width and height should be displayed here dynamically

Thea Djordjadze. the ceiling of a courtyard

Noé Soulier, Thea Djordjadze, Karl Naegelen, First Memory, Kunstenfestivaldesarts, Brussel, 2022, foto Paul Fogiel

Mijn eerste kennismaking met het werk van de Georgische kunstenares Thea Djordjadze (1971) was de voorstelling First Memory die ze met choreograaf Noé Soulier en componist Karl Naegelen creëerde voor het Kunstenfestivaldesarts 2022. Haar bijdrage was een briljante dubbele scenografie. Enerzijds creëerden drie grote panelen, die pivoteerden op een spil, een onvatbare ruimte. De gelijkenis met het werk van een minimalist als Donald Judd was onmiskenbaar: de panelen ensceneerden de relatie tussen kijker, ruimte en werk, maar Djordjadze voegde daar een tijdsdimensie aan toe. Tegenover die strakke vormen stonden grillig versneden platen in aluminium die de dansers om zich heen plooiden. Als ze zich uit die cocon wurmden, bleef het materiaal achter als een sculptuur in de white box van de panelen, als herinnering aan een gebaar, een complexe fysieke sensatie of beweging, of nog, als een nabeeld van de vloeiende ruimte tussen de dansers. Deze beelden waren onmiskenbaar verwant aan de bichos van de Braziliaanse kunstenares Lygia Clark (1920-1988): kleine constructies van scharnierende metalen plaatjes die nooit een definitieve vorm aannamen, maar voor Clark een uitnodiging vormden tot een zintuiglijk contact met ruimte en tijd.

First Memory bleek een uitstekende introductie tot the ceiling of a courtyard, de tentoonstelling die in het kader van het kunstenfestival europalia georgia loopt in WIELS. Djordjadze sloopte alle voorzetwanden die de industriële hal op de eerste etage moest doen lijken op een white box. Ze maakte het particuliere van de ruimte zichtbaar, maar vooral haalde ze het wisselende daglicht binnen.

De eerste zaal, een open ruimte zonder tussenkolommen, liet Djordjadze haast onaangeroerd. Voor de linkerzijwand liet ze op zithoogte een ruim één meter breed platform bouwen in multiplexplaten. Het bovenvlak ervan wreef ze, tot in de helft van de wand, in met kalk of klei. De sporen van haar handeling zijn nog duidelijk merkbaar. In het tweede deel ligt een banaal stuk dubbelgevouwen vast tapijt. Daar bleef het hout onbewerkt. Erboven, voor de ramen, hangen reflecterende metaalplaten. Op twee verticale panelen zijn ze langwerpig, twee per twee verbonden door een pianoscharnier. Pal naast de inkom kwam er ook een precieus aluminium presentatiepaneel.

Rechts van de ingang loopt een smaller platform in hout, maar dan langs alle wanden. Op en rond dit platform staan wel objecten zoals lege glazen toonkasten, waarvan er één besmeurd is met een veeg verf, maar ook replica’s van presentatiekasten in metaal uit het Georgisch Nationaal Museum. Fotolijsten in metaal presenteren beelden uit dat museum. Zo is het duidelijk dat het hier over tonen gaat, maar ook over gezichtsbedrog of verwarring. Raadselachtig is het zwart-gele massieve volume, afgedekt met een stuk lijnwaad, direct rechts van de ingang, dat pas bij nader toezien uit ruw afgesneden blokken PU-schuim opgebouwd blijkt te zijn. Ze lijken zwaar, maar zijn vederlicht. Net zo bedrieglijk is het sculptuurtje dat erboven prijkt: wat hout en geglazuurde klei lijkt, zou eveneens bewerkt PU-schuim kunnen zijn. Het enige dat echt weegt, is het fotokader in gepolijst metaal dat op de blokken staat. De foto representeert een steenachtige, ongedefinieerde vorm. In de tweede zaal wordt duidelijk dat het gaat om een foto van een object in het Nationaal Museum van Georgië. Ook hier is de hand van de kunstenares voelbaar, in de veeg verf, in de snijvlakken van het schuim of in de ruwe plaastersculptuur tegen een kolom.

De tweede zaal, die op de kop met een hoog smal raam uitgeeft op de Van Volxemlaan, voelt minder weids aan door de dubbele rij van zes kolommen die ooit silo’s torsten. Daardoor ontstaan als vanzelf kamers. Djordjadze exploiteert dat gegeven. Links plaatste ze triplex panelen tegen telkens drie kolommen. Daarbinnen ontstaat een besloten ruimte die, alleen al door het trapje naar de hogere etage, huiselijk aandoet. Vlak onder de ramen in de zijgevel zweeft een derde paneel in triplex onzeker van de ene naar de andere ‘muur’, nauwelijks in evenwicht gehouden door een vlaggenmast in miniatuur en een metalen object dat iets weg heeft van een pupiter. Die objecten komen elders terug in foto’s. Het huiselijke wordt nog beklemtoond door de lage houten tafels met iele pootjes, de fragiele houten kaders die uit de wanden steken als dragers voor een ontbrekende legger, en door de achteloze manier waarop werken op papier en foto’s tussen trap en wand geschoven zijn.

Aan de rechterzijde van de zaal omspande Djordjadze met een ongeprepareerd schilderdoek van meer dan drie meter hoogte vier kolommen. Het resulteert in een kamer met getemperd licht. Op één hoek is het doek alsnog geprepareerd en gewit, als aanzet van een schilderij dat zich in de ruimte had kunnen ontvouwen. In die kamer liggen losse platen gepolijst aluminium, blokken hout en platen gebroken glas. Tegen een van de kolommen hangt echter ook een sculptuur van geplooid metaal zoals te zien in First Memory, met eronder een constructie in dikke staaldraad, als een maquette van een trap of een gebouw.

Achter en rond deze twee ‘huizen’ verzamelde Djordjadze nog meer materialen: stukken plaaster – van de afbraak van wanden? – zijn gevangen onder twee glazen stolpen, als archeologische vondsten. Een plexiglasplaat wacht tegen de houten wand op een bestemming. Vage kleurvlekken beroeren nauwelijks zichtbaar de ramen van de kopgevel. Er staan enkele spartaanse banken. Het meest intrigerend in deze zaal zijn echter de beeldkaders in gepolijst roestvrij staal. Ze presenteren, achter glas en op een fond van glanzend metaal, foto’s van kijkkasten in het Nationaal Museum van Georgië. De foto’s, doorgaans in zwart-wit, zijn ook op zilverkleurig glanspapier afgedrukt. Het creëert de uiterst ongewone sensatie dat het spiegelbeeld van de kijker, het kader, de fond en de eigenlijke afbeelding in elkaar overgaan. Bij enkele werken is die zinsbegoocheling nog sterker: in de foto zelf valt de vage reflectie van een fotograaf te ontwaren.

Het is een sleutel tot deze tentoonstelling over tijd- en ruimtedimensies die via concrete objecten in elkaar overlopen en elkaar spiegelen of juist weerspreken. Zo bekeken is de tentoonstelling zelf het eigenlijke werk, al is ze samengesteld uit bestaande stukken. Maar de betekenis zit in deze unieke constellatie, de assemblage op deze plek. Dat blijkt uit het feit dat Djordjadze in de twee dagen tussen de persconferentie en de vernissage nog vele werken toevoegde, verplaatste of verwijderde. Daarom is dit totaalwerk een reflectie van of op de plek zelf, op WIELS dus. (Djordjadze onderstreept dat betonarchitectuur haar fascineert, en ze bewondert bijvoorbeeld het oeuvre van Juliaan Lampens.) Maar in die reflectie begint een hele geschiedenis, zelfs die van haar geboorteland Georgië, mee te resoneren. Ze probeert het meest schichtige wat er bestaat – sensaties en gedachten – te laten oplichten op en rond presentatieruimtes. Net als bij Lygia Clark is dat ook een uitnodiging tot een eigen reflectie op of van de plek.

 

• Thea Djordjadze. the ceiling of a courtyard, tot 7 januari, WIELS, Van Volxemlaan 354, Vorst.