width and height should be displayed here dynamically

The Uses of Decoration

Sinds de tweede helft van de jaren ’90 kan men in de theorievorming rond architectuur en stedenbouw een groeiende aandacht vaststellen voor het begrip ‘alledaagsheid’. Architecture of the Everyday (red. Steven Harris en Deborah Berke, 1997), The Everyday and Architecture (red. Sarah Wigglesworth en Jeremy Till, 1998) en Everyday Urbanism (red. John Chase, Margaret Crawford en John Kaliski, 1999) zijn slechts enkele titels van recente werken in het betreffende vakgebied, waarin de categorie van het architecturale of stedelijke ‘alledaagse’ wordt uitgediept. De rehabilitatie van het Franse denken rond het alledaagse – het begrip werd al enkele decennia geleden theoretisch gearticuleerd door auteurs als Henri Lefebvre en Michel de Certeau – heeft een dubbele voedingsbodem. Enerzijds berust de hernieuwde belangstelling op een gefundeerd wantrouwen jegens de architecturale avant-gardes (in bijzonder het deconstructivisme en de explosie van formele stijlen). Anderzijds kan men ook een groeiende aandacht zien voor de toe-eigening en transformatie van de stedelijke, publieke ruimte door de gebruikers, die deze ruimte daardoor zelf betekenis en identiteit kunnen verlenen. Het boek van Malcolm Miles, The Uses of Decoration. Essays in the Architectural Everyday, kan men situeren op de snijlijn van beide tendensen. Miles vraagt aandacht voor de schijnbaar banale, maar significante wijze waarop mensen de gebouwde omgeving innemen en sociale ruimte ‘produceren’ (Lefebvre). Het gebruik van ‘decoratie’ (gaande van muurschilderingen en graffiti tot informele bouwsels en winkelkraampjes) – met andere woorden de actieve toe-eigening van de ruimte – staat daarbij centraal. De verwijzing naar ‘decoratie’ (zoals in de titel van het boek) is echter ook uiterst problematisch, zeker nu we volop de fetisjering en esthetisering van het alledaagse meemaken. De nieuwe aandacht voor het alledaagse is weliswaar ingegeven door een substantieel Frans discours, in het bijzonder de geschriften van de Certeau, maar vandaag dreigt hoe langer hoe meer een romantische koestering van de ‘woekering van het alledaagse’. Het gevaar is reëel dat het begrip ‘alledaagsheid’ alleen nog maar als excuus dient voor een nieuwe stijlopvatting; en het gebruik van de notie ‘decoratie’ dreigt deze esthetiserende ontwikkeling slechts te bevestigen.

Malcolm Miles geeft in zijn boek een beknopte samenvatting van de recente literatuur rond het alledaagse, en gaat daarnaast in op specifieke casestudies die in meer of mindere mate bij het centrale onderwerp aansluiten. Toch groeit de verzameling van afzonderlijke essays – die meestal al elders en in een andere context zijn verschenen of voorgedragen – nooit uit tot een consistent geheel. Daarvoor zijn de onderwerpen te uiteenlopend en is het omvattende kader van het boek te los gedefinieerd. Wel snijdt Miles onder de vage noemer van het ‘architecturaal alledaagse’ een aantal interessante onderwerpen aan, zoals de kritiek op de dominante conceptualisering van de stad in postkaarten en stadsgezichten, de beschrijving van een aantal artistieke interventies in de stedelijke ruimte en de vraag naar ‘sustainability’ (duurzaamheid). Andere casestudies gaan in op de hajj-schilderingen, aangebracht op Egyptische huizen om de terugkeer van de pelgrimstocht naar Mekka te vieren, de vernaculaire architectuur van Hassan Fathy in Egypte, en een project om de Nine Mile Run in Pittsburgh, een terrein waarop metaalslak wordt gestort, om te vormen tot een groene publieke ruimte. Het enige wat deze uiteenlopende voorbeelden van gebruiken, bouwsels en ruimtes uit zowel welvarende als minder welvarende landen lijkt te binden, is de overtuiging dat het telkens gaat om praktijken van inname en toe-eigening, en om uitingen van een ‘identiteit’. Het boek vertrekt immers van de opvatting dat bewoners en gebruikers op zijn minst een even grote kennis hebben van de architectuur, het wonen en de stedelijke ruimte, als architecten en stedenbouwkundigen. Niet de expertise van laatstgenoemden wordt in twijfel getrokken, maar de dominante visie die ze uitdragen en waarmee ze andere ‘kennis’ uitsluiten. Toch richt het boek van Miles, zoals andere soortgelijke werken rond dit onderwerp, zich al te zeer op de marginale ruimte en praktijken van creatief verzet. Wordt het niet stilaan tijd om het blikveld te richten op de eerder ‘gewone’ stedelijke ruimte? Op plekken en ruimtes die onmiddellijk aansluiten bij de dagelijkse leefwereld van een grote groep mensen? Door de vrijwel exclusieve aandacht voor creatieve of subversieve praktijken riskeert het discours immers op haar beurt de meer ‘alledaagse’ of triviale vormen van dagelijksheid uit te sluiten.

 

• The Uses of Decoration. Essays in the Architectural Everyday van Malcolm Miles werd in 2000 uitgegeven bij John Wiley & Sons Ltd, (Baffins Lane, Chichester, West Sussex, (1243/77.97.77)). ISBN 0-471-48963-8.