width and height should be displayed here dynamically

Take Five

Na vijf jaar werking maakt Huis Marseille een balans op met een eerste overzichtstentoonstelling van de verzameling, en wat meteen opvalt is dat de instelling sterk is gegroeid en zich begint te manifesteren. Dit is te zien aan de omvang van de collectie, aan de statige locatie en aan de samenwerking met buitenlandse instituten.

Op 18 september 1999 ging Huis Marseille van start als Stichting voor fotografie, met een vijftigtal foto’s bijeengebracht door Jos De Pont (Voorzitter Stichting De Pont (Tilburg) en Huis Marseille). Die collectie is ondertussen uitgegroeid tot meer dan 165 beelden van meer dan 70 fotografen. De verzameling focust op “hedendaagse fotografie met een sterk beeldend en autonoom karakter”, zoals te lezen staat in het lustrumboek TAKE FIVE! Vijf jaar Huis Marseille. Ondanks de jeugdige leeftijd van de instelling levert dit een mooie steekproef op van fotografisch belangrijk werk van de afgelopen dertig jaar. Toch valt op dat voornamelijk de West-Europese en Amerikaanse fotografen vertegenwoordigd zijn. De uitzonderingen zijn Naoya Hatakeyama, Yasumasa Morimura en Tracey Moffatt – hun aanwezigheid maakt duidelijk dat de beperktheid van de collectie niet noodzakelijk te wijten is aan het nauwe blikveld van het huis, maar wellicht ook aan zijn jonge bestaan. Directeur Els Barents geeft terecht aan dat de collectie in de toekomst zal moeten worden aangevuld met werk uit Oost-Europa, Latijns-Amerika en Azië.

Wél opgenomen zijn de voornaamste vertegenwoordigers van de Düsseldorfer Schule zoals Andreas Gursky, Thomas Struth, Thomas Ruff, Axel Hütte, Candida Höfer, Simone Nieweg en Jörg Sasse. Aansluitend op deze oeuvres is er werk van Jacqueline Hassink en Laura Samsom-Rous. Een heel andere invalshoek is te zien in het videowerk van Teresa Hubbard en Alexander Birchler, die spelen met het narratieve van een fotografische momentopname, uitgewerkt in een video. Dit spanningsveld tussen het verstilde en het verhalende vinden we ook in foto’s van Sarah Jones, Sam Samore, Hannah Starkey en Marijke van Warmerdam.

Ook het pand aan de Keizersgracht in Amsterdam heeft in die vijf jaar heel wat verandering ondergaan. Zo is er een vijfde tentoonstellingszaal in gebruik genomen en werd in 2003 een bibliotheek geopend die toegankelijk is voor het publiek. De laatste ‘renovatie’ vond plaats in de tuin, waar het 18de-eeuwse tuinhuis dat in de jaren zestig gesloopt was terug werd opgebouwd. In april 2004 zette Huis Marseille de kroon op het werk met de terugkeer van Jacob de Wits plafondschildering uit 1731. Door een bruikleenovereenkomst met het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap (KOG) en het Rijksmuseum, kijken na meer dan honderd jaar afwezigheid Apollo, Minerva en de muzen weer neer op de bezoeker.

Een overzichtstentoonstelling is, zeker als het om een erg jonge collectie gaat, altijd een beetje problematisch. Het is bijna onmogelijk om duidelijke thema’s te onderscheiden of een lijn uit te zetten. De tentoonstelling biedt wel een aangename promenade langs enkele zeer interessante werken. Alleen al voor Axel Hütte’s foto van de Nationalgalerie in Berlijn (een duratrans geprinte foto die op een spiegel geplakt werd), Naoyo Hatakeyama’s Blast serie, waaruit twee foto’s worden getoond, James Casebere’s maquettes met lichtspelingen en het panoramische Zoom In, Turn Around van Marin Kasimir is de tentoonstelling de moeite waard. Wel is het jammer dat uitgerekend het ‘bewegingspanorama’ van Kasimir in een smal benedengangetje is weggestopt; zelfs op een kalme dag lopen bezoekers elkaar voor de voet bij het heen en weer lezen van dit ruim zeven meter lange werk.

Drie fotografen krijgen tijdens deze overzichtstentoonstelling speciale aandacht. Eén na één komen ze aan bod in de kleine zaal: tot 17 oktober wordt daar werk getoond van Naoyo Hatakeyama, die (tot 14 november) gevolgd wordt door Jacqueline Hassink, van wie Huis Marseille vier reeksen uit het project Mindscapes bezit, met in totaal twintig foto’s. De laatste maand zal er werk van Anton Corbijn te zien zijn.

Totaal uit de context lijkt de camera obscura die in de tuin werd neergezet. Op de deur van de manshoge zwarte doos staat een hoogst eigenaardig opschrift: “Omdat er geen lens in de opening zit, kan het beeld niet worden scherpgesteld.” Hoefde een camera obscura dan een scherpstelling? Eens men de kamer binnenstapt ziet men het probleem. Om het geduld van de toeschouwer niet te lang op de proef te stellen (aanpassen van de ogen aan het donker) en om ook nog een beeld te krijgen bij donker, regenachtig weer, opteerde men voor een buitenproportioneel groot gat, waarlangs het licht binnenvalt en een beeld vormt. Dat beeld is dan wel bijzonder onscherp; een kleiner gaatje had daarentegen een bijzonder scherp en feeëriek beeld van de tuin kunnen opleveren.

Misschien is dit wel symptomatisch voor Huis Marseille. De collectie is zeker de moeite waard maar verrassen doet ze niet. Els Barents en Saskia Asser (conservator) onderkennen dat probleem, maar ze verklaren het door te wijzen op de kloof tussen de beleving van de gepassioneerde professional die een verzameling opbouwt, en de passieve, enigszins verwende bezoeker die alles maar vanzelfsprekend vindt. “Wat kenners en collega’s verstaan als het binnenhalen van een meesterwerk – een trofee – wordt op een breder niveau begrepen als ‘niets nieuws onder de zon’ ”, zo lezen we in het begeleidende artikel van het lustrumboek. Dit lijkt mij niet helemaal rechtvaardig. Een beetje meer durf, een wat radicalere keuze, zou het karakter van de collectie en de instelling zeker ten goede komen; maar daar geven we ze graag nog eens vijf jaar voor.

 

• TAKE FIVE! Vijf jaar Huis Marseille loopt nog tot 5 december in Huis Marseille, Keizersgracht 401 en de KunstKamers, Keizersgracht 399, 1016 EK Amsterdam (020/531.89.89; www.huismarseille.nl). De hele collectie, met inbegrip van één beeld uit de reeks Sperwerper van Ottomar Anschütz (een reeks van 9 albuminedrukken van 1886) is ook online te consulteren, op www.huismarseille.nl.