Theodor Sanders, 1847-1927. De vergeten compagnon van Berlage

Over de befaamde Nederlandse architect Hendrik Petrus Berlage (1856-1934) zijn meerdere studies verschenen. In alle publicaties over zijn vroege periode wordt gewezen op het belang van Theodor Sanders, de architect bij wie Berlage ging werken na een periode in het buitenland. Het was niet zozeer diens bouwervaring die Sanders interesseerde, als wel Berlages tekentalent. In Delft opgeleid tot civiel en bouwkundig ingenieur, had Sanders zelf minder belangstelling voor esthetische problemen. Aanvankelijk werkte hij toch als architect en had hij al verscheidene villa’s op zijn naam staan. Daarbij kwam dat zowel Sanders als de negen jaar jongere Berlage gelijkgestemde politieke en sociale sympathieën hadden. Sanders stond aan de wieg van de progressieve kiesvereniging Amsterdam en samen met zijn vrouw streed hij voor geboortebeperking, vrouwenkiesrecht, arbeidersrechten en onderwijsvernieuwing. In de jaren voordat Berlage bij hem kwam werken, hield hij zich bezig met het ontwerpen van een volkskoffiehuis voor werklui, een panoramagebouw en een panopticum, allemaal gebouwen die bij een moderne stad hoorden.
Als actief lid van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst in Amsterdam introduceerde Sanders zijn jongere collega in de Amsterdamse architectenwereld. Berlage schreef voor het Bouwkundig Weekblad waarvoor eerder Sanders al enkele bijdragen had geleverd. Waar Berlage schoonheid trachtte te doorgronden en artikelen schreef over esthetiek, presenteerde Sanders zijn eigen gebouwen. Hij schreef brochures en bevlogen artikelen over de aanleg van tramlijnen, het architectuuronderwijs en de stand van de bouwkunst. Al in 1878, in het tijdschrift Vragen des Tijds, wees Sanders op het onderwijssysteem in Zürich, met als voorbeeld het Eidgenössische Polytechnikum waar Berlage net was afgestudeerd. Volgens Sanders viel in de nieuwe wijken van de Nederlandse steden ‘geen grootschen, zelfs geen goeden aanleg te bewonderen’. Ondanks hun tegengestelde interesses, werd Berlage het later eens met zijn ‘leermeester’.
In het lijvige boek van Arjan de Boer over het leven van Sanders zijn twee hoofdstukken aan de samenwerking met Berlage gewijd. Zij vormen de spil van deze biografie, maar ook niet meer dan dat. De Boer portretteert Sanders, in Amsterdam geboren en in het Engelse Knowsley gestorven, in vijftien hoofdstukken die op chronologische wijze een veelzijdig beeld geven van de man. In 1884 werd Berlage zijn partner, maar aan het einde van de jaren tachtig scheidden hun wegen al. Met zijn visie op de stad heeft Sanders ongetwijfeld de stedenbouwkundige belangstelling van zijn jongere compagnon aangewakkerd.
Gedurende zijn hele leven hield Sanders zich bezig met de problematiek rond tram- en treinverkeer. Ondanks de vruchtbare samenwerking met Berlage verging het de oudere Sanders professioneel moeizamer, omdat hij de vele plannen voor de ontwikkeling van het tramverkeer in de hoofdstad niet kon verwezenlijken door de kortzichtigheid van het gemeentebestuur. In 1880 had hij in het progressieve weekblad De Amsterdammer een stoomtramnetwerk gepresenteerd als ‘een machtig middel voor Amsterdam’s ontwikkeling’. Daarbij stelde hij een stadsring voor met connecterende lijnen naar andere plaatsen in de provincie. Meer dan twintig jaar zou hij verschillende consortia oprichten en voorstellen doen, zonder resultaat. Om alsnog opdrachten te creëren, ontplooide hij daarom voortdurend andere activiteiten, bijvoorbeeld door deel te nemen aan prijsvragen zoals die voor de Amsterdamse Beurs in 1884. Samen met Berlage kwam hij met een groots plan voor dit gebouw, dat een belangrijke positie moest krijgen tussen het Centraal Station en de Dam. Op Berlages schitterende waterverftekeningen zien we het Damrak bevolkt met goedgeklede burgers. Het meest bijzondere detail is misschien wel de omnibustram, de werkelijke liefde van Sanders. Hoewel hun ontwerp een prijs ontving, werd het project nooit echt gebouwd. De opdracht zou meer dan tien jaar later worden uitbesteed, enkel aan Berlage. Vermoedelijk heeft Sanders daar niet wakker van gelegen, aangezien de architectuur tegen dan nauwelijks nog zijn aandacht had. In 1890 vertrok hij naar Sicilië, met het idee dat hij daar een tramlijn in de buurt van Catania zou mogen bouwen. Opnieuw liep het initiatief – dat door De Boer uitgebreid uit de doeken wordt gedaan – op niets uit. Na enkele omzwervingen en vele plannen kwam Sanders uiteindelijk in Liverpool terecht, waar hij de laatste jaren van zijn leven doorbracht. In Nederland deed hij nog een poging om een concessie te krijgen voor de treinlijnen in Noord-Holland. Voor de doorbraken in Amsterdam en de nieuwe inrichting van het Museumplein wendde hij zich tot zijn oude compagnon. De zaak werd echter getraineerd door eindeloze discussies en financiële hindernissen. Wel werd de tramlijn Alkmaar-Purmerend aangelegd, waarvoor Berlage een kleurrijk affiche ontwierp.
De titel van het boek doet het onderwerp tekort. Wellicht is het ietwat overdreven om Sanders kortweg als ‘de vergeten compagnon van Berlage’ te omschrijven. In tegenstelling tot wat vaak is beweerd, stelt De Boer dat Berlage niet verantwoordelijk was voor alle ontwerpen die tijdens hun samenwerking tot stand kwamen. Toch was het niet als architect, maar als ondernemer en strijder voor technische, economische en maatschappelijke vooruitgang dat Sanders in zijn tijd naam maakte. Hij was niet alleen fanatieker dan Berlage, hij wist zijn opvattingen in brochures en artikelen ook beter en duidelijker te verwoorden. Uit deze zorgvuldig geconstrueerde biografie blijkt dat ‘de ingenieur en vooruitgangsgelovige Sanders’ inderdaad door een ‘vervoersmanie’ was bezeten, en het is uiteindelijk daarop dat in dit boek de nadruk ligt.
• Arjan de Boer, Theodor Sanders, 1847-1927. De vergeten compagnon van Berlage, Zwolle, WBooks, 2025, ISBN 9789462586604.




