width and height should be displayed here dynamically

Schetsen voor een Nationaal Historisch Museum

Sommige Nederlanders denken dat het Nationaal Historisch Museum (kortweg NHM) er helemaal niet meer zal komen. Maar dat is niet zo: het bestaat al. Het NHM is een compacte organisatie die in de Amsterdamse Zuiderkerk, midden in het historische hart van de stad, kleine exposities maakt, lezingen en debatten organiseert, en een website onderhoudt. Een website die – het moet gezegd worden – onderhoudend en leerzaam is.

De discussie over de noodzaak van een nationaal museum speelt in Nederland sinds in 2006 het pleidooi van twee parlementariërs voor een dergelijk instituut veel bijval ontving. Drie steden presenteerden een plan voor het museum: Arnhem, Amsterdam en Den Haag. Tot verbazing van velen won Arnhem de strijd. Arnhem had nabij het Openluchtmuseum een museumgebouw laten ontwerpen door het architectenbureau Mecanoo. Voor het toenmalige kabinet was dat blijkbaar de ideale locatie. In 2008 traden directeuren Erik Schilp en Valentijn Byvanck aan die al snel een visie ontwikkelden op wat het museum zou kunnen worden. En in die visie paste het gebouw van Mecanoo bij het Openluchtmuseum niet. Het museum bleef steeds in het nieuws en was meerdere malen het onderwerp van debat in de Tweede Kamer.

Twee jaar later kwam er een nieuw kabinet dat direct aankondigde fors te gaan bezuinigen op cultuur. Het grote bedrag dat voor het NHM was gereserveerd vond men binnen dit nieuwe kader onverantwoord. Een nieuwbouw in Arnhem zou niet door het Rijk worden betaald. De directie van het NHM ging op zoek naar publieke financiering, naar sponsors en fondsen. De centrale kwestie nu is of een bestaand gebouw dienst kan doen als museum – en welk van de vele leegstaande gebouwen komt dan het meest in aanmerking – dan wel of er toch een nieuwbouw moet komen.

Over die vraag heeft het NHM een boekje uitgegeven, getiteld Schetsen voor een Nationaal Historisch Museum. Het museum is in zee gegaan met het Berlage Instituut om te onderzoeken wat voor soort gebouw het best zou passen voor dit specifieke museum. Want het doel van dit museum is niet in de eerste plaats om een gebouw met een collectie te zijn. Zoals Schilp en Byvanck in de inleiding van het boek schrijven, moet het verhaal van de geschiedenis worden verteld aan het brede publiek door bestaande initiatieven en plekken te verbinden, een overzicht te bieden en de geschiedenis beleefbaar te maken. Daartoe is het museum vooralsnog in belangrijke mate een merk, een logo, dat op allerlei plekken voor kan komen, van monumentale gebouwen en televisieprogramma’s tot websites. Maar uiteindelijk heeft het museum natuurlijk toch een gebouw nodig, om de beleving van de geschiedenis zo concreet mogelijk te maken en om een plek te hebben waar mensen over geschiedenis kunnen praten.

In het boek is het museum als publieke ruimte een belangrijk thema. Mensen ontmoeten elkaar in een museum en consumeren er kunst, informatie, koffie, souvenirs, boeken, kennis. Het hedendaagse museum is blijkbaar niet langer in hoofdzaak een plek waar objecten in min of meer contemplatieve gemoedstoestand kunnen worden bestudeerd. In de eerste plaats moet het museum het publiek een experience bieden. Architectuurcriticus Hans Ibelings somt een aantal kenmerken op waaraan een gebouw voor het NHM zou moeten voldoen om die functie waar te maken. Zo moet een museum een goede entreezone hebben als overgang van de hectische buitenwereld naar de museale omgeving; het moet een gebouw zijn waar objecten tot hun recht komen, maar dat zelf ook indruk maakt als architectonisch object; het moet de bezoekersstromen soepel leiden; en een goed museum heeft op een of andere manier ook een band met de natuur. Ibelings geeft hiervan enkele aansprekende voorbeelden, onder meer de gigantische ruimte van de hal van de RAI uit 1961 en het Nederlands paviljoen op de wereldtentoonstelling in Hannover in 2000, waar bomen in het gebouw groeiden. Ibelings zorgt als het ware voor een checklist waarmee de directie op zoek kan gaan naar het ideale gebouw.

De Amerikaanse architectuurprofessor Kenneth Frampton bespreekt een aantal voorbeelden van publieke gebouwen met hun specifieke kenmerken, zoals schouwburgen, warenhuizen en stadions. Stations, ook interessante voorbeelden van openbaarheid en ontmoeting, horen niet in zijn rijtje. Hij wijst op de twee uiterste typen van museumgebouwen: de ultiem flexibele loods en de opeenvolging van kamers. Uit de studies van de postgraduates van het Berlage Instituut blijkt dat voor beide categorieën wat te zeggen is. Deze postgraduates ontwikkelden ideeën voor de toekomst van het NHM. Ze onderzochten diverse concepten, van een ruimtelijke vertaling van de zes inhoudelijke thema’s die het museum heeft gedefinieerd, tot een serie paviljoens rondom een bestaand drukbezocht openbaar park of een plein. Het interessantst lijken de voorstellen die zinspelen op herbestemming. In Nederland staan namelijk veel gebouwen leeg, zowel beschermde monumenten als naoorlogse kantoren en loodsen. ‘Stel dat we bestaande gebouwen en ruimtes zouden hergebruiken. Zou dat ons in staat stellen belangrijke momenten uit de geschiedenis opnieuw te beleven?’ Het NHM op Pampus of in een historisch gebouw waar veel mensen langskomen; dat is laagdrempelig en dan heeft de plek vanzelf al historische betekenis.

Het Berlage Instituut heeft na de onderzoekende fase met studenten een volgende stap gezet door aan drie jonge architectenbureaus, 51N4E, Monadnock en Baukuh, te vragen een concept voor het museum uit te werken waarbij het vooralsnog om de binnenkant ging en niet om het ontwerpen van een spectaculair gebouw. Hoe uiteenlopend deze concepten ook zijn, de bureaus ontwierpen alle drie een grote open ruimte waar allerlei evenementen plaats kunnen vinden. Het is steeds zoeken naar de overgang van een drukke, publieke ruimte, waar ook koffie kan worden gedronken en waar kan worden gepraat en gewinkeld, naar een meer besloten museale ruimte.

Het NHM schetst een gebouw dat er niet gauw zal komen. Ondertussen manifesteert het museum zich de komende tijd op allerlei historisch interessante plekken in het land, op de website vol verhalen en beelden, en in die prachtige open ruimte van de centraal in de stad staande Zuiderkerk.

 

• Kenneth Frampton, Hans Ibelings (e.a.), Schetsen voor een Nationaal Historisch Museum, verscheen in 2011 bij SUN Architecture, Postbus 15970, 1001 NL Amsterdam (020/521.89.39; www.sunarchitecture.nl). ISBN 9789461053206.