Thomas Huber
Sinds zijn eerste presentatie (Rede über die Sintflut,1982) begeleidt Thomas Huber (Zürich, 1955) zijn tentoonstellingen steevast met geschreven en gesproken redevoeringen. Zowel zijn beeldend werk (schilderijen, aquarellen, maquettes,…) als zijn teksten reflecteren over het ontstaan, de ontwikkeling, de presentatie van en de omgang met ‘het beeld’. Thema’s als het atelier, het schilderij, de bibliotheek, de bankinstelling, de tentoonstelling en de tentoonstellingsruimte kwamen reeds aan bod, en nu – in het Paleis voor Schone Kunsten – verschijnt er een compact stadsbeeld in maquettevorm, Huberville genaamd.
Op schaal 1:10 is in de rotonde van het PSK een ronde tentoonstellingsruimte te zien, van buiten bekleed met drie identieke binnenzichten, elk in een primaire kleur. Voorts figureren een klokkentoren en een toren met verlichte horloge, een huisachtig bouwsel (de woonst van de kunstenaar met zijn gezin) waarop ‘een verschrikkelijk verhaal’ geblokletterd staat en tenslotte een stadspaviljoen dat de titel van de tentoonstelling aankondigt: Hoor de klokken luiden, naar het bekende kinderliedje. Het parcours leidt verder via een gesloten bibliotheek met zuilengaanderij naar een domino-huis (Le Corbusiers architecturaal model), een theatergebouw, een geraamte voor een gebouw in ontwerpfase en tenslotte een kloeke doos – Das Bild – met enige geblokletterde opschriften over de gemeenplaatsen van het beeld. Deze maquettes zijn geanimeerd met kleine gipsen figuranten en om het kwartier geeft de klokkentoren bovendien stipt de tijd aan.
Met deze ruimtelijke dispositie doorheen de passageruimten van het PSK lijkt Huber instituten en plaatsen te evoceren waar beelden getoond, besproken en bestudeerd worden, uitgerekend zijn artistieke bekommernis. Maar terwijl de animatie van het klokgelui normaliter zou wijzen op een levendige praktijk en verhaal in de stad, galmt hier bij nader toezien een grote leegte. De ronde tentoonstellingsruimte – ‘Schauplatz’ – bijvoorbeeld afficheert aan de buitenwanden driemaal haar eigen lege binnenruimte, de bibiotheek blijft potdicht gesloten en de kunstenaarswoonst omsluit zijn eigen verhaal. Kortom ten aanzien van de buitenwereld plooit elk gebouwtype zich terug op zijn eigen vertoon. Een centraal opgesteld schilderij in een van de zijruimten van de rotondezaal expliciteert dit voor het publiek met een blik op een theaterpodium gezien van achter de coulissen. We zijn er getuige van een opeenstapeling van decorelementen, de werkzaamheden van ‘technici’ en een scala aan klokken als instrumentarium van een mogelijk boeiend verhaal. Maar om het in dit schilderij opgevoerde werkstuk te zien moeten wij – kijkers – deze picturale ruimte binnentreden en als publiek plaatsnemen in de op het schilderij gesuggereerde publieksruimte. Dat lukt natuurlijk niet; we botsen op de rondslingerende scenische elementen van een mogelijk verhaal. Anders vertaald, we zien slechts deconstructie. Een aquarelschets van de klokken- en uurwerktoren tevens aanwezig in deze zaal herinnert des te meer aan Giorgio De Chirico’s werk.
Hubers redevoeringen in beeld en taal zijn geen gortdroge verhandelingen, integendeel. Hoewel zijn figuratieve schilderijen vergelijkbaar zijn met een schilderwijze à la Magritte – relatief koel geschilderd en sober ingevuld met louter het noodzakelijke ‘waar het om gaat’ – tekent en schrijft Huber scènes uit met een hang naar het naïeve, poëtische element en met zorg voor elegante stilering. Voeg hierbij de teksten waarin Huber zijn visie over het beeld met hoogst curieuze ontwikkelingen en metaforen uit de doeken doet – doorspekt met biogafische details, en menigeen kan hoofdschuddend afhaken om deze onnozele mystiek. Dit verbloemd vocabularium kan nochtans gelezen worden als een onderhoudende uitweg om een aanmatigende toon te ontwijken. Tegelijk houdt het een zweem utopie achter de hand.
Ook bij deze tentoonstelling verscheen een fraaie catalogus, met uitsluitend teksten van de kunstenaar. Dit feit alleen al illustreert zijn scepsis over hoe ‘de kunstwereld’ met beelden omgaat en over de geilheid naar beelden in het algemeen.
• Hoor de klokken luiden van Thomas Huber tot 2 april gratis toegankelijk in de Antichambres van het Paleis voor Schone Kunsten, Koningsstraat 10, 1000 Brussel (02/507.84.66) tegelijk met een presentatie schilderijen en aquarellen in Galerie Transit, Zandpoortvest 10, 2800 Mechelen (015/33.63.36).