width and height should be displayed here dynamically

Theodoor Rombouts. Virtuoos van het Vlaamse caravaggisme

Theodoor Rombouts. Allegorie van de vijf zintuigen, ca. 1632, MSK Gent

Naar aanleiding van zijn 225-jarige bestaan organiseert het Museum voor Schone Kunsten Gent – het oudste museum in België, opgericht in 1798 – een reeks activiteiten. Het jubileumjaar werd afgelopen september geopend met een tentoonstelling gewijd aan de Gentse kunstenaar Albert Baertsoen (1866-1922), en nu valt de eer te beurt aan een oude meester: Theodoor Rombouts (1597-1637). Het is de eerste monografische tentoonstelling ooit gewijd aan deze Antwerpse schilder.

Het MSK Gent is de uitgelezen gastheer voor deze overzichtstentoonstelling. De instelling heeft drie van Rombouts’ belangrijkste werken in de collectie: Allegorie van het Schepengerecht van Gedele (1627-28), Bij de tandentrekker (ca. 1628) en Allegorie van de vijf zintuigen (1632). Daarenboven vervulde de stad Gent ook een prominente rol in de carrière van Rombouts. Een van zijn belangrijkste opdrachtgevers was immers de Gentse bisschop Antoon Triest, die onder meer de genoemde Allegorie van de vijf zintuigen en De kruisafneming (ca. 1629, Sint-Baafskathedraal, Gent) bestelde bij Rombouts.

Het doel van de eerste monografische expositie is om het brede publiek te laten kennismaken met het kernoeuvre van deze vergeten meester. Er wordt een nieuw beeld van het leven en werk van Rombouts geschetst dat hem uit de schaduw laat treden van zijn beroemde tijdgenoten Rubens en Van Dyck. Hijzelf werd, na een lang verblijf in Italië, hoofdzakelijk gevormd door de kunst van Michelangelo Merisi da Caravaggio (1571-1610) en diens navolgers. Werken van Rombouts en collega-caravaggisten zoals Bartolomeo Manfredi, Nicolas Régnier en Hendrick ter Brugghen werden uit nationale en internationale collecties samengebracht in het museum, onder leiding van curator Frederica Van Dam, die hiervoor alle lof verdient.

De catalogus, die verschijnt in het Nederlands, Frans en Engels, brengt het kernoeuvre van Rombouts en biografisch materiaal over de kunstenaar samen, en biedt daarnaast in zeven essays een overzicht van de belangrijke kunsthistorische vraagstukken omtrent zijn werk. Het boek vormt een welkome aanvulling op de teksten van hoofdzakelijk negentiende- en twintigste-eeuwse (kunst)historici zoals Max Rooses, Frans Van den Branden en Gianni Papi.

De tentoonstelling brengt, net zoals de catalogus, de artistieke context in kaart waarin Rombouts leefde en werkte. Een evenwichtig beeld van de invloed van het caravaggisme op Rombouts wordt gepresenteerd met aandacht voor zijn eigen artistieke achtergrond, ontwikkeling en identiteit. Een bemoeilijkende factor was het beperkte bronnenmateriaal, in het bijzonder over zijn vormingsjaren in Antwerpen en zijn verblijf in Italië tussen (vermoedelijk) 1616 en 1625. Verder zijn slechts vijf werken in het kernoeuvre van Rombouts gedateerd. Dit gebrek aan informatie maakt het bijvoorbeeld moeilijk om de precieze aard van de artistieke invloeden op Rombouts in de loop van zijn oeuvre te traceren. Hoe bepalend waren zijn vormingsjaren? Hoe bepalend was zijn verblijf in Italië? Hoe bepalend was de Nederlandse beeldtraditie voor zijn werk? En welke kunstenaars hebben Rombouts rechtstreeks beïnvloed? Daarnaast is er ook weinig informatie voorhanden over de modus operandi van de kunstenaar, en over de werking van zijn atelier in Antwerpen.

Het thematische parcours van de tentoonstelling is verspreid over zeven museumzalen. De bezoeker wordt uitgenodigd om de werken van Rombouts van nabij te bestuderen en te vergelijken met elkaar, én met het werk van verwante schilders uit zowel de Zuidelijke als de Noordelijke Nederlanden, Frankrijk en uiteraard Italië. De comparatieve methode van kijken is een constante. De toon wordt gezet in de eerste zaal, waar het schilderij Christus verdrijft de wisselaars uit de tempel (ca. 1625-32, KMSKA) van Rombouts wordt getoond naast een gelijknamig werk van Bartolomeo Manfredi (1582-1622). De invloed van deze vroege Italiaanse navolger van Caravaggio op het werk van Rombouts is meteen duidelijk: de horizontale compositie met driekwartfiguren afgebeeld in dynamische houdingen, met levendige gezichtsexpressies. Toch zijn er ook duidelijk verschillen met de compositie van Manfredi, bijvoorbeeld de kleurrijke kostuums van de personages van Rombouts, elk gedetailleerd uitgewerkt met aandacht voor een realistische stofweergave.

In de volgende zalen vallen steeds weer het unieke kleurgebruik van Rombouts en zijn zin voor realisme en detail op. In zaal vier wordt dit laatste aspect verder in de verf gezet door de door Rombouts afgebeelde muzikanten en musicerende gezelschappen – zoals De luitspeler (ca. 1620) uit het Philadelphia Museum of Art – gepresenteerd samen met vroegzeventiende-eeuwse muziekinstrumenten. De voorliefde van Rombouts voor de realistische weergave van kleurrijke stoffen komt zelfs tot uitdrukking op de zitbanken in de museumzalen; ze zijn bekleed met een stof die alludeert op de vaak op diens schilderijen afgebeelde Perzische tapijten.

De iconografische betekenis van Rombouts’ werk wordt geplaatst binnen de context van de contrareformatie en de eigentijdse rederijkerscultuur. Opnieuw worden er verbanden gelegd met het werk van collega-caravaggisten, maar er is ook oog voor de rol van opdrachtgevers zoals Antoon Triest en de Gentse schepenbank van Gedele, die mee de inhoud van Rombouts werk bepaalden. Schilderijen als de Allegorie van de vijf zintuigen en De schenker (ca. 1627-32), afkomstig uit het MUba Eugène Leroy, Tourcoing, tonen de iconografische complexiteit van de ogenschijnlijk simpele, volkse taferelen van Rombouts. Het onderliggende thema is de bedrieglijkheid van de zintuigen, ook in andere genrestukken zoals Triktrakspelers (ca. 1632), overgevlogen vanuit het North Carolina Museum of Art, Raleigh, en het genoemde Bij de tandentrekker. Dit werk brengt de kijker dan weer bij een ander aspect van het werk van Rombouts, dat ook een prominente plaats krijgt in de tentoonstelling: het atelier en de artistieke samenwerkingen.

Dat Caravaggio een belangrijke bron van inspiratie was voor Rombouts, blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat hij een compositie van de Italiaanse meester gebruikt voor Bij de tandentrekker. Dergelijke composities werden in grote oplage geproduceerd in het atelier van Rombouts, wat wijst op het succes van de caravaggistische beeldtaal in de Zuidelijke Nederlanden ten tijde van Rubens. De prestigieuze samenwerkingen met zijn Antwerpse vakgenoot Adriaen van Utrecht (1599-1652), zoals het Keukentafereel met verliefd paar (ca. 1630-37) uit het Musée des Beaux-Arts, Cambrai, tonen dan weer de veelzijdigheid van Rombouts en zijn atelier – wat noodzakelijk was om succesvol te zijn in de competitieve artistieke context van het zeventiende-eeuwse Antwerpen.

De tentoonstelling eindigt met een afbeelding van Rombouts zelf, gemaakt door zijn beroemde tijdgenoot Antoon van Dyck voor diens Iconographie: een gegraveerde portrettengalerij van beroemde mannen uit de artistieke, politieke en intellectuele wereld. Dat portret herinnert aan de reputatie die Rombouts in de zeventiende eeuw genoot. Deze weldoordachte tentoonstelling wekt die aloude reputatie weer tot leven.

 

• Theodoor Rombouts. Virtuoos van het Vlaamse caravaggisme, tot 23 april, Museum voor Schone Kunsten, Fernand Scribedreef 1, Gent.