width and height should be displayed here dynamically

Yvonne Serruys. Beeldhouwer van de nieuwe vrouw

Yvonne Serruys, Colin-Maillard, 1909, foto Maximiliaan Martens

De recente aandacht voor vrouwelijke kunstenaars werpt licht op een historische realiteit die decennialang schromelijk werd genegeerd door kunsthistorici en curatoren: vrouwen hebben altijd al een belangrijke rol gespeeld in de kunstwereld, ondanks het gebrek aan (latere) erkenning. Een van deze kunstenaars is Yvonne Serruys (1873-1953), van wie het oeuvre momenteel te zien is in een overzichtstentoonstelling in haar geboorteplaats Menen. Serruys begon haar carrière als schilder, maar besloot de overstap te maken naar de beeldhouwkunst, een discipline die in haar tijd als ongepast voor vrouwen werd beschouwd.

De tentoonstelling strekt zich uit over twee locaties: een historisch deel in het Stadsmuseum Schippershof en een expo over Serruys als beeldhouwster van de ‘nieuwe vrouw’ in het nabijgelegen cultuurcentrum De Steiger. Het geheel markeert haar honderdvijftigste geboortejaar. Aangevuld met bruiklenen uit privécollecties, werpt de collectie een boeiend licht op Serruys’ oeuvre, dat ze postuum schonk aan haar geboortestad. Daarnaast verrijken historische documenten de context van haar werk.

De tentoonstelling heft aan met een sculptuur die wat uit de toon van het centrale thema valt: Faun aux enfants (ca. 1911-12) beeldt een oude man (de faun) uit, omringd door drie naakte kinderen, een populair thema in de late negentiende en vroege twintigste eeuw. Vandaag doet een dergelijk werk mogelijk de wenkbrauwen fronsen. Heeft men voor een tentoonstelling die focust op Serruys’ rol als vooruitstrevende kunstenaar die de moderne vrouw verbeeldde wel het meest geschikte werk gekozen als entree?

De eerste zaal belicht Serruys’ jeugdjaren en presenteert enkele van haar vroege werken, aangevuld met historische documenten die de context van haar jonge jaren verder verduidelijken. Serruys groeide op in een welvarend milieu met katholieke, maar ook progressieve ouders, die haar de liefde voor kunst meegaven. Ze genoot een klassieke opleiding en ontving lessen in muziek en tekenkunst. Bovendien kreeg ze schilderlessen van niemand minder dan luminist Emile Claus, een vriend van haar ouders. Hoewel Serruys overwoog om toe te treden tot een klooster, werd ze door haar ouders aangemoedigd om haar artistieke passie na te jagen.

In haar vroegste werken weerklinkt nog een religieuze interesse, die later volledig zou vervagen. Op het schilderij Biddende vrouw (z.d.) zien we een jonge vrouw in gebed in een interieur. Haar gezicht, verlicht door twee kaarsen, toont een interessant spel met schaduw en licht. In een aangrenzende ruimte hangen nog schilderijen, waarbij Claus’ invloed, vooral in zijn voorkeur voor het gebruik van tegenlicht, onmiskenbaar is. Toch was Serruys reeds dan al op zoek naar een eigen artistieke identiteit en stijl. Aan een wand hangen meerdere schilderijen in een salonopstelling, die de diversiteit toont van haar oeuvre in genres (van stillevens tot landschappen en genretaferelen) tot aan haar experimenten met verschillende stijlen, waaronder het pointillisme, een stijl die haar duidelijk minder lag. Serruys volgde korte tijd lessen bij George Lemmen.

Rond 1900 vestigde ze zich in Parijs, waar ze haar schilderskwast definitief inruilde voor een beitel. Ze trad in het huwelijk met de Fransman Pierre Mille. Het paar, dat kinderloos zou blijven, leidde een kosmopolitisch bestaan in de bruisende intellectuele en artistieke kringen van de Franse hoofdstad. Hoewel we niet precies weten of ze beeldhouwlessen heeft gevolgd, werd Serruys in haar vroege werk duidelijk beïnvloed door kunstenaars zoals Auguste Rodin en vooral Camille Claudel. Stellen dat ze slechts de stijl van anderen nabootste, is echter te eenvoudig, zoals haar zoektocht naar een eigen artistieke taal aantoont.

Serruys was een kunstenaar die experimenteerde met diverse stijlen en materialen. Ze waagde zich aan glaskunstwerken en had gedurende enkele jaren een vruchtbare samenwerking met glasindustrieel Georges Despret, waarvan ook zes resultaten in deze tentoonstelling te bewonderen zijn. In deze periode maakte ze ook talloze statuettes in art-nouveaustijl, voornamelijk van jonge, naakte vrouwen, zowel in brons als in marmer. Dergelijke beeldjes waren erg geliefd tijdens de belle époque en werden doorgaans ter decoratie in interieurs geplaatst. Een absoluut hoogtepunt is Colin-Maillard (1909): een kring van dansende, opnieuw naakte vrouwen, hand in hand en in verschillende houdingen. Het resulteert in een weelderige voorstelling die zowel dynamiek als elegantie uitstraalt.

Serruys beperkte zich echter niet tot kleinere decoratieve objecten, maar waagde zich ook aan monumenten en publieke beeldhouwwerken, wat ongebruikelijk was voor vrouwen. Zo verwierf ze onder andere de opdracht voor een oorlogsmonument in Menen en vervaardigde ze het standbeeld van Emile Claus in Gent. Gipsmodellen van enkele van deze werken zijn tentoongesteld, zoals het stijlvolle Rad van Fortuin (1928), dat in art-decostijl is vervaardigd voor het Hôtel-Casino La Roseraie in Ilbarritz. Ze kreeg ook de opdracht voor twee standbeelden in Tunesië: voor de Franse diplomaat Paul Cambon in Tunis en voor koloniaal bestuurder Paul Bourde in Sfax. Van het laatste beeld staat er geen model in de expo, in plaats daarvan wordt een portretfoto van Bourde getoond. Naast het feit dat de toegevoegde waarde ervan niet meteen duidelijk is, ontbreekt context. Dergelijke koloniale monumenten waren controversieel, maar de tentoonstelling vermeldt daar niets over. Het zou zinvol zijn geweest om meer informatie over deze werken te verstrekken, met name in relatie tot de Tunesische onafhankelijkheidsstrijd.

Na de Eerste Wereldoorlog groeide Serruys’ belangstelling voor thema’s als emancipatie en de moderne vrouw. Deze onderwerpen vormen het hart van het tweede deel van de tentoonstelling in cultuurcentrum De Steiger. De moderne en ruime expositieruimte staat in scherp contrast met de historische sfeer van het stadsmuseum. Om de ruimte een intiemere sfeer te geven, zijn scheidingswanden en donkere achtergronden gebruikt, wat de hoofdzakelijk witte marmeren beeldhouwwerken prachtig tot hun recht laat komen. Om het thema verder te ondersteunen, zijn persoonlijke documenten opgenomen, waaronder onlangs ontdekte memoires van de kunstenares, waarin ze openhartig spreekt over vrouwelijkheid, het naakte lichaam en seksualiteit. Het geheel plaatst haar werk in een nieuw perspectief. De tentoonstelling bevat diverse werken waarin ze deze thema’s verkent, soms met een bijna erotische ondertoon, zoals Innige omhelzing (1931), waarin twee naakte figuren een intiem moment delen.

Met haar vele sculpturen van naakte vrouwen, op een realistische manier verbeeld en beweging suggererend, droeg Serruys bij aan het doorbreken van preutsheid en schaamte voor het (vrouwelijke) lichaam, die zij toeschreef aan de invloed van religie. Ze bewonderde figuren zoals Josephine Baker en wenste vrouwen van vergelijkbare kracht en onafhankelijkheid te verbeelden. Het is opvallend dat ze consequent koos voor slanke, jonge modellen, wat de kritische bezoeker zich doet afvragen waarom ze niet ook oudere of minder atletische modellen selecteerde, wat nog grensverleggender zou zijn geweest. Het is jammer dat de tentoonstelling hier geen nadere toelichting bij biedt.

Serruys had een sterke interesse in mode. In overeenstemming met haar streven naar de bevrijding van het vrouwelijke lichaam, was ze een fervent tegenstander van korsetten. Talloze foto’s laten haar zien in wijde jurken. De (weinige) tentoongestelde sculpturen van aangeklede vrouwen tonen hen in comfortabele gewaden, zoals bijvoorbeeld Portret van de Deense pianiste en sopraan Povia Frisch (1911). Ook Serruys’ scherpe oog voor de laatste haartrends vormt een intrigerend facet van de tentoonstelling. Sommige bustes zijn in profiel geplaatst, waardoor bezoekers de diversiteit aan kapsels gedetailleerd kunnen bestuderen en vergelijken. Ze getuigen tevens van het indrukwekkende niveau van detail en verfijning waarmee Serruys verschillende technieken hanteerde.

De tentoonstelling slaagt erin Yvonne Serruys met succes te presenteren als een kunstenares die conventies doorbrak. De doordachte en goed gepresenteerde expositie biedt niet alleen een prachtig overzicht van haar oeuvre, maar werpt ook een verhelderende blik op de tijdsgeest. Hoewel het feministische discours waardevol is om de progressieve opvattingen van Serruys te benadrukken, roept het vragen op over de noodzaak van een dergelijke aanpak. Want terwijl haar buitengewone moderniteit terecht bewonderenswaardig is, zou het onbedoeld haar artistieke bijdragen kunnen overschaduwen. De tentoonstelling daagt het publiek uit om te overdenken of het werk van vrouwelijke kunstenaars moet worden gewaardeerd om de kwaliteit en innovatie ervan, eerder dan om hun opmerkelijke persoonlijke verhalen. Zijn we daar klaar voor?

 

• Yvonne Serruys. Beeldhouwer van de nieuwe vrouw, tot 17 december, Stadsmuseum Schippershof, Rijselstraat 77, en Cultuurcentrum De Steiger, Waalvest 1, Menen.