width and height should be displayed here dynamically

The Absence of Mark Manders

The Absence of Mark Manders, Woning Van Wassenhove, 2023, foto Tim Van de Velde

Hoeveel dingen, rommel, kunst verdraagt een huis, heeft een huis nodig? Welke plekken kan (hedendaagse) kunst geloofwaardig innemen, en moet kunst dan iets toevoegen of doen oplichten op die plek? Moet de plek een meerwaarde, een noodzakelijkheid zijn voor het werk, of allebei? Deze algemene vragen zijn toepasselijk bij de laatste tentoonstelling van Mark Manders (1968) in Woning Van Wassenhove, maar ze zijn niet nieuw en ze glijden van deze tentoonstelling af. Wat hier op het spel staat, waarover het hier gaat, is moeilijk aan te wijzen.

Manders is een beeldenmaker en een verhalenbreier. Je kunt door zijn beelden getroffen worden of je door zijn zigzaggende, wat willekeurige verhalen laten meenemen, maar zelden valt dat samen. Net zomin is het duidelijk of, en in welke kwesties, Manders zich wil mengen. Manders biedt zijn artistieke productie al meer dan drie decennia aan als een groeiend fictioneel zelfportret in de vorm van een gebouw, een universum met raadselachtige taferelen van bewoning zoals achtergelaten ateliers, afgewerkte en schijnbaar onafgewerkte beelden en verhalen. Deze tentoonstelling is een volgend hoofdstuk, een volgende permutatie van dat project, waarin oude en nieuwe werken gecombineerd worden. Wat gebeurt er nu wanneer Manders zijn ‘werk-als-gebouw’ op de iconische Woning Van Wassenhove ent?

De woning in Sint-Martens-Latem uit 1974 werd ontworpen door architect Juliaan Lampens. De opdrachtgever en enige bewoner was Albert Van Wassenhove, die in 2012 overleed. Hij legeerde de woning aan de Universiteit Gent, die op haar beurt de woning in bruikleen gaf aan het nabijgelegen Museum Dhondt-Dhaenens. Deze ongewone episode in het leven van een woning wordt echter snel begrijpelijk als je weet over welk uitzonderlijk, sculpturaal gebouw het hier gaat.

De Woning Van Wassenhove is een radicaal maar perfect beheerst experiment om een relatief bescheiden woning te ontwerpen als een beschuttende betonnen schelp: met een dak dat in cascade het regenwater van links naar rechts afvoert en een dynamisch open interieur waarin enkele verblijfsplekken slechts half afgegrensd zijn door niveauverschillen en enkele precies geplaatste wanden. Zo behelst de ‘slaapkamer’ een bed in een houten cilinder zonder plafond die toelaat te kijken naar de takkensilhouetten en de lucht achter de hoge woningbrede vensterstrook. Verder is er de alomtegenwoordige delicate huid van het ruwe, met planken bekiste beton – binnen en buiten – met als warme tegenspeler glanzend, oranjegeel gevlamd grenenhout. Zeker sinds de omringende bomen de woning nog meer gingen insluiten, vormt die schelp een naar binnen gekeerde kosmos, met eeuwigheid gesublimeerd in elementaire betonnen figuren als een grote uitkragende tafel of een piramidale dampkampschouw. De lichtkoepel boven de vierkante werkruimte en de onregelmatig over het betonnen plafond uitgestrooide spotlichtjes maken van de plafondschelp een firmament. Die monumentaliteit en woonmetaforiek worden gelukkig ook enigszins gerelativeerd door het terugkerende hout, door een bescheiden maatvoering, en door opgeroepen woonplezier. Maar het échte weerwerk dat uitgaat van het dagelijkse, van sofa’s, staande lampen en paperassen, van koken en afwassen, dat weerwerk dat de woning zo gemakkelijk aankan, is verdwenen toen Van Wassenhoves bewoning stopte en de inboedel getrieerd werd en uit de architectuur verdween. Sindsdien stond de woning in wacht, paraat voor korte (kunstenaars)verblijven, workshops en occasionele tentoonstellingen als een tot architectuur herleide woning waarin naast het vast meubilair slechts het hoogstnoodzakelijke beschikbaar is, om de ruimtelijke ervaring zo min mogelijk te ‘schaden’.

Mark Manders brengt nu – ondersteund door MDD-curator Laurens Otto – een soort opvoering van zijn kunstenaarspersona, als een bewoner/verblijver in dit huis, die er even niet is. Daarvoor maakte Manders 33 toevoegingen in en rond de woning. Ze staan in de bezoekersbrochure allemaal opgelijst als afzonderlijke werken, met opgegeven titels, data, en media. Er is evenwel geen groot drama, geen intrige. In homeopathische doses brengt Manders wat van de aankleding en van de rommeligheid van het leven terug in de Woning Van Wassenhove en hij introduceert hier en daar wat anekdotiek die doet denken aan die van particuliere levens. Manders voegt werken toe die als designmeubels opgaan in het huis, zoals de ijzerdraadmeubels Studio Chair (88%) (2020) en Studio Table (88%) (2023) op het buitenterras, of de Novelist Lounge Chair (Chair with All Existing Words) (2005-2023) bij het vaste boekenrek, en ook werken die als gebruiksvoorwerpen hun plaats vinden – een stuk zeep in gecraqueleerd aardewerk bijvoorbeeld. Andere werken zijn er als kunstwerken of decoratieve aankleding geplaatst of opgehangen – de reliëfsculptuur Vertical Clouds bijvoorbeeld, of de draadsculptuur Composition with Blue op de tafel. Op het aanrecht staat een kleisculptuur die er minder af uitziet dan het hoofd en de buste op de nabije legplank. Het is een van meerdere toevoegingen die gelezen kunnen worden als sporen van een kunstenaar aan het werk. Dat kan ook gelden voor het boeltje op de vaste werktafel (Working Table, 1991-2023) of voor de vergelijkende studieverzameling op de muur in het toilet: een dozijn postkaarten met afbeeldingen van de mythische – en vooral door Manders verder gemythologiseerde – skiapodfiguur in de stijl van uiteenlopende kunstenaars. Het dubbel bed (Bed, 1992-2023) is voor één helft ingenomen door stapels boeken, knipsels, studies en beelden, op en onder afschermende plasticfolie – onduidelijk of het bed, dan wel de dingen hier beschermd worden, maar zeker is dat hier tijd opgeroepen wordt: achtergelaten dingen in een voorlopige ordening en opslag, die wachten om opnieuw opgenomen te worden.

Tegelijk monumentaliseert Manders de woning ook verder, wanneer hij de leegte, het architecturale ding op zichzelf de ruimte laat. Soms gebeurt dat door er werk als een voetnoot aan te brengen, zoals gebeurde op de achtergevel – voor zover je dat woord kunt gebruiken voor deze woning. Daar hangen pagina’s uit een krant over een ijzeren staaf die Manders mooi in een gaatje van de betonnen wand schoof (House with All Existing Words, 2005-2023). De krant is bedrukt met tekst waarin alle woorden uit het Engels gebruikt zijn, maar dit wereldomspannende gebaar neemt de vorm aan van een bescheiden beregende krant, als een kleine wimpel bij het betonnen gevaarte dat zich hier in de bodem boort. Maar het meest monumentaal is de opstelling van Dry Clay Figure on Chair (2011-2015), een iconische sculptuur uit het werk van Manders. Deze liggende romp met naar voren gebogen hoofd van een androgyne figuur (in geschilderd brons dat er als klei uitziet) loopt onderaan op een balk uit en steunt op een kloeke stoel. Dit werk is alleen opgesteld, centraal op de lege vloer van de ‘leefruimte’, bijna als een opgebaard kind, en hier wordt bij de bezoekers even zwijgen afgedwongen – waarna ze toch vooral becommentariërend op ontdekking gaan, zowel van de Woning Van Wassenhove als van Manders’ toevoegingen.

In de publicatie die de tentoonstelling begeleidt, schrijft Laurens Otto dat Manders’ tentoonstelling een eerbetoon is aan Lampens’ architectuur, en tegelijk een echo van de verzameldrift van de oorspronkelijke bewoner, en dat zijn interventies tussen beide logica’s verspringen. Misschien wel, maar dan toch niet als een tentoonstelling die over Lampens’ architectuur gaat, of over opdrachtgever-verzamelaar-donateur Van Wassenhove, of over het merkwaardige schemerleven van de woning sinds Van Wassenhoves overlijden en binnen het beheer van MDD. Wel als een tentoonstellingswerk van Manders die zijn universum hier uitbreidt met architectuur van Lampens en anekdotes over Van Wassenhove.

 

• The Absence of Mark Manders, tot 17 december, Woning Van Wassenhove, Brakelstraat 50, Sint-Martens-Latem.