Roy Villevoye
De Engelse kunstenaar Rebecca Warren plakte ooit alle bladzijden aan elkaar van een Taschenmonografie over Martin Kippenberger, boorde er een gat in en sloeg er vervolgens een flinke houten balk doorheen. Zij hoopte met deze haast bezwerende geste het obsessief door haar bewonderde oeuvre van Kippenberger voor altijd ‘te sluiten’, om vanonder zijn invloed uit te komen. Warrens werk heeft weinig te maken met dat van Roy Villevoye, maar ook hij nam ooit een radicaal besluit uit onvrede over de kant die zijn kunstenaarschap uitging, al verliep de daaropvolgende ‘daad’ in werkelijkheid geleidelijker.
Begin jaren 90 genoot Villevoye (Maastricht, 1960) veel erkenning en succes als schilder. Zijn abstracte schilderijen verkochten naar eigen zeggen “als warme broodjes”. Hij beoefende een fundamentele schilderkunst waarin hij gebruik maakte van elementen die reeds een concrete betekenis hebben, zoals primaire kleuren, camouflagekleuren van het Amerikaanse leger, stopverf en huidkleurige make-up. Maar Villevoye was er ontevreden mee: “[…] er bleef steeds iets essentieels buiten beeld, het leven zelf, zoals mijn omgang met andere mensen en mijn verlangen daarnaar.” (Roy Villevoye in NRC Handelsblad, 19 maart 1999)
In 1990 – hetzelfde jaar waarin Museum Boijmans Van Beuningen met Spatie, Schilderijen 1988-1990 een solotentoonstelling aan zijn nog jonge schilderoeuvre wijdde – besloot Villevoye “de veiligheid van de eigen cultuur te verlaten, en ook de veiligheid van het schilderen”. (idem) Hij ging reizen. Eerst naar India en later – gefascineerd door de zogenaamde bisjpalen en andere Asmatvoorwerpen, én vooral nieuwsgierig naar de makers ervan – veelvuldig naar het Indonesische deel van Nieuw Guinea, het vroegere Irian Jaya, dat nu Papoea heet. De impact van het verblijf in met name deze voormalige Nederlandse kolonie, Papoea, en de omgang met de Asmatbevolking is sindsdien het onderwerp geworden van Villevoyes kunstenaarschap.
Voor het huidige oeuvreoverzicht van Villevoye in het Boijmans is hiervan een selectie van circa veertig werken bijeengebracht, waaronder fotowerken, films, installaties, billboards, diapresentaties en schilderijen. In de eerste van de drie Bodonzalen resoneert in het vroege werk dat Villevoye naar aanleiding van de reizen maakte, nog sterk het schilderkunstige onderzoek uit de late jaren 80. Het schilderij Ingredients 1990-1993 I (1993) is bijvoorbeeld een soort ‘huidskleuren-en-culturenstaalkaart’. Op het rechthoekige doek heeft Villevoye een ordening gemaakt van drie verticale banen. Links, geclassificeerd binnen een schaakbordstructuur, zijn verschillende ongemengde kleuren aangebracht. Huidskleurige make-up van licht naar donker; de twaalf zogenaamde MERCD-kleuren, die het Amerikaanse leger voor missies ontwikkelde; de drie kleuren die de Asmat gebruiken tijdens belangrijke rituelen; rituele Hindoekleuren en magenta, cyaan en geel – de drie kleuren die gebruikt worden voor mechanische reproductie. In het middendeel van het schilderij, in acht horizontale banen, is iedere individuele kleurensectie gemengd tot een ondefinieerbaar kleurvlak. Geheel rechts zijn alle kleuren volledig met elkaar vermengd. Het resultaat, de bruingroene drab aan de rechterkant, geeft iedere denkbare antropologische of etnografische taxonomie lik op stuk.
Ook met zijn foto- en videowerken schurkt Villevoye voortdurend aan tegen etnografische en antropologische methodieken en classificatiesystemen. Hiermee wil hij het stereotiepe denken dat de volkenkunde in de loop der tijd heeft voortgebracht op tafel leggen en met dezelfde middelen en een kritische knipoog ondervragen. Tegelijkertijd is Villevoye echter ook oprecht geïnteresseerd in diezelfde volkenkunde. De opname van historische fotobeelden van ‘voorgangers’ – waaronder een portret van Mr. A. A. Lorentz tijdens de tweede Nieuw Guinea-expeditie (1909-1910) en een opname uit 1950 van christelijke missionarissen in het gebied – in de recent verschenen monografie getuigen hiervan. Villevoyes ergernis wordt vooral opgewekt door het verlangen van veel antropologen om het ideaal van ‘het stenen tijdperk’ te documenteren en te behouden, terwijl een ‘oorspronkelijke’ beschaving al lang een hybride mengsel van verschillende culturen is. Het is deze kunstmatige instandhouding van een ‘oerideaal’, de nostalgische schijnvertoning, die Villevoye hekelt en in zijn werken wil blootleggen. In plaats daarvan wil hij de wereld tegemoettreden met een niet-vooringenomen standpunt.
In Beginnings (2006) laat Villevoye geen antropologisch heilig huisje gespaard. In tegenstelling tot het merendeel van zijn werken, waarin Villevoye slechts met een foto- of videocamera registreert wat er gebeurt, is deze video grotendeels geënsceneerd. In het begin struinen twee naakte Papoea’s, een man en een zwangere vrouw, idyllisch door de natuur van Nieuw Guinea. Deze ‘paradijselijke’ videobeelden worden onderbroken door een scène waarin een naakte Papoeavrouw passages voorleest uit Genesis. Hierna verschijnen de Nederlandse equivalenten van deze ‘Asmat-Adam-en-Eva’ in beeld, wandelend in de Kennemerduinen. Dan volgt opnieuw een abrupte onderbreking en worden we deelgenoot van een spontane tirade van Rufus Satí – een goede Papoeavriend van Villevoye – over het betuttelende, door de Indonesiërs opgelegde verbod op naaktheid, dat een belediging is voor zijn voorouders en in contrast staat met zijnAsmatidentiteit. Hij zet zijn woorden kracht bij door zijn broek open te ritsen en dreigt zijn geslacht te tonen. Daarna barst de eerdere, paradijselijke zeepbel pas echt uiteen. In de laatste shots kleden de naakte Asmatters zich weer snel aan – enigszins opgelaten, een beha in de haast wegmoffelend. Dan onderhandelt Villevoye met het stel over hun honorarium. Ook in de jungle van Nieuw Guinea gaat voor niets de zon op.In de vermeende onaangetaste en authentieke cultuur van de Asmatbevolking – die in werkelijkheid rauw en hybride is – zijn de wetten van de global economy net zo goed doorgedrongen als elders. Deze worden moeiteloos gecombineerd met de traditionele vooroudercultus en het geïmporteerde Christendom. Papoea is een alternatief heden, een actuele cultuur die afwijkt van de norm.
• Detours van Roy Villevoye tot 10 augustus in Museum Boijmans van Beuningen, Museumpark 18-20, 3015 CX Rotterdam (010/441.94.00; www.boijmans.nl).