width and height should be displayed here dynamically

Territorium

In het nieuwste boek van fotograaf Theo Baart volgen we de inbeslagname van zijn nieuwe woongebied: een eengezinswoning met tuin in de Bijlmermeer in Amsterdam. Wie zich realiseert dat de Bijlmermeer de meest beruchte hoogbouwwijk is van Nederland, weet dat het betrekken van een nieuwbouwwoning in het hart van de Bijlmer inderdaad inhoudt dat het territorium veroverd, of liever, van meet af aan verdedigd moet worden. Het veroveren hebben de stedenbouwkundigen en architecten al gedaan, door de sloop van de bestaande flats en het ontwerp van een nieuwe wijk. Aan de bewoners is het om met hun geld en levensstijl de Bijlmermeer de normen van de middenklasse aan te leren. We wilden “een burgerlijke uitstraling, in positieve zin”, vertelt de architect van de rij woningen waarin het gezin Baart zijn intrek neemt.

De woonplaatsen van Theo Baart zijn een dankbaar onderwerp om verslag van te doen. In een eerder boek, Bouwlust (1999), fotografeerde hij de transformatie van Hoofddorp, het dorpje waar hij opgroeide. Hoofddorp veranderde vanaf het begin van de jaren negentig in een ware boomtown als gevolg van zijn centrale ligging in de Randstad en de groei van de nabijgelegen luchthaven Schiphol. De oude dorpskern verschrompelde tot een eiland in een zee van typisch Nederlandse rijtjeshuizen en het polderland verdween in hoog tempo onder alsmaar uitdijende kantoorparken en infrastructuur. Baarts foto’s registreren deze ‘bouwlust’ op droogkomische wijze. De veelal frontaal genomen foto’s, bijvoorbeeld van trotse eigenaren voor hun nieuwbouwwoning, suggereren een documentaire verslaglegging. Ze verschillen hemelsbreed van de gestroomlijnde en zielsverlaten foto’s die in de architectuurbladen van nieuwbouwwijken verschijnen, maar houden zich ook verre van het inzoomen op onbeholpen details zoals Martin Parr gewoon is.

Het werk van Theo Baart is het meest verwant met dat van Hans Aarsman. In Territorium blijkt hij net als Aarsman niet alleen de gave te hebben interessante beelden te maken van de alledaagse omgeving, maar ook over een goede pen te beschikken om haar op persoonlijke wijze te beschrijven. Het persoonlijk relaas, in woord en beeld, is om twee redenen interessant. Ten eerste documenteert het de verhuizing van een jong gezin naar een eengezinswoning, een klassieke keuze van de meeste ‘soortgenoten’ van Baart. De motieven kan elke makelaar dromen: een te hoge huur voor een te kleine woning in de binnenstad drijft jonge ouders naar de buitenwijk en suburbia. Voor dezelfde maandlasten heb je een grotere koopwoning, een tuin en een buurt met speelruimte voor de kinderen. De foto’s laten de beelden zien die we kennen uit elk familiealbum: de pas gelegde grasmat, stoepkrijtende kinderen, voetballen op het bouwzand. Baart beschrijft de eerste buurtbarbecue met schroom, en probeert zich afzijdig te houden van het burenoverleg over de verschillende soorten schuttingen uit de doe-het-zelfzaak.

Ten tweede is Baarts verslag waardevol omdat het de prille fase van de herstructurering van de Bijlmermeer op de voet volgt. De eengezinswoningen staan immers niet in een doorsnee wijk maar zijn gebouwd om een missie te vervullen. De eerste reeks foto’s laat monumentale flats zien, staand in royale parkzones met een verhoogde, futuristisch aandoende metrolijn. Begin jaren zeventig was dit het toonbeeld van de nieuwe welvaart: een wijk die niet “popperig” was en van een voor Nederland ongekende maat en schaal, aldus een buurtgenoot van Baart wiens hart nog steeds aan de Bijlmer verpand is. Slechts even bood de Bijlmer woonruimte aan middenklassegezinnen, die na verloop van tijd immers liever verhuisden naar Almere en de buitenwijken van de dorpen rondom Amsterdam. De Bijlmer werd een toevluchtsoord voor bevolkingsgroepen die in de stad een vrijplaats zochten; “homofielen, buitenlanders, mensen met alternatieve leefwijzen”, aldus een door Baart geciteerd krantenbericht uit het Parool van 1970. In de loop van de jaren zeventig en tachtig werd de Bijlmer een ‘doorgangshuis’. Buitenlanders die in Nederland aankwamen vestigden zich in de Bijlmer, en velen vertrokken ook weer zodra ze het zich konden veroorloven. De immense flatgebouwen verloederden. In 1986 stond een kwart van de woningen leeg. Hoe deze teloorgang te keren? Lag het aan een gebrek aan toezicht, beheer en sociale voorzieningen, of moest er met sloop en nieuwbouw een andere stedenbouwkundige opzet komen en daarmee ook een meer gevarieerde bevolking? Het werd het laatste. De foto’s tonen afgesloten parkeergarages, rolluiken met graffiti en flats die worden gesloopt. Daarvoor in de plaats verschijnt een variant op het Plan Zuid van Berlage, gerealiseerd een halve eeuw vóór de Bijlmer en met aanmerkelijk meer succes. De nieuwe wijk bestaat uit bouwblokken van bescheiden hoogte. Ze staan aan een traditionele boulevard met een groene middenstrook en rijen bomen op de trottoirs, of aan zijstraten met een smaller profiel.

De individuele portretten die Baart van zijn buurtgenoten maakte, doen vermoeden dat het doel van de plannenmakers om de allochtone middenklasse door middel van de herstructurering in de Bijlmer te houden, geslaagd is. De meeste buren komen uit Suriname, een enkeling uit Ghana of de Antillen. De multiculturele wijk blijkt nu wél te functioneren; “iedereen die hier woont heeft een bepaald inkomen en staat ergens op de maatschappelijke ladder”, zegt een lerares die in 1979 uit Suriname in de Bijlmer kwam wonen. “We werken keihard, we betalen belasting en we betalen de hypotheek. In andere wijken is dat misschien wat minder helder, maar hier weet je het van elkaar.” De missie van deze middenklasse verloopt echter niet zonder slag of stoot. Baart wordt in de eerste winter bij de aanschaf van een kerstboom overvallen, zijn kinderen worden twee jaar later in elkaar geslagen, de buurman werkt een ‘insluiper’ zijn slaapkamer uit. Vrijwel alle buurtbewoners hebben dergelijke ervaringen en constateren nuchter dat in de wijk verderop vrijwel alleen nog junks wonen, die overal elders verdreven zijn. Een bewoonster die al meer dan dertig jaar in de Bijlmer woont, durft inmiddels niet meer op de fiets naar haar werk omdat ze overvallen is.

Baart ziet het met lede ogen aan. Zijn straat en huis zijn een “hedendaagse variant van een burcht” en af en toe wordt een poging gedaan om die burcht te slechten. Hij voelt zich ontheemd. Zijn boek blijkt de uitkomst te zijn van het bestrijden van de twijfel over zijn nieuwe woonomgeving: “Ik moet betekenis aan deze plek geven door verhalen te verzamelen.” In de vijf jaar die het relaas beslaat, groeit Baarts waardering voor de Bijlmer geleidelijk. Niet alleen zijn kinderen worden weerbaarder, hijzelf klaarblijkelijk ook. De voordelen van de Bijlmer zijn niet langer aangepraat, maar worden geleefd: er wonen mensen uit alle windstreken, die de wijk met hun winkels, feesten en gewoontes spannend maken, er is veel ruimte, en de ligging van de wijk is strategisch ten opzichte van de snelweg en het centrum van Amsterdam. Baarts buurtgenoten geloven heilig in de toekomst van een wijk die de rest van Nederland nog als een no-go area beschouwt. Hun gelijk wordt bevestigd door een redacteur van een Amerikaans architectuurtijdschrift die door Baart wordt rondgeleid en die vol ongeloof bekijkt wat in Nederland een getto genoemd wordt.

Toch doen de architecten, stedenbouwkundigen en vooral de plannenmakers er goed aan Baarts verslag zorgvuldig te lezen. Want keer op keer leggen deze bewoners de vinger op de zere plek. Nieuwbouw neerzetten is leuk, maar bepalend voor de overleving van de Bijlmermeer zal het onderhoud, beheer en toezicht op de veiligheid van de openbare ruimte zijn. De verslaafden moeten worden opgevangen, de verloedering van buurten mag niet worden opgeschoven. De eerste fase van de herstructurering vergde sloop- en bouwmachines, de volgende fasen vereisen een verfijnder instrumentarium en een nog veel groter uithoudingsvermogen.

Territorium van Theo Baart is een initiatief van Ideas on Paper en werd in 2003 uitgegeven in samenwerking met NAi Uitgevers, Mauritsweg 23, 3012 JR Rotterdam (010/201.01.33; www.naipublishers.nl). ISBN 90-5662-319-2.