width and height should be displayed here dynamically

Science/Fiction. Une non-histoire des Plantes

Science/Fiction. Une non-histoire des Plantes, Maison Européenne de la Photographie, Parijs, 2024, foto Quentin Chevrier

Het strak gemillimeterde gras bij de ingang van het Maison Européenne de la Photographie in Parijs doet niets vermoeden, maar binnen wordt de liefde verklaard aan de flora van onze planeet. In een poging planten te bevrijden van de antropocentrische blik en betekenis, verbindt de tentoonstelling de perspectieven van kunst, technologie en natuurwetenschap vanaf de negentiende eeuw tot heden om een visuele geschiedenis te schetsen, die in de titel als een ‘niet-geschiedenis’ wordt aangeduid. Met zes secties is de tentoonstelling volgens de curatoren opgebouwd als een sciencefictionroman, beginnend met een stabiele en herkenbare wereld, en zich steeds verder bewegend naar onzekere, onverwachte en speculatieve gebieden.

Het eerste hoofdstuk, ‘L’Agentivité des plantes’, bestaat uit drie onderdelen: vorm en kleur, beweging en groei, en plantaardig materiaal. De eerste, groen geverfde zaal toont het werk van fotografen uit de jaren twintig en dertig die planten in een nieuw licht konden zetten dankzij zeer gedetailleerde afdrukken. Zo gebruikte Karl Blossfeldt fotografische vergrotingen om de morfologie en fysiologie van planten te observeren. Zijn standaardwerk Urformen der Kunst (1928) werd gebruikt om decoratieve vormen aan Berlijnse kunststudenten aan te leren, door terug te keren naar wat in de natuurlijke wereld voorkomt. Hoewel objectiverend, brak deze aanpak met de symbolische lezing van planten: niet de menselijke interpretatie, maar de vorm van de plant kreeg de hoofdrol. Blossfeldt echoot zachtjes door in het werk van bioloog en fotograaf Jochen Lempert (1958), wiens zwart-witte close-ups een poëtische en gefragmenteerde weergave geven van plantaardig leven in een stedelijke omgeving. In de volgende zaal, over beweging en groei, ligt de focus op videografisch werk dat het dynamisme van planten naar voren brengt. Aan het einde van de negentiende eeuw leerde Charles Darwin ons dat planten in staat zijn te voelen en te bewegen. De ontwikkeling van film in dezelfde periode maakte het mogelijk om deze hypothese te bevestigen. Daarvoor was het gebruik van timelapses onontbeerlijk: planten bewegen immers in een heel ander tempo dan de mens. Te zien zijn Max Reichmanns Das Blumenwunder (1926) en Jean Comandons La Croissance des végétaux (1929), met zwart-witte gruisbeelden van dansende bloemen en stengels die een duidelijke eigen wil en reactievermogen tonen. In de zaal speelt op de achtergrond ‘Here Comes the Sun’ van The Beatles, als een wat overdadige verwijzing naar heliosensitiviteit en fotosynthese. In het laatste onderdeel van dit eerste hoofdstuk staat de plant als beeldvormer centraal, net als de link tussen de lichtgevoeligheid van planten en het fotografische proces. Historische cyanotypes uit de negentiende eeuw van Anna Atkins staan naast het hedendaagse, experimentele werk van Stephen Gill, die in Hackney Flowers (2004-2007) hybride beelden creëerde door lokaal verzamelde en gedroogde bloemen samen te voegen met foto’s, en het resultaat opnieuw te fotograferen in zijn studio.

In het tweede deel van de tentoonstelling, ‘Symbiose et contamination’, kijken hedendaagse kunstenaars naar de radicale verschuivingen in de manier waarop we naar planten zijn gaan kijken, met een groeiend begrip van de symbiotische manier waarop zij verbonden zijn met de rest van de levende en niet-levende wereld. De plastic cassettes van Angelika Loderer (Local Waters, 2024) zijn gevuld met foto’s van waterlichamen, geplaatst op een houten achtergrond en overgroeid met mycelium. In plaats van een stilleven maakt het mycelium het geheel tot een broeierige en levendige bedoening. Voor het project Chernobyl Herbarium werkt Anaïs Tondeur sinds 2011 samen met biogenetici om het effect van de kernramp in 1986 te zien op lokale planten in de vervreemdingszone. De onderzochte planten drukte ze af op lichtgevoelig papier, met als bijschrift het niveau van radioactiviteit. In plaats van het kenmerkende cyaanblauw versterken de sepia tonen van de afdrukken het onheilspellende gevoel dat de onzichtbare radiatie oproept.

In ‘Au-delà du réel’ maken kunstenaars hybride beelden van plantenlevens door herschikking en kruisbestuiving. Looking from my Garden to Giverny and on to the French Alps (1991) is een collage die Peter Hutchison samenstelde uit zestien foto’s die een hypnotiserend rijk en dromerig landschap vormen. De leeggekapte oerwouden of platgewalste valleien lijken ver weg, en de staat van biodiversiteit in deze regio is voor even vergeten. Het gebruik van fantasie en experiment geeft hoop en – voor wie durft – een hernieuwd vertrouwen in de innovatieve kracht van het plantenleven.

Vervolgens zwakt de tentoonstelling flink af en begint het narratief te vervagen. Het clichématige orwelliaanse hoofdstuk ‘Les plantes vous observent’ toont historische sciencefiction waarin planten werden ingezet om de fragiliteit van het menselijke bestaan te benadrukken. De vleesetende plant in Nosferatu (1922) wordt getoond, en er staan boeken zoals The Word for the World is Forest (1972) van Ursula K. Le Guin en Hothouse (1962) van Brian Aldiss. Nauwelijks tot geen toelichting wordt gegeven over de verhaallijnen, noch over de rol van de planten, zodat dit onderdeel vervalt tot een ontoegankelijk archief.

Was de tentoonstelling hier geëindigd, dan hadden we de eindnoot wellicht kunnen opvatten als een waarschuwing om niet met stilzwijgende planten te sollen. Er volgen echter nog twee kleine, onduidelijke en zoekende hoofdstukken. ‘Planten als politieke fictie’ toont de archiefbeelden van Ágnes Dénes’ bekende tarweveld in New York (Wheatfield – A Confrontation: Battery Park Landfill, Downtown Manhattan, 1982), waarmee de kunstenaar aandacht vroeg voor de mondiale voedselproblematiek en de toekomst van onze ecosystemen. Daarnaast hangt een foto van Gohar Dashti (untitled #2 from series Home, 2017) van een verlaten en vervallen huis, overgroeid door planten. Het leven gaat door, toont Dashti ons, ook zonder menselijke aanwezigheid. Het is bijzonder jammer dat deze werken expliciet gepolitiseerd worden door de hoofdstukduiding, waardoor de andere zalen indirect worden gedepolitiseerd. Had de sciencefiction uit de jaren zeventig niet bij uitstek een politiek karakter? En was de erkenning van een autonoom plantleven niet het startsein voor een ecologische emancipatie, die bijvoorbeeld de Rechten van de Natuur-beweging mogelijk heeft gemaakt?

De slotscène van de tentoonstelling, in een onderdeel over speculatieve fictie, bestaat uit The Book of Flowers (2023), een kortfilm van Agnieszka Polska (zie ook De Witte Raaf, nr. 232). Stop-motionbeelden van bloemen uit de jaren vijftig zijn met behulp van AI omgevormd tot een speculatieve documentaire die een alternatieve geschiedenis van de relatie tussen mens en plant schetst. Mensen bedrijven de liefde in gigantische bloemkelken, en misschien was dit wel de eigenlijke metaforische wens van de tentoonstelling.

 

• Science/Fiction. Une non-histoire des Plantes, 16 oktober 2024 tot 19 januari 2025, Maison Européenne de la Photographie, 5/7 Rue de Fourcy, Parijs.