zijn graf omdraaien’ op de schrijver die als directeur van een Kameroense cacaoplantage doodsbang was voor syfilis en kannibalisme en derhalve ver uit de buurt bleef van de ‘onderontwikkelde inboorlingen’. Net als het voor de meeste westerlingen niet onmiddellijk duidelijk is dat de smerige T-shirts in Irian Jaya een statussymbool zijn, zo zal de inscriptie in de boom voor de Papoea’s waarschijnlijk abracadabra zijn. Villevoye streeft niet naar een synthese tussen de Asmat-cultuur en zijn eigen westerse achtergrond. Zijn werkwijze is niet zozeer gericht op een symbiose, dan wel op het tonen van verschillen. Refashion kan worden gezien als het resultaat van Villevoyes artistieke ruilhandel, als het uitwisselen van shirtjes na afloop van een multiculturele voetbalwedstrijd.
Villevoyes werk mag dan sinds een jaar of tien andere gedaanten hebben aangenomen, er zijn nog steeds veel sporen van de fundamentele schilder van weleer in zijn huidige werk te ontdekken. Erma Catwalk, een fotowerk op billboardformaat, toont een enorme liggende boomstam waarop een lange rij mensen met blote benen staat. Van dichtbij is de voorstelling echter nauwelijks zichtbaar. Je ziet slechts puntjes in de drukkleuren geel, cyaan en magenta. Als je wat meer afstand neemt, verdwijnen de primaire kleuren om plaats te maken voor grijze en vooral bruine tinten. Kleuren die in Villevoyes ‘fundamentele schildersperiode’ veelvuldig als zelfstandige elementen naast elkaar voorkwamen, blijken dus nog steeds een belangrijk element in zijn werk, zij het dat de kleur nu minder op zichzelf staat en meer onderdeel is geworden van een voorstelling. Kleur is structuur geworden. In het nieuwste werk op de tentoonstelling in Sittard lijken de verfdampen echter definitief te zijn vervlogen. Op deze video zien we hoe een Papoea in een Nederlandse tuin een lied ten gehore brengt, waarbij hij zichzelf begeleidt op een langwerpige trom. Op de achtergrond hoor je vogels kwetteren en in de verte – Hollandser kan het bijna niet – het gestamp van een heimachine. Een inburgeringscursus heeft de man blijkbaar niet gevolgd of hij heeft de lessen niet helemaal begrepen, want hij zit er nogal vreemd bij, in zijn blote bast met een vale spijkerbroek en een paar houten klompen. In plaats van een smeltkroes van culturen worden de eigenaardigheden van het voormalige Nieuw-Guinea en Nederland op het clichématige af uitvergroot en knoerthard naast elkaar gezet. Aan het eind van de video zingt de man op commando de internationale klassieker My Bonnie is over the Ocean, waarbij drie Hollandse mannen nog even gezellig invallen. Maar echt geruststellend klinkt dit happy end allerminst.
• My Bonnie Is over the Ocean… van Roye Villevoye loopt nog tot 26 maart in Het Domein, Kapittelstraat 6, 6130 AA Sittard (046/4513460).